U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 13-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 09-04-2025. Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording
Grondslag
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot een haar toekomende of onder haar verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid.
De NZa houdt op grond van artikel 16, sub e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) toezicht op de naleving van artikel 40b van de Wmg. Artikel 40b van de Wmg voorziet in de verplichting voor een zorgaanbieder om zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.
In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:
NZa: Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in artikel 3 van de Wmg;
CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau;
Convenant NZa-CJIB: Convenant inzake het Innen en Incasso arrangement dat door het CJIB in opdracht van de NZa wordt ingezet voor de aangeleverde vorderingen;
CIBG: uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als bedoeld in artikel 13 Regeling openbare jaarverantwoording WMG;
zorgaanbieder: natuurlijk persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg in de zin van de Wmg verleent als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wmg;
combinatie-instelling: zorgaanbieder die tevens
1) jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel 1 van de Jeugdwet of gecertificeerde instelling is;
of
2) Veilig Thuisorganisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is;
IGJ: Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd;
Regeling: Regeling openbare jaarverantwoording WMG;
Wmg: Wet marktordening gezondheidszorg;
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
Ministerie van VWS: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Zorgaanbieders moeten op grond van artikel 40b van de Wmg een jaarverantwoording openbaren. De NZa is op grond van artikel 16, sub e van de Wmg belast met toezicht op uitvoering van deze verplichting. Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa vanaf het boekjaar 2024 toeziet op de naleving van deze verplichting en daarbij de haar in hoofdstuk 6 van de Wmg toegekende bevoegdheden inzet.
Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders geen rechtspersoonlijkheid bezittende verbanden van zorgaanbieders, met uitzondering van de zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende verbanden van zorgaanbieders waarop artikel 40b van de Wmg niet van toepassing is verklaard in het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. Deze beleidsregel is ook van toepassing op combinatie-instellingen.
1 De NZa houdt toezicht op de naleving van de verplichting als bedoeld in artikel 40b, eerste lid, van de Wmg. Op grond van artikel 40b van de Wmg dient een zorgaanbieder zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.
2 Zorgaanbieders dienen voor het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip zorg te dragen voor een volledige en juiste jaarverantwoording over het boekjaar. Deze jaarverantwoording dient te voldoen aan de in de Regeling gestelde voorschriften.
3 De NZa controleert ten aanzien van de zorgaanbieders de nakoming van de jaarverantwoording, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de bepalingen van artikel 40b van de Wmg.
4 De NZa stelt samenwerkingsafspraken op met de IGJ en het CIBG ten aanzien van het toezicht op de naleving van de verplichting van artikel 40b van de Wmg.
1 Als een zorgaanbieder artikel 40b, eerste lid, van de Wmg niet naleeft, kan de NZa een last onder dwangsom opleggen. Voordat een last onder dwangsom wordt opgelegd aan de zorgaanbieder, stuurt de NZa in beginsel een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan de zorgaanbieder. Dit geeft de zorgaanbieder de gelegenheid om in een zienswijze aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.
2 Een zienswijze op een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt inhoudelijk beoordeeld door de NZa als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De zienswijze is binnen de zienswijzetermijn van vier kalenderweken na verzending van het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom gegeven. Zienswijzen die buiten de zienswijzetermijn worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
b. Als een zienswijze op een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom tijdig is ingediend, waarbij voor de behandeling van de zienswijze noodzakelijke gegevens niet zijn ingevuld of onduidelijk zijn, zal de zorgaanbieder verzocht worden dit binnen redelijke termijn aan te vullen.
c. De NZa kan voor het indienen van de zienswijze het gebruik van een elektronisch formulier verplicht stellen. Het elektronische formulier wordt in dat geval bekend gemaakt via www.nza.nl.
3 De NZa kan een last onder dwangsom opleggen aan een zorgaanbieder in het geval hij aan het einde van de termijn volgend uit het voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom nog steeds niet (volledig) aan de verplichting van artikel 40b van de Wmg heeft voldaan en de eventuele zienswijze geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien.
4 De begunstigingstermijn van de last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken. Na de begunstigingstermijn wordt voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder die gehouden is een jaarverantwoording openbaar te maken en niet aan haar verplichtingen heeft voldaan een dwangsom van € 1.000,– verbeurd, met een maximum van € 10.000,–.
5 In afwijking van het vierde lid bedraagt de dwangsom € 500,– per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,–, als:
a. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van de Regeling;
b. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Regeling die voldoet aan het bepaalde in artikel 40b, vijfde lid, van de Wmg, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;
c. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, vierde lid van de Regeling;
d. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Regeling, aan wie ingevolge de subsidieregeling als bedoeld in dat artikellid, minder dan € 125.000 subsidie is verleend.
6 Als een zorgaanbieder niet tijdig voldoet aan de last onder dwangsom, kan de NZa een tweede last onder dwangsom opleggen. Alvorens een tweede last onder dwangsom op te leggen aan de zorgaanbieder stuurt de NZa een voornemen tot het opleggen van een tweede last onder dwangsom. Dit geeft de zorgaanbieder de gelegenheid om in een zienswijze aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een tweede last onder dwangsom. De voorwaarden van artikel 5, tweede lid van deze beleidsregel zijn overeenkomstig van toepassing voor deze zienswijze.
7 De begunstigingstermijn van de tweede last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken. Na de begunstigingstermijn wordt voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder die gehouden is een jaarverantwoording openbaar te maken niet aan haar verplichtingen heeft voldaan een dwangsom van € 2.500,– per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 25.000,–.
8 In afwijking van het zevende lid bedraagt de dwangsom € 1.250,– per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,–, als:
c. het een zorgaanbieder betreft, als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Regeling;
9 Als een zorgaanbieder niet voldoet aan de verplichtingen die volgen uit artikel 40b van de Wmg, dan kan de NZa op grond van artikel 85 van de Wmg een bestuurlijke boete opleggen. Voordat een bestuurlijke boete wordt opgelegd, stelt de NZa de zorgaanbieder in de gelegenheid om een zienswijze over het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete naar voren te brengen.
10 Als een zorgaanbieder na het opleggen van een of twee lasten onder dwangsom nog niet voldoet aan artikel 40b van de Wmg, dan kan de NZa besluiten om een onderzoek te starten naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering op grond van artikel 40a van de Wmg.
11 Als een zorgaanbieder na het opleggen van een of twee lasten onder dwangsom nog niet voldoet aan artikel 40b van de Wmg, dan kan de NZa besluiten om de zaak over te dragen voor strafrechtelijke vervolging aan de daartoe bevoegde partij. Het niet naleven van artikel 40b van de Wmg is een economisch delict (artikel 1 onder 2° van de Wet op de economische delicten).
12 De NZa maakt in beginsel geen gebruik van haar bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen.
1 Wanneer een zorgaanbieder naar aanleiding van een bestuurlijke sanctie een geldsom verschuldigd is, dan gaat de NZa in beginsel over tot invordering van deze geldsom. Wanneer wordt overgegaan tot het invorderen van de geldsom dan zal de NZa hiervoor een besluit tot invordering nemen: de invorderingsbeschikking.
2 Voordat wordt overgegaan tot invordering van de geldsom stelt de NZa de zorgaanbieder in beginsel – via een voornemen invorderingsbeschikking – in de gelegenheid een zienswijze, te geven inzake de invordering. De voorwaarden van artikel 5, tweede lid van deze beleidsregel zijn overeenkomstig van toepassing.
3 Na het verlopen van de zienswijzetermijn van het voornemen invorderingsbeschikking wordt de invorderingsbeschikking verstuurd.
4 Naar aanleiding van de invorderingsbeschikking zal de verbeurde geldsom worden geïnd, en indien nodig geïncasseerd. De inning en incasso van de geldsom geschiedt door het CJIB, namens de NZa.
5 In het geval van faillissement:
a. Als de zorgaanbieder failliet is verklaard door de rechter, dan gaat de NZa over tot invordering van de dwangsommen die zijn verbeurd voordat het faillissement is uitgesproken.
b. De NZa kan vereisen dat de rechterlijke uitspraak en een verklaring van de zorgaanbieder dat er is gestopt met het verlenen van zorg moet worden ingediend. De NZa kan hiervoor het gebruik van een elektronisch formulier verplicht stellen. Het elektronische formulier wordt in dat geval bekend gemaakt via www.nza.nl.
1 Een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling kan door de zorgaanbieder worden ingediend bij het CJIB. Het CJIB zal, in navolging van het convenant NZa-CJIB, dit verzoek ter beoordeling aan de NZa voorleggen.
2 Een betalingsregeling voor een periode van maximaal 10 termijnen kan worden toegewezen zonder dat daar een toelichting met financiële stukken voor nodig is.
3 Een betalingsregeling met een periode langer dan 10 termijnen dient te worden onderbouwd met financiële stukken. De stukken moeten worden ingediend via het Zivver portaal. Deze is beschikbaar op de website van de NZa. De NZa kan als alternatief hiervoor het gebruik van een elektronisch formulier verplicht stellen. Het elektronische formulier wordt in dat geval bekend gemaakt via www.nza.nl.
4 Nadat de dwangsommen zijn verbeurd en de dwangsom in rechte vast staat kan de zorgaanbieder bij de NZa een verzoek tot matiging of kwijtschelding indienen. Dit verzoek moet overeenkomstig artikel 7, derde lid van deze beleidsregel worden ingediend.
5 Een matigingsverzoek of een verzoek tot kwijtschelding van de dwangsom kan alleen in geval er sprake is van bijzondere omstandigheden worden toegekend. De bijzondere omstandigheden worden mede aan de hand van de Awb en jurisprudentie gewogen.
1 De NZa kan, overeenkomstig wet- en regelgeving, informatie over haar toezicht en handhaving openbaar maken door publicatie op haar website.
2 Op de openbaarmaking is de Wet open overheid van toepassing.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-040 wordt de Beleidsregel Handhaving openbare jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-037 ingetrokken.
De Beleidsregel Handhaving openbare jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-037, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Indien de Staatscourant waarin de beleidsregel ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2024, treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de beleidsregel wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2025.
De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-040.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.