Beleidsregel duurzaam herstel

Geraadpleegd op 29-04-2024.
Geldend van 01-07-2023 t/m 31-01-2024

Beleidsregel van het Instituut Mijnbouwschade Groningen van 8 juni 2023 met betrekking tot het toekennen van een in redelijkheid te bepalen tegemoetkoming voor iedere redelijke maatregel die nodig is om te bewerkstelligen dat de schade waarvoor door het Instituut Mijnbouwschade Groningen in het kader van zijn wettelijke taakuitoefening een vergoeding wordt toegekend, duurzaam kan worden hersteld (Beleidsregel duurzaam herstel)

Artikel 1. begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • Instituut: het Instituut Mijnbouwschade Groningen, bedoeld in artikel 2 van de Tijdelijke wet Groningen;

  • gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • gebrek aan de constructie: een bestaand gebrek aan de constructie van een gebouw voor zover het geen schade betreft als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet Groningen;

  • herstelmaatregel: een aan de hand van het op de website van het Instituut geplaatste technisch kader vastgestelde herstelmaatregel die passend en redelijk is gelet op het geconstateerde gebrek aan de constructie;

  • schade: schade zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Tijdelijke wet Groningen, daaronder begrepen de kosten van iedere redelijke maatregel ter voorkoming of beperking van schade als bedoeld in artikel 184 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

  • technisch kader: laatstelijk vastgesteld technisch kader voor de toepassing van duurzaam herstel zoals geplaatst op de website van het Instituut;

  • tegemoetkoming: tegemoetkoming in natura om schade duurzaam te herstellen als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de Tijdelijke wet Groningen;

  • verergerde schade: fysieke schade aan een gebouw die substantieel in omvang is toegenomen ten opzichte van de daaraan voorafgaande schadeopname in opdracht van de NAM, het CVW de TCMG of het Instituut;

  • werkwijze: laatstelijk vastgestelde Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen als bedoeld in artikel 10 van de Tijdelijke wet Groningen;

  • wet: Tijdelijke wet Groningen;

  • woning: onroerende zaak die, of het deel van een onroerende zaak dat, naar aard en inrichting bestemd is om als woning te dienen.

Artikel 2. fasering

  • 1 Het Instituut zal een aanvraag voor een tegemoetkoming voor een gebouw gelegen in het vastgestelde effectgebied van het Groningenveld, de gasopslag bij Norg of de gasopslag bij Grijpskerk, behandelen:

    • a. Beginnend bij circa 300 woningen in de plaatsen gelegen binnen de oude gemeentegrenzen van Loppersum, Appingedam en Ten Boer met de in de bijlage opgenomen postcodes voor zover de eigenaren van die woningen door het Instituut zijn benaderd om een aanvraag voor een tegemoetkoming te doen omdat zij naar verwachting voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, waarbij de volgorde van het benaderen van de eigenaren van woningen wordt bepaald op basis van omvang en ernst van de eerder gemelde schade. Indien dat voor het herstel van het gebrek aan de constructie van de woning noodzakelijk is, kan de aanvraag voor een tegemoetkoming mede betrekking hebben op een gebouw of deel van een gebouw van dezelfde eigenaar dat constructief met de woning verbonden is maar geen woning betreft.

    • b. Voor overige woningen in de plaatsen gelegen binnen de oude gemeentegrenzen van Loppersum, Appingedam en Ten Boer met de in de bijlage opgenomen postcodes die naar verwachting voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, vanaf de datum van afronding van de onder a bedoelde dossiers, waarbij de volgorde van behandeling van aanvragen wordt bepaald door de datum van uitbrengen van het advies van de deskundige over de lopende aanvraag tot vergoeding van fysieke schade aan de woning, bedoeld in artikel 12 van de wet. Indien dat voor het herstel van het gebrek aan de constructie van de woning noodzakelijk is, kan de aanvraag voor een tegemoetkoming mede betrekking hebben op een gebouw of deel van een gebouw van dezelfde eigenaar dat constructief met de woning verbonden is maar geen woning betreft.

  • 2 Indien voor andere gebouwen een aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden gedaan, wordt dit in het eerste lid bepaald door deze beleidsregel te wijzigen.

Artikel 3. voorwaarden tegemoetkoming duurzaam herstel

  • 1 Het Instituut kan bij de behandeling van aanvragen om vergoeding van fysieke schade aan een gebouw als bedoeld in artikel 11 van de wet, aan aanvrager naast de vergoeding van schade als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet bij separaat besluit een tegemoetkoming toekennen.

  • 2 Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid kan alleen worden toegekend indien:

    • a. aan de hand van het advies van een onafhankelijke deskundige, bedoeld in artikel 12 van de wet, door het Instituut is vastgesteld dat het gebouw een gebrek aan de constructie heeft;

    • b. er sprake is van nieuwe schade, met inbegrip van schade die na eerder herstel opnieuw is ontstaan, of verergerde schade aan het gebouw, die mede wordt veroorzaakt door een gebrek aan de constructie van het gebouw dat kans geeft op herhaalde schade aan dat gebouw, en aanvrager instemt met vergoeding van de schade in de vorm van te treffen maatregelen in natura;

    • c. de schade waarvoor de tegemoetkoming wordt toegekend minimaal schadetype D3 betreft zoals omschreven in het technisch kader, of aannemelijk is dat bij eerdere schadeopname in opdracht van de NAM, het CVW de TCMG of het Instituut schade van minimaal schadetype D3 aan het gebouw is vastgesteld; en

    • d. voor het betreffende gebouw in totaal een bedrag gelijk aan of groter dan € 15.000 inclusief BTW aan schadevergoeding voor fysieke schade is toegekend door de NAM, het CVW de burgerlijke rechter, de TCMG of het Instituut of wordt toegekend door het Instituut. Bij de bepaling van het minimale bedrag van € 15.000, bedoeld in de eerste volzin, wordt de vergoeding van bijkomende kosten, de overlastvergoeding en de vergoeding van wettelijke rente buiten beschouwing gelaten.

  • 3 Indien een of meerdere andere gebouwen constructief verbonden zijn met het gebouw waarvoor een tegemoetkoming wordt toegekend en herstel van het gebrek aan de constructie bedoeld in het tweede lid, onder, a, alleen mogelijk is als ook de constructie van dat andere gebouw of die andere gebouwen wordt hersteld, heeft de eigenaar van dat andere gebouw of die andere gebouwen ook aanspraak op een tegemoetkoming.

Artikel 4. procedure

  • 1 Het Instituut stelt aan de hand van het advies van de deskundige over de aanvraag tot vergoeding van fysieke schade aan het gebouw, bedoeld in artikel 12 van de wet, vast of sprake is van nieuwe of verergerde fysieke schade aan het gebouw en of die mogelijk mede wordt veroorzaakt door een gebrek aan de constructie van dat gebouw en kans geeft op herhaalde schade aan dat gebouw. Indien dat het geval is en aan artikel 2, eerste lid, en de overige voorwaarden van artikel 3, tweede lid, is voldaan, laat het Instituut, indien de eigenaar dat wenst en een aanvraag voor een tegemoetkoming doet, nader onderzoek uitvoeren naar de constructie van het gebouw. Indien het gebouw tevens is opgenomen in het programma van aanpak als bedoeld in artikel 13g, eerste lid, van de wet, kan het nader constructief onderzoek worden uitgevoerd door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, in opdracht van het Instituut.

  • 2 Buiten de gevallen bedoeld in het eerste lid, wordt geen tegemoetkoming toegekend.

  • 3 In de gevallen bedoeld in het eerste lid, tweede en derde volzin:

    • a. deelt het Instituut aan aanvrager mee op welke termijn het nader constructief onderzoek plaatsvindt en binnen welke termijn aanvrager een besluit over de tegemoetkoming kan verwachten; en

    • b. neemt het Instituut op basis van het nader constructief onderzoek een besluit over het al dan niet toekennen van een tegemoetkoming en, indien aan de orde, over de aard en omvang van de herstelmaatregel waarvoor de tegemoetkoming wordt toegekend.

  • 4 Indien het Instituut op basis van het nader constructief onderzoek voornemens is een tegemoetkoming toe te kennen, doet het Instituut een voorstel voor een tegemoetkoming en voor een herstelmaatregel met inachtneming van het bepaalde in deze beleidsregel en het technisch kader. Indien een of meerdere andere gebouwen constructief verbonden zijn met het gebouw waarvoor een voorstel voor tegemoetkoming wordt gedaan en herstel van het gebrek aan de constructie alleen mogelijk is als ook de constructie van dat andere gebouw of die andere gebouwen wordt hersteld, doet het Instituut het voorstel eveneens aan de eigenaren van dat andere gebouw of die andere gebouwen. Indien het technisch kader is gewijzigd na de mededeling, bedoeld in het derde lid, onder a, kan het Instituut het eerder geldende technisch kader toepassen als dat leidt tot een meer passende herstelmaatregel, mits dit doelmatig is.

  • 5 De eigenaar van het gebouw heeft uitsluitend aanspraak op een tegemoetkoming voor zover het de op basis van het vierde lid voorgestelde tegemoetkoming betreft en de eigenaar instemt met de voorgestelde herstelmaatregel. Indien er meerdere eigenaren zijn van een gebouw of de daarmee constructief verbonden gebouwen, voldoen alle eigenaren aan het bepaalde in de eerste volzin.

  • 6 Indien het Instituut op basis van het nader constructief onderzoek voornemens is geen tegemoetkoming toe te kennen, stelt het Instituut de eigenaar van het gebouw voorafgaand aan het nemen van een besluit in de gelegenheid binnen een door het Instituut te bepalen termijn een zienswijze te geven op dat voornemen.

Artikel 5. aard en omvang tegemoetkoming duurzaam herstel

  • 1 De tegemoetkoming wordt in de vorm van te treffen maatregelen in natura toegekend. Indien de op grond van de eerste volzin te treffen maatregelen noodzakelijkerwijs mede herstel van schade omvatten waarvoor eerder al een vergoeding is toegekend, wordt de eerder voor die schade toegekende vergoeding niet in mindering gebracht op de tegemoetkoming.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming bedraagt 100% van de kosten van de te treffen maatregelen in natura en de kosten die het directe gevolg zijn van het treffen van die maatregelen.

  • 3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal een waarde van € 125.000 inclusief BTW per gebouw. Het Instituut kan in uitzonderlijke gevallen een hogere tegemoetkoming toekennen. Het Instituut publiceert in zijn jaarverslag in hoeveel gevallen een hogere tegemoetkoming dan € 125.000 inclusief BTW per gebouw is toegekend.

  • 4 Indien ten aanzien van het gebouw waarvoor de tegemoetkoming wordt toegekend sprake is van samenloop met het treffen van versterkingsmaatregelen bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, kan het Instituut met instemming van de eigenaar van het gebouw de tegemoetkoming doen toekomen aan Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in geval er wordt gekozen voor sloop en nieuwbouw van het gebouw.

Artikel 6. inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Artikel 7. citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel duurzaam herstel.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Groningen, 8 juni 2023

H.C.D. Korvinus

Voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

M.Tj. Bouwes

Plaatsvervangend voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

P.B.M.J. van der Beek-Gillessen

Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

E.C.M. van Schie

Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

B.J. Wierenga

Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

Naar boven