Regeling Cultuureducatie voor het Caribisch deel van het Koninkrijk 2025–2028

[Regeling vervalt per 31-12-2028.]
Geraadpleegd op 12-06-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 09-04-2025.
Geldend van 20-11-2024 t/m 30-04-2025

Regeling Cultuureducatie voor het Caribisch deel van het Koninkrijk 2025–2028

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022;

en voor de gewijzigde versie op 27 maart 2023;

besluit:

Hoofdstuk 1. – Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

  • 1 In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

    • a. Activiteit: Een specifieke handeling of bezigheid die door de aanvrager wordt geïnitieerd en door, of met, de doelgroep (een individu, groep of organisatie) wordt uitgevoerd om een specifieke outcome te bereiken. Denk hierbij aan het brainstorms, repetities, coachingsessies, bijeenkomsten, presentaties etc.

    • b. Adviescommissie: Een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    • c. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

    • d. Beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit: Programma geïnitieerd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit programma waarborgt de landelijke kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs.

    • e. Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • f. Caribisch Nederland: de drie openbare lichamen van het land Nederland, zijnde de eilanden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • g. Cultuur: (De sector die zich kenmerkt door) het dynamische geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen, erfgoed, identiteiten etc. van een volk, gemeenschap of groep die tot stand komt door sociale en artistieke processen. Hierbij zijn religie, sport en activiteiten met een winstoogmerk per definitie uitgesloten.

    • h. Culturele codes: De Code Diversiteit en Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur.

    • i. Cultuureducatie: Het doelbewust leren over en door middel van cultuur binnen de school.

    • j. Cultuurparticipatie: Het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

    • k. Culturele instelling: Een instelling die zich inzet binnen de cultuursector en zich als zodanig heeft kenbaar gemaakt bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel of soortgelijke organisatie.

    • l. Deskundigheidsbevordering: De activiteiten die de deskundigheid van personen met betrekking tot de uitoefening van een functie of beroep verbeteren.

    • m. Europees deel van Nederland: Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.

    • n. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    • o. Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • p. Materiële investeringen: Aanschaf van materialen voor een project die de aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.

    • q. Materiaalkosten: Kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.

    • r. Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

    • s. Project: Een tijdelijke en doelgerichte inspanning van activiteiten en processen die door de aanvrager worden ondernomen om een specifiek doel te bereiken. Projecten worden gekenmerkt door een begin- en einddatum, een duidelijk omschreven doel, en een of meerdere activiteiten en taken die moeten worden uitgevoerd om het specifieke doel te bereiken.

    • t. Website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

  • 2 In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken staat wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van projecten die bijdragen aan meer en betere cultuureducatie. Dit is gekoppeld aan de onderwijsvisie van scholen in het primair, gespecialiseerd, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Artikel 1.3. Subsidieplafond en flexibiliteit

  • 1 In hoofdstuk 2 en 3 staat beschreven hoe hoog de subsidieplafonds zijn. Het Fonds kan besluiten de subsidieplafonds te wijzigen. Deze wijzigingen kunnen ook zien op specifieke categorieën van activiteiten of voor bepaalde regio's.

  • 2 Ook kan het Fonds besluiten de subsidiehoogte en het tijdvak waarbinnen kan worden aangevraagd aan te passen.

  • 3 Een besluit op grond van het eerste of tweede lid wordt gepubliceerd op de website van het Fonds.

Artikel 1.4. Algemene weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dit binnenkort gebeurt;

    • e. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling; of

    • f. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur of Fair Practice Code, zoals bedoeld in artikel 1.6, vierde en vijfde lid.

  • 2 Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3 Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4 Het Fonds kan weigeren om subsidie te verstrekken als de aanvraag op enige wijze niet in overeenstemming is met de regeling.

Artikel 1.5. Voorwaarden en beperkingen

  • 1 Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 2 Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is, en dat voor een sluitende begroting ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 3 Het Fonds kan in de volgende hoofdstukken verruimingen en beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten.

  • 4 Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.

  • 5 De kosten voor een verplichte accountantsverklaring, kunnen als subsidiabele kosten in de begroting worden opgenomen.

Artikel 1.6. Verplichtingen

  • 1 Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.

  • 2 Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Code Diversiteit & Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vierde en vijfde lid.

  • 3 Als de aanvrager een natuurlijk persoon is, dan geldt de verplichting om de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde lid.

  • 4 Voor de Governance Code Cultuur geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier, op grond van onderstaande onderdelen, aantoont:

    • a. bekend te zijn met de principes uit de code;

    • b. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • i. als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht van ten minste drie leden;

      • ii. als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • c. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.

  • 5 Voor de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 25.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hier achteraf op in de verantwoording.

Artikel 1.7. Indieningsvereisten

  • 1 Aanvragen worden ingediend via een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2 Aanvragen worden in ieder geval voorzien van:

    • a. een projectplan over de gehele looptijd van het project;

    • b. een sluitende begroting. De begroting mag geen tekort of overschot bevatten.

Artikel 1.8. Beoordelen aanvragen

  • 1 Het Fonds beoordeelt de aanvragen overeenkomstig de regeling. Bij het behandelen van de aanvraag, worden de volgende bepalingen in acht genomen:

    • a. Als de aanvraag compleet is, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag;

    • b. Als een onvolledige aanvraag wordt aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als moment van het indienen van de aanvraag;

    • c. De aanvragen worden op volgorde van ontvangst beoordeeld;

    • d. De aanvraag moet op alle beoordelingscriteria een voldoende scoren om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen;

    • e. Op de aanvraag wordt binnen uiterlijk dertien weken beslist.

Artikel 1.9. Voorschotten

  • 1 Als bij de vaststelling blijkt dat het project in overeenstemming met de aanvraag is uitgevoerd en de begrootte kosten zijn gemaakt, wordt de resterende 10% zo spoedig mogelijk na verzending van het vaststellingsbesluit overgemaakt.

  • 2 Het Fonds kan de bevoorschotting, al dan niet tijdelijk, stoppen als aanvragers hun subsidieverplichtingen niet nakomen. Dat kan het Fonds ook doen wanneer de omstandigheden buiten aanvragers om zodanig zijn veranderd dat het aannemelijk is dat de subsidiabele activiteiten niet op dezelfde manier kunnen worden voortgezet.

Artikel 1.10. Verantwoording en vaststelling

  • 1 Subsidieontvangers die een vaststellingsaanvraag moeten doen, doen dit door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Hoofdstuk 2. Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven. Op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend subsidie verstrekt voor de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2.1. Gebruikte begrippen

  • 1 In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

    • a. Adhesiebetuiging: schriftelijke ondersteuningsverklaring van het openbaar lichaam aan de aanvrager, voor de invulling van de rol van penvoerder bij deze regeling;

    • b. Openbaar lichaam: een overheidsorgaan met rechtspersoonlijkheid dat bijzondere bevoegdheden heeft en vastomlijnde taken uitvoert op Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • c. Penvoerder: een culturele instelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere culturele partners en het onderwijs, een subsidieaanvraag indient. De penvoerder is de projectleider en intermediair van het project.

Artikel 2.2. Doel en effecten

Op grond van dit hoofdstuk kan subsidie worden aangevraagd voor een meerjarig project. Dit project is gericht op meer en betere cultuureducatie in het primair, gespecialiseerd en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Caribisch Nederland. Scholen, culturele partners en de penvoerder werken samen in het ontwikkelen en uitvoeren van cultuureducatie die is gekoppeld aan de visie van de scholen.

  • 1. Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds projecten die gericht zijn op het bereiken van de volgende effecten:

    • a. effect a: Creatieve ontplooiing;

    • b. effect b: Verbinding;

    • c. effect c: Samenwerking;

    • d. effect d: Visieontwikkeling;

    • e. effect e: Kansengelijkheid.

Artikel 2.3. Wie kan aanvragen?

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Caribische deel van Nederland gevestigde:

  • a. rechtspersoon, die zich inzet voor cultuureducatie en beschikt over een adhesiebetuiging; en

  • b. de aanvrager is gevestigd op het eiland waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 2.4. Waarvoor kan worden aangevraagd

Subsidie kan alleen worden aangevraagd voor:

  • a. het ontwikkelen van cultuureducatie waarbij de school en culturele partner samenwerken aan het project. Dit project is gekoppeld aan de onderwijsvisie van de scholen;

  • b. de deskundigheidsbevordering voor culturele partners, leerkrachten en penvoerder;

  • c. het uitwerken van een goed werkende infrastructuur voor duurzame cultuureducatie op de scholen;

Met aandacht voor:

  • d. het doorgeven van lokaal immaterieel erfgoed aan nieuwe generaties;

  • e. waar mogelijk het gebruik van digitale technologie om bovenstaande te bevorderen.

Artikel 2.5. Hoogte van de subsidie

Voor een project:

  • a. kan per eiland een vastgesteld bedrag worden aangevraagd. Dat is voor:

    • i. Bonaire: € 580.183

    • ii. Sint Eustatius: € 231.016

    • iii. Saba: € 212.801

  • b. bedraagt de subsidie maximaal 100% van de totale projectkosten.

Artikel 2.6. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria. In de toelichting is uiteengezet op welke wijze die worden getoetst:

  • a. inhoudelijke kwaliteit; en

  • b. organisatorische kwaliteit.

Artikel 2.7. Indieningsvereisten

Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier op tijd is ontvangen en vergezeld gaat van:

  • a. een adhesiebetuiging van het openbaar lichaam;

  • b. een projectplan;

  • c. een begroting;

  • d. een lijst met beoogde samenwerkingspartners, met een toelichting op de taak- en rolverdeling van partners;

  • e. een recent bankafschrift waarmee het bankrekeningnummer geverifieerd kan worden;

  • f. in geval van een nieuwe penvoerder: de jaarrekeningen 2021, 2022 en 2023; en

  • g. in geval van (een samenwerking met) een culturele instelling die gesubsidieerd wordt uit de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2025–2028: een toelichting op de reguliere taken voor cultuureducatie.

Artikel 2.8. Indieningstermijnen

  • 1 Aanvragen op grond van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf de dag dat de regeling is gepubliceerd in de Staatscourant 13.00 uur tot en met 6 december 2024, 13.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

  • 2 Het Fonds kan indieningstermijnen hanteren die van het eerste lid afwijken. Als dat gebeurt, worden de afwijkende indieningstermijnen op de website van het Fonds gepubliceerd.

Artikel 2.9. Beoordelen aanvragen

Aanvragen die voldoen aan de eisen van de regeling, worden aan een interne adviescommissie voorgelegd voor advies. Aanvragen die niet voldoen aan de regeling kunnen worden afgewezen zonder de een adviescommissie om advies te vragen.

Artikel 2.10. Voorschotten

Zo spoedig mogelijk na het verzenden van het subsidieverleningsbesluit betaalt het Fonds 40% van de subsidie uit. In jaar 2 en 3 zal jaarlijks 30% worden voorgeschoten.

Artikel 2.11. Specifieke weigeringsgronden

Onverminderd de overige weigeringsgronden, wordt de subsidieaanvraag geweigerd als:

  • a. er minder dan een halve formatieplaats per jaar is opgenomen aan coördinatiekosten op de begroting;

  • b. de penvoerder een eigen subsidieregeling gebruikt om de verkregen subsidie van het Fonds te verdelen onder de partners;

  • c. er is voor het betreffende eiland al subsidie is verleend binnen dit hoofdstuk van de regeling.

Artikel 2.12. Bijzondere verplichtingen

  • 1 De penvoerder:

    • a. is de partij met wie het Fonds de subsidierelatie aangaat. De penvoerder is volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording;

    • b. is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • c. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan kennisdeling;

    • d. is verplicht deel te nemen aan het landelijke kennisdelingstraject door het Fonds en het LKCA. Bijkomende kosten hiervoor komen voor rekening van het Fonds;

    • e. reserveert op de begroting een reëel bedrag voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden verricht;

    • f. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het monitoring- en evaluatietraject;

    • g. bespreekt een keer per jaar de voortgang van het project met het Fonds en het openbaar lichaam en neemt halverwege de periode deel aan een tussentijdse evaluatie;

    • h. is verplicht deel te nemen aan het landelijke traject voor monitoring en evaluatie door het Fonds;

    • i. stelt het projectplan, verantwoordingen, evaluaties en contactgegevens van de penvoerder beschikbaar voor de kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door het LKCA.

  • 2 Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een looptijd van 15 maart 2025 tot en met uiterlijk 31 december 2028.

      Het Fonds kan besluiten van deze termijnen afwijken.

Artikel 2.13. Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de projecten in dit hoofdstuk tezamen is € 1.024.000.

Hoofdstuk 4. – Slotbepalingen

Artikel 4.1. Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager en alleen in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van deze regeling.

Artikel 4.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2028. Deze regeling blijft van toepassing op gehonoreerde aanvragen en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures die daaruit voortvloeien.

Artikel 4.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuureducatie voor het Caribisch deel van het Koninkrijk 2025–2028.

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

directeur-bestuurder