Regeling aanstellingseisen politie 2023

Geraadpleegd op 09-05-2024.
Geldend van 31-01-2023 t/m 31-10-2023

Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 23 januari 2023, nr. 4381549, houdende regels omtrent het aanstellen van politieambtenaren (Regeling aanstellingseisen politie 2023)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Rijbewijs

  • 1 De kandidaat aspirant of de kandidaat vrijwilliger-aspirant is op het moment van aanstelling in het bezit van het rijbewijs B.

  • 2 De kandidaat ambtenaar in opleiding of de kandidaat vrijwillige ambtenaar in opleiding is op het moment van aanstelling in het bezit van het rijbewijs B, indien de functie, waarin de kandidaat na het voltooien van de opleiding wordt geplaatst of wordt ingezet, vergt dat diegene met enige regelmaat als bestuurder van een personenauto optreedt.

  • 3 Het bevoegd gezag draagt ervoor zorg dat de eis van het rijbewijs B, bedoeld in het tweede lid, voor kandidaten met dezelfde functie of met dezelfde inzet uniform wordt toegepast.

Artikel 4. Opleidingsniveau

  • 3 Kandidaten die niet voldoen aan de in het eerste of tweede lid gestelde eisen krijgen de gelegenheid om een toelatingstoets af te leggen. Indien deze toets met goed gevolg wordt afgelegd, voldoet de kandidaat aan de eisen met betrekking tot het vooropleidingsniveau.

  • 4 Tenzij het een interne kandidaat betreft, worden er bij de kandidaat kosten ten bedrage van € 50,– in rekening gebracht voor het afleggen van de toelatingstoets.

  • 5 Bij aanstelling van de kandidaat worden de kosten van de toelatingstoets vergoed op basis van een declaratie van de kandidaat.

  • 6 Het bevoegd gezag kan van het vierde lid afwijken indien het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet billijk is kosten in rekening te brengen.

Artikel 5. Werk- en denkniveau

De kandidaat ambtenaar in opleiding of de kandidaat vrijwillige ambtenaar in opleiding voldoet ten minste aan het werk- en denkniveau opgenomen in de functiebeschrijving, bedoeld in de Regeling vaststelling LFNP, van de functie waarin de ambtenaar in opleiding of kandidaat vrijwillige ambtenaar in opleiding na het voltooien van de politieopleiding wordt ingezet.

Artikel 6. Geschiktheidsonderzoek

  • 1 Ter beoordeling van de geschiktheid van de kandidaat voor de toekomstige beroepsuitoefening ondergaat de kandidaat aspirant, de kandidaat vrijwilliger-aspirant, de kandidaat ambtenaar in opleiding of de kandidaat vrijwillige ambtenaar in opleiding een geschiktheidsonderzoek, dat kan bestaan uit verschillende onderdelen.

  • 2 Voor de kandidaat aspirant en de kandidaat vrijwilliger-aspirant bestaat het geschiktheidsonderzoek uit een onderzoek naar de mentale, fysieke en medische geschiktheid van een kandidaat.

  • 4 Het onderzoek naar de mentale geschiktheid bestaat uit een onderzoek naar de taalvaardigheid, een onderzoek naar de cognitieve capaciteiten en een onderzoek naar het psychologisch profiel van de kandidaat.

  • 5 De kosten van het geschiktheidsonderzoek komen ten laste van het bevoegd gezag.

  • 6 De kosten van een herbeoordeling als bedoeld in artikel 14, een herkansing als bedoeld in artikel 15 of een herkeuring als bedoeld in artikel 16 komen ten laste van het bevoegd gezag, met uitzondering van de reiskosten.

Hoofdstuk 2. Mentale geschiktheid

Artikel 7. Taalvaardigheid

  • 1 De kandidaat moet de Nederlandse taal voldoende vaardig zijn.

  • 2 De Nederlandse taalvaardigheid van de kandidaat wordt beoordeeld aan de hand van diens hoogst genoten en afgeronde Nederlandse opleiding of een Nederlandse taaltoets.

  • 3 Indien de kandidaat aspirant en de kandidaat vrijwilliger-aspirant tenminste een diploma heeft dat toegang geeft tot een politieopleiding op het kwalificatieniveau NLQF 5, NLQF 6 of NLQF 7 wordt de taalvaardigheid zonder meer als voldoende beoordeeld, tenzij het een buitenlands diploma betreft.

  • 4 Indien de kandidaat ambtenaar in opleiding of de kandidaat vrijwillige ambtenaar in opleiding na het voltooien van de politieopleiding wordt geplaatst in een functie waarvoor een hbo of wo werk- en denkniveau geldt wordt de taalvaardigheid zonder meer als voldoende beoordeeld, tenzij het werk- en denkniveau van de kandidaat, bedoeld in artikel 5, enkel berust op een buitenlands diploma.

  • 5 In andere gevallen wordt de taalvaardigheid beoordeeld aan de hand van een Nederlandse taaltoets, waarbij de kandidaat aan taalvaardigheidsniveau B1 dient te voldoen.

  • 6 Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de Nederlandse taaltoets die gehanteerd wordt:

    • a. gangbaar is om het Nederlandse taalniveau van studenten vast te stellen in het Nederlandse onderwijs;

    • b. gebruik maakt van de objectieve criteria van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader en de vereiste taalvaardigheidsniveaus in de termen van dat kader worden uitgedrukt;

    • c. onder toezicht wordt afgenomen.

Artikel 8. Cognitieve capaciteiten

  • 1 De cognitieve capaciteiten van een kandidaat moeten diegene in staat stellen op het voor de kandidaat geldende functieniveau adequaat te functioneren.

  • 2 De cognitieve capaciteiten van een kandidaat worden gemeten aan de hand van een cognitieve capaciteitentest.

  • 3 De score van de kandidaat wordt vergeleken met de referentiegroep die voor het desbetreffende functieniveau relevant is en moet voldoen aan een minimale percentielscore van 16.

  • 4 Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de cognitieve capaciteitentest die gehanteerd wordt ten minste als voldoende is beoordeeld op de aspecten Theoretische uitgangspunten, Betrouwbaarheid en Validiteit door de Commissie Testaangelegenheden Nederland en onder toezicht wordt afgenomen.

Artikel 9. Psychologisch profiel

  • 1 Een kandidaat moet op basis van het psychologisch profiel van de kandidaat in staat zijn adequaat te functioneren in de beroepspraktijk.

  • 2 Het psychologisch profiel van een kandidaat wordt in kaart gebracht door middel van een psychologisch onderzoek.

  • 3 Het psychologisch onderzoek, genoemd in het tweede lid, bestaat uit:

    • a. een psychologisch interview met ingrijpende gebeurtenissen lijst;

    • b. een persoonlijkheidsvragenlijst;

    • c. een praktijksimulatie.

  • 4 De psycholoog maakt een afweging van de scores op de drie genoemde onderdelen en vormt zich een eindoordeel over de kandidaat, uitgedrukt in scores op de voor de functie en opleidingsniveau relevante competenties, opgenomen in bijlage 1.

  • 5 De competenties worden beoordeeld op een 5-puntsschaal.

  • 6 De score per competentie leidt tot een somscore. Voor kandidaat aspiranten en kandidaat vrijwilliger-aspiranten is de vereiste minimale somscore:

    • a. 18 voor een politieopleiding op kwalificatieniveau NLQF 4, ten behoeve van aanstelling in het vakgebied GGP of het vakgebied Tactische Opsporing;

    • b. 21 voor een politieopleiding op de kwalificatieniveaus NLQF 5, NLQF 6 en NLQF 7 ten behoeve van aanstelling in het vakgebied GGP;

    • c. 23 voor een politieopleiding op de kwalificatieniveaus NLQF 5, NLQF 6 en NLQF 7 ten behoeve van aanstelling in het vakgebied Tactische Opsporing.

  • 7 De kandidaat aspirant en de kandidaat vrijwilliger aspirant ontvangt een negatief advies als:

    • a. de vereiste minimale somscores, genoemd in het zesde lid, niet worden behaald;

    • b. de in bijlage 1 genoemde minimale score per competentie niet wordt behaald.

  • 8 De kandidaat ambtenaar in opleiding en de kandidaat vrijwillige ambtenaar wordt enkel op de competentie stressbestendigheid getoetst.

  • 9 De kandidaat ambtenaar in opleiding en kandidaat vrijwillige ambtenaar in opleiding ontvangen een negatief advies als de minimale score van 2 op de competentie stressbestendigheid niet wordt behaald.

  • 10 Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat het psychologisch onderzoek dat gehanteerd wordt:

    • a. wordt afgenomen onder de verantwoordelijkheid van een psycholoog die is aangesloten bij het Nederlands Instituut voor Psychologen;

    • b. testen bevat die zoveel mogelijk voldoen aan de beoordelingscriteria van de Commissie Testaangelegenheden Nederland voor psychologische testen.

Hoofdstuk 3. Fysieke geschiktheid

Artikel 10. Fysiek motorisch onderzoek

  • 1 De kandidaat moet fysiek motorisch voldoende in staat zijn om de fysieke taken behorend bij de beroepspraktijk naar behoren te kunnen uitvoeren.

  • 2 De fysiek motorische capaciteiten van een kandidaat worden beoordeeld aan de hand van een fysiek motorisch onderzoek.

  • 3 In het fysiek motorisch onderzoek moet de kandidaat een circuit met hindernissen afleggen binnen de in bijlage 2 genoemde minimale normtijd, gerelateerd aan de leeftijd en het geslacht van de kandidaat. Het circuit bestaat uit drie onderdelen die zijn uitgezet in een binnenruimte en zijn gebaseerd op de achtervolging te voet, het onder controle brengen van een verdachte en het handmatig verplaatsen van zware objecten.

Hoofdstuk 4. Medische geschiktheid

Artikel 11. Medisch onderzoek

  • 1 Nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van de kandidaat hebben plaatsgevonden en het bevoegd gezag op grond daarvan voornemens is de kandidaat aan te stellen, worden de kandidaat aspirant of de kandidaat vrijwilliger-aspirant door het bevoegd gezag onderworpen aan een medisch onderzoek met inachtneming van de eisen in bijlage 3 bij deze regeling.

  • 2 De inhoud van het medisch onderzoek wordt afgestemd op de overige onderdelen van het reeds doorlopen geschiktheidsonderzoek.

Hoofdstuk 5. Uitkomst onderzoeken en mogelijkheid tot herkansing

Artikel 12. Mededeling en geldigheid uitkomst

  • 1 De uitkomsten van de verschillende onderdelen van het geschiktheidsonderzoek worden de kandidaat zo snel mogelijk na het voltooien van het desbetreffende onderzoek meegedeeld.

  • 2 De positieve uitslag van het geschiktheidsonderzoek blijft twee jaar geldig.

  • 3 Indien de uitslag van het geschiktheidsonderzoek onvoldoende is, blijft deze uitslag drie maanden gelden.

  • 4 In afwijking van het derde lid blijft een onvoldoende uitslag op het psychologische profiel van de kandidaat een jaar gelden.

Artikel 13. Herbeoordeling psychologisch onderzoek

  • 1 De kandidaat waarvan de uitslag van het psychologisch onderzoek, bedoeld in artikel 9, onvoldoende is, kan verzoeken om een toelichtend gesprek met de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het desbetreffende onderzoek heeft plaatsgevonden. Binnen twee weken na dit verzoek vindt dit gesprek plaats.

  • 2 Indien de kandidaat van mening is dat er bij het onderzoek fouten zijn gemaakt in de procedure of dat er sprake is van feitelijke onjuistheden, kan de kandidaat een met redenen omkleed verzoek doen om de resultaten van het psychologisch onderzoek en het verloop van de procedure opnieuw te laten beoordelen.

  • 3 De kandidaat maakt de wens tot een herbeoordeling binnen zes weken na het toelichtend gesprek, bedoeld in het eerste lid, met redenen omkleed aan het bevoegd gezag kenbaar.

  • 4 Ingeval van herbeoordeling wordt de door het bevoegd gezag te nemen beslissing ten aanzien van de aanstelling uitgesteld totdat de uitslag van de herbeoordeling aan het bevoegd gezag is meegedeeld.

  • 5 De herbeoordeling geschiedt door een andere psycholoog dan die het oorspronkelijke onderzoek heeft uitgevoerd.

Artikel 14. Herkansing fysiek motorisch onderzoek

  • 1 Indien de uitslag van het fysiek motorisch onderzoek onvoldoende is, kan binnen twee weken na de mededeling, bedoeld in artikel 12, eerste lid, op uitnodiging van het bevoegd gezag, opnieuw een fysiek motorisch onderzoek bij de kandidaat worden afgenomen.

  • 2 Dit tweede fysiek motorisch onderzoek vindt binnen drie maanden na de mededeling plaats.

  • 3 Ingeval van herkansing wordt de door het bevoegd gezag te nemen beslissing ten aanzien van de aanstelling uitgesteld totdat de uitslag van de herkansing aan het bevoegd gezag is meegedeeld.

Artikel 15. Herkeuring medisch onderzoek

  • 1 Als aan de uitslag van het medisch onderzoek een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde bedenkingen wordt verbonden, heeft de kandidaat recht op een herkeuring.

  • 2 De kandidaat maakt de wens tot een herkeuring binnen twee weken na de mededeling in artikel 12, eerste lid, met redenen omkleed aan het bevoegd gezag kenbaar.

  • 3 Ingeval van herkeuring wordt de door het bevoegd gezag te nemen beslissing ten aanzien van de aanstelling uitgesteld totdat de uitslag van de herkeuring aan het bevoegd gezag is meegedeeld.

  • 4 De herkeuring geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen. Het bevoegd gezag en de kandidaat wijzen elk een geneeskundige aan voor de commissie. Deze geneeskundigen wijzen een derde geneeskundige voor de commissie aan. De geneeskundige die het medisch onderzoek heeft verricht en de behandelend arts van de kandidaat maken geen deel uit van de commissie.

Artikel 16. Gevolg negatieve uitkomst

Niet tot aanstelling kan worden overgegaan indien de kandidaat:

  • a. op een van de voor de kandidaat vereiste onderdelen van het onderzoek naar de mentale geschiktheid het minimale vereiste niveau niet heeft behaald,

  • b. binnen het fysiek motorisch onderzoek niet aan de minimale normen heeft voldaan, of

  • c. bij het medisch onderzoek niet aan de vereisten heeft voldaan.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage 1

Politieopleiding NLQF 4

Competentie

Definitie

Normering (1–5 punten)

Stressbestendigheid

Blijft effectief presteren onder hoge werk- en tijdsdruk, bij tegenspel en druk door anderen en in onzekere omstandigheden. Relativeert en herstelt zijn/haar motivatie na teleurstelling of tegenslag, toont zich evenwichtig.

Minimaal 3

Oordeelsvorming

Weegt (nieuwe) gegevens en mogelijke handelwijzen tegen elkaar af in het licht van relevante criteria en komt tot een realistische, verantwoorde en onderbouwde beoordeling.

Minimaal 3

Zelfreflectie

Laat blijken eigen gedrag en standpunten kritisch te evalueren en open te staan voor evaluatie door anderen. Toont te leren van deze evaluaties door wijziging van eigen gedrag of de standpunten.

Minimaal 2

Samenwerken

Heeft oog voor het groepsbelang, stelt zich collegiaal op en draagt actief bij aan het realiseren van het gemeenschappelijke resultaat.

Minimaal 2

Sociale Vaardigheid

Beweegt zich tactvol en gemakkelijk in contacten met anderen. Is in staat met zijn optreden emoties en de sociale interactie te beïnvloeden.

Minimaal 2

Gezag

Maakt een stevige en betrouwbare eerste indruk op anderen, handhaaft deze en handelt met impact.

Minimaal 2

Initiatief

Signaleert kansen. Handelt ernaar en durft daarbij risico’s te nemen om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel voor de organisatie te behalen. Begint liever uit zichzelf dan passief af te wachten.

Minimaal 2

Politieopleiding NLQF 5-6-7 – Vakgebied GGP

Competentie

Definitie

Normering (1–5 punten)

Stressbestendigheid

Blijft effectief presteren onder hoge werk- en tijdsdruk, bij tegenspel en druk door anderen en in onzekere omstandigheden. Relativeert en herstelt zijn/haar motivatie na teleurstelling of tegenslag, toont zich evenwichtig

Minimaal 3

Oordeelsvorming

Weegt (nieuwe) gegevens en mogelijke handelwijzen tegen elkaar af in het licht van relevante criteria en komt tot een realistische, verantwoorde en onderbouwde beoordeling.

Minimaal 3

Leervermogen

Is alert op nieuwe informatie. Maakt zich actief meester van nieuwe kennis en past deze effectief toe voor de eigen functie. Kan op zichzelf en eigen handelen reflecteren

Minimaal 2

Netwerkvaardigheid

Ontwikkelt en onderhoudt relaties, allianties en coalities zowel binnen als buiten de eigen organisatie en benut deze voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking.

Minimaal 2

Coachen

Verkent de ontwikkelbehoeften van anderen en stimuleert, motiveert en coacht hen om hun vakbekwaamheid op een hoger niveau te brengen en de ander zo verder te ontwikkelen.

Minimaal 3

Initiatief

Signaleert kansen. Handelt ernaar en durft daarbij risico’s te nemen om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel voor de organisatie te behalen. Begint liever uit zichzelf dan passief af te wachten.

Minimaal 2

Overtuigingskracht

Toont gedrag dat er op is gericht om anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en instemming te krijgen met bepaalde plannen of ideeën.

Minimaal 2

Politieopleiding NLQF 5-6-7 – Vakgebied Tactische Opsporing

Competentie

Definitie

Normering (1–5 punten)

Stressbestendigheid

Blijft effectief presteren onder hoge werk- en tijdsdruk, bij tegenspel en druk door anderen en in onzekere omstandigheden. Relativeert en herstelt zijn/haar motivatie na teleurstelling of tegenslag, toont zich evenwichtig.

Minimaal 3

Oordeelsvorming

Weegt (nieuwe) gegevens en mogelijke handelwijzen tegen elkaar af in het licht van relevante criteria en komt tot een realistische, verantwoorde en onderbouwde beoordeling.

Minimaal 3

Leervermogen

Is alert op nieuwe informatie. Maakt zich actief meester van nieuwe kennis en past deze effectief toe voor de eigen functie. Kan op zichzelf en eigen handelen reflecteren

Minimaal 2

Creativiteit

Bekijkt vraagstukken vanuit verschillende invalshoeken. Komt tot originele, oorspronkelijke en vernieuwende ideeën of oplossingen voor problemen die met de functie verband houden.

Minimaal 2

Kwaliteitsgerichtheid

Stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het eigen werk. Is voortdurend op zoek naar mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren.

Minimaal 2

Netwerkvaardigheid

Ontwikkelt en onderhoudt relaties, allianties en coalities zowel binnen als buiten de eigen organisatie en benut deze voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking

Minimaal 3

Overtuigingskracht

Toont gedrag dat er op is gericht om anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en instemming te krijgen met bepaalde plannen of ideeën.

Minimaal 2

Bijlage 2

Voor het fysiek motorisch onderzoek moet de kandidaat een circuit met hindernissen afleggen waarbij de volgende minimale normtijden gelden:

Vrouwen

                 

Leeftijd

18–24

25–29

30–34

35–39

40–44

45–49

50–54

55–59

60 en ouder

 

3:45

3:46

3:52

4:00

4:07

4:13

4:25

4:40

4:50

Mannen

                 

Leeftijd

18–24

25–29

30–34

35–39

40–44

45–49

50–54

55–59

60 en ouder

 

3:08

3:10

3:13

3:19

3:24

3:30

3:38

3:53

4:00

Het circuit bevat de volgende onderdelen:

  • Het overbruggen van een kast (zowel in lengte- als breedterichting)

  • Het springen over banken

  • Het duwen en trekken van een verzwaarde kar

  • Het verplaatsen van medicine ballen

Het circuit wordt uitgezet in een binnenruimte met een minimale afmeting van 9 x 18 meter waarbij aan alle kanten een vrije ruimte aanwezig is van minimaal 1 meter.

Gesommeerd over het gehele circuit rent en sprint de kandidaat 226,5 meter, duwt deze een kar van 200 kilogram over 18 meter (verdeeld over 3 rondes) en trekt hij/zij deze kar 12 meter (verdeeld over 2 rondes). Verder wordt tillend een gewicht van 5 kilogram over een afstand van ± 3 meter per keer verplaatst (verdeeld over 3 rondes met een frequentie van 6 maal per ronde).

Bijlage 3

De kandidaat aspirant en de kandidaat vrijwilliger-aspirant worden onderworpen aan een medische keuring, gerelateerd aan de te verrichten taken en werkzaamheden.

Taken/werkzaamheden

In de uitvoering van het zorgen voor een daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dit behoeven (artikel 3 Politiewet 2012) zijn de volgende elementen te onderscheiden:

  • Surveillance: hierbij moet vaak gedurende lange tijd eenzelfde houding worden aangenomen

  • Achtervolging: hierbij moet veel en vaak hard en soepel worden gelopen, gekropen, geklommen, gesprongen en gezwommen

  • Aanhouding: hierbij moeten verdachte personen worden achtervolgd, aangehouden en – zo nodig met geweld – worden overmeesterd, waarbij niet te snel gebruik mag worden gemaakt van (vuur)wapens

De diensten zijn onregelmatig (dag-, avond-, weekend- en nachtdiensten). De diensten worden te voet, per (motor)rijwiel of per auto verricht en moeten onder alle weersomstandigheden doorgang vinden.

Expositie aan gevaarlijke stoffen – ook radioactieve – komt voor. Het dragen van een helm, beschermende kleding en een gasmasker is soms noodzakelijk.

Ten aanzien van de energetische belastbaarheid is voor politieambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak het fysiek motorisch onderzoek maatgevend. De ergometrie dient om relevante cardiovasculaire pathologie uit te sluiten en de bepaalde VO2max dient als bevestiging bij het fysiek motorisch onderzoek. In de uitzonderlijke situatie dat de keuring plaatsvindt zonder voorafgaand fysiek motorisch onderzoek of bij het niet gehaald hebben van de minimumnorm tijdens de selectie, geldt de minimale norm voor de VO2max. Deze norm is voor leeftijd en geslacht minus 10% in de bijlage gecorrigeerd.

Onderzoeksmethode en normering bij de verschillende onderdelen:

Klauteren en klimmen

– geen beperkingen van de bovenste ledematen

– geen beperkingen van de onderste ledematen

– een belastbaarheid van minimaal 8 MET’s, overeenkomend met een VO2-max van tenminste 28 ml/min/kg1

– longfunctie: FEV1 en (F)VC: tenminste de voorspelde waarde minus 1,6 × standaarddeviatie (FEV1 en (F)VC ≥80% en: FEV1/FVC (Tiffenau) >70%); zijn FEV1 en (F)VC lager, dan is aanvullend longfunctieonderzoek nodig

 

Geen duidelijke cardiale beperkingen zoals:

– decompensatio cordis vanaf NYHA-klasse 2 (= probleemloos in rust maar normale fysieke activiteit resulteert in vermoeidheid, hartkloppingen, dyspnoe of angineuze pijn)

– angina pectoris vanaf NYHA-klasse 3 (= klachten bij normale dagelijkse activiteiten)

– ritmestoornissen

 

Geen bewustzijnsdalingen of evenwichtsstoornissen. De volgende specifieke eisen zijn in dit opzicht van belang:

– bij type I diabetes: een goede instelling blijkend uit de HbA1c-waarde, zelfcontrole, ziekte-inzicht, hypo-herkenning, de vaardigheid om de insulinedosering aan te passen

– bij epilepsie: minimaal twee jaar aanvalsvrij

– geen gebruik van psychofarmaca die het bewustzijn kunnen beïnvloeden

– geen syndroom of ziekte van Menière

– visus met eventuele correctie, van beide ogen tezamen ≥ 0,8 D1

   

Energetische belasting

– geen hoogtevrees in de anamnese

– een goede functie van het cardiorespiratoir systeem (afhankelijk van de daadwerkelijk vereiste belasting betekent dit meestal een belastbaarheid van minimaal 10 MET ofwel een VO2-max van minimaal 35 ml/kg/min)*

– afwezigheid van aandoeningen die deze functie kunnen verminderen, zoals hartfalen, sommige hartritmestoornissen, astma en COPD, overgewicht

   

Scherp zien op afstand

Ongestoorde visuele waarneming van objecten op een afstand van meer dan 60 centimeter:

– visus met correctie: binoculair ≥ 1,0, slechtste oog ≥ 0,5*

– visus zonder correctie: beste oog ≥ 0,25

– geen diplopie

– gezichtsvelden: binoculair, horizontaal tot 90° temporaal beiderzijds

– schemerzien

– bij brilgebruik bij visus ≥ -2D dient bril met brilveren gebruikt te worden

   

Kleuren zien en onderscheiden

Het kunnen onderscheiden van die kleuren die voor de functie van belang zijn: goede score op HRR-test of Ishihara-test; bij twijfel de Farnsworth D15-test

   

Horen

Het kunnen waarnemen van geluid (menselijke spraak en andere vormen van geluid) dat informatie bevat die essentieel is voor een goede en veilige taakuitoefening:

– voor het verstaan van spraak: voor het slechtste oor een gehoorverlies voor spraak in ruis van minder dan 3 dB (in S/N ratio)

– voor het horen van waarschuwingssignalen: voor het slechtste oor een verlies voor tonen van maximaal 40 dB voor de frequenties van 500 t/m 4.000 Hz, en het kunnen lokaliseren van een geluid binnen 45 graden

– Gebruik van gehoortoestellen is contra-indicatie vanwege risico op verlies bij een geweldsincident en problemen bij zwemmen

   

Verhoogde waakzaamheid en oordeelsvermogen

– geen klachten over concentratievermogen: bijvoorbeeld geen chronische toxische encephalopathie (CTE, ook wel OPS genoemd) vanaf type 2

– geen bewustzijnsdalingen of klachten hiervan:

- geen pathologische hypersomnolentie door slaapapnoesyndroom

- geen narcolepsie

– bij type I diabetes: een goede instelling blijkend uit de HbA1c-waarde, zelfcontrole, ziekte-inzicht, hypo-herkenning, en vaardigheid om de insulinedosering aan te passen

– bij epilepsie: de eisen te stellen conform de groep 2 eisen in de Regeling Eisen Geschiktheid CBR (wordt ook gebruikt bij andere veiligheidsfuncties):

- Na een eerste epileptische aanval: permanent ongeschikt met als uitzondering: indien na één insult die niet behandeld wordt met medicatie, en er geen duidbare oorzaak is gevonden en geen epileptische EEG afwijkingen worden gevonden op het standaard-EEG, het slaaponthoudings-EEG en het slaap-EEG, is er sprake van ongeschiktheid tot twee jaar na de aanval.

- Na meer dan een aanval: permanent ongeschikt met als uitzondering: indien de medicatie is gestaakt en er na het staken van de medicatie geen epileptische EEG afwijkingen worden gevonden op het standaard-EEG, het slaaponthoudings-EEG en het slaap-EEG, is er sprake van ongeschiktheid tot vijf jaar na het staken van de medicatie minimaal twee jaar aanvalsvrij

– geen gebruik van psychofarmaca die de waakzaamheid of het oordeelsvermogen beïnvloeden

– geen levensbedreigende ritmestoornissen of andere risico’s op plotseling hartfalen

– psychische belastbaarheid: geen psychiatrische contra-indicaties (DSM4 criteria, depressie, gestoorde waarneming, verminderde zelfkritiek, hyperventilatie)

– geen alcohol- of drugsverslaving

   

Fysieke piekbelasting houdings- en bewegingsapparaat

– geen beperkingen van de bovenste ledematen

– geen beperkingen van de onderste ledematen

– gedurende de laatste vijf jaar geen langdurige rugklachten (langer dan drie maanden) of frequent voorkomende rugklachten

1 Bij overlappende belastbaarheideisen van de diverse functie-eisen belastbaarheideisen moet de zwaarste eis als beoordelingscriterium genomen worden.

Naar boven