Regeling specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit 2023

[Regeling vervalt per 01-06-2026.]
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 08-07-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming van 4 juli 2023, nr. 4605733, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit (Regeling specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit 2023)

De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet,

Besluiten:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • gecertificeerde instelling: rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert;

  • gemeente: een van de voor deze aanpak geselecteerde gemeenten, te weten Almere, Delft, Dordrecht, Enschede, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Maastricht, Nijmegen, Roosendaal, Sittard-Geleen, Venlo en Vlaardingen;

  • jeugdboa: een buitengewoon opsporingsambtenaar zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering die zich in het bijzonder richt op strafbare feiten gepleegd door minderjarigen en de preventie daarvan;

  • Ministers: de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming;

  • zorg- en veiligheidshuis: een samenwerkingsverband waarin deelnemers uit het zorg- en veiligheidsdomein werken aan complexe, domeinoverstijgende problematiek, dat tot doel heeft het voorkomen en verminderen van recidive, ernstige overlast, criminaliteit en maatschappelijke uitval.

Artikel 2. Specifieke uitkering

  • 1 De Ministers kunnen op aanvraag van een gemeente een eenmalige specifieke uitkering verstrekken ten behoeve van het treffen van maatregelen ter voorkoming van jeugdcriminaliteit.

  • 2 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW die verschuldigd is over kosten voor de uitvoering van projecten en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1 Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam van de aanvragende gemeente;

    • b. een plan van aanpak ten behoeve van het treffen van maatregelen ter voorkoming van jeugdcriminaliteit;

    • c. een begroting voor ten hoogste vier jaren van de te ondernemen activiteiten; en

    • d. het IBAN-nummer waarop het toegekende bedrag kan worden overgemaakt.

  • 2 Het plan van aanpak bedoeld in het eerste lid, onder b, bevat in ieder geval:

    • a. een analyse van de doelgroep en problematiek;

    • b. een integraal plan waarin duidelijk wordt hoe lokale, regionale of landelijke partners zijn betrokken bij de planvorming;

    • c. een aanpak die is toegesneden op de onder a bedoelde doelgroep en problematiek;

    • d. een beschrijving van de maatregelen en interventies die worden ingezet in het kader van deze aanpak; en

    • e. een beschrijving van de samenwerking met de justitiële partners in het kader van deze aanpak.

  • 3 De aanvraag van de gemeenten Delft, Dordrecht, Roosendaal en Vlaardingen heeft betrekking op de kosten die worden gemaakt tussen 1 juni 2023 en 1 juni 2026, en wordt voor 24 april 2023 ingediend met gebruikmaking van een door de Minister ter beschikking gesteld digitaal aanvraagformulier.

  • 4 De aanvraag van de gemeenten Almere, Enschede, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Maastricht, Nijmegen, Sittard-Geleen en Venlo, heeft betrekking op de kosten die gemaakt zullen worden tussen 1 juni 2023 en 1 juni 2026, met dien verstande dat de kosten van 1 juni 2023 tot 1 januari 2024 zien op de voorbereidingskosten ten behoeve van de aanvraag. Deze aanvraag wordt voor 4 oktober 2023 ingediend met gebruikmaking van een door de Minister ter beschikking gesteld digitaal aanvraagformulier. Deze aanvraag bevat, in afwijking van het eerste lid, onder c, een begroting voor ten hoogste drie jaren.

Artikel 4. Hoogte specifieke uitkering

  • 2 Een gemeente kan over de gehele periode maximaal € 4.665.000 inclusief BTW aanvragen, waarbij compensabele BTW wordt afgedragen aan het BTW-compensatiefonds, waarvan maximaal € 1.555.000 per jaar naar rato van de bestedingsperiode.

  • 3 Een gemeente kan jaarlijks maximaal € 555.000,- van het aan hen toegekende bedrag besteden ten behoeve van de inzet op gezag door de justitiële functies: voor de inzet van de gecertificeerde instellingen, de capaciteit in de zorg- en veiligheidshuizen en de inzet van maximaal 1,5 fte aan jeugdboa’s in de gemeente.

  • 4 Voor de voorbereidingskosten voor de gemeenten Almere, Enschede, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Maastricht, Nijmegen, Sittard-Geleen en Venlo bedoeld in artikel 3, vierde lid, is in 2023 maximaal € 150.000 per gemeente beschikbaar.

Artikel 5. Wijze van verstrekking

Het aan de gemeenten toegekende bedrag wordt in de periode tussen 1 juni 2023 tot en met 1 februari 2026 bevoorschot en in drie of vier delen in jaarlijkse termijnen uitgekeerd. De eerste uitkering vindt plaats binnen zes weken te rekenen vanaf de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de eenmalige specifieke uitkering.

Artikel 6. Meldingsplicht

De gemeente die een eenmalige specifieke uitkering heeft ontvangen is verplicht om onverwijld een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor die uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht.

Artikel 7. Vaststelling en verantwoording

  • 1 Nadat de Ministers de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben ontvangen, stellen de Ministers de uitkering binnen 22 weken na de laatste termijn overeenkomstig de verlening vast.

  • 2 De Ministers kunnen de uitkering lager vaststellen, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b. de gemeente niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • d. de verlening van de uitkering onjuist was en de gemeente waaraan de uitkering is verleend dit wist of behoorde te weten.

Artikel 8. Terugvordering

De Ministers kunnen onverschuldigd uitgekeerde bedragen naar aanleiding van een lagere vaststelling van de uitkering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, terugvorderen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 24 april 2023.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister voor Rechtsbescherming,

F.M. Weerwind

Naar boven