Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van
12 juli 2021, nr. WJZ/28335253 (9683), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 2.28, 2.53, vijfde lid, 2.72, derde en vierde lid, 2.75, zesde lid, 2.86, 6.2, tweede lid, 7.10, eerste lid, 7.23, vierde lid, 7.24, tweede lid, 7.27, derde lid, onderdeel b, en achtste lid, 7.30, vierde lid, 7.49, tweede lid, 7.50, tweede lid, 7.59, tweede lid, 7.57, derde lid, 8.9a, tweede lid, 8.17, vijfde lid, 8.24, eerste lid, 8.27, vierde lid, 9.1, eerste lid, 9.2, eerste lid, en 11.62, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 38a, tweede lid, 40b, eerste lid, 42, eerste lid, 69, tweede lid, 120, derde lid, en 176i van de Wet op het primair onderwijs, artikel 46, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES, de artikelen 13, zevende lid, 19a, 38a, tweede lid, 42a, eerste lid, 43, eerste lid, 70, tweede en derde lid, 162b, tweede en vijfde lid, en 162l van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 2.3.6a, zevende lid, en 2.5.5a, negende lid, en 8.3.2, tweede en vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 6.13, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, artikel 27 van de Wet medezeggenschap op scholen, artikel 2, eerste lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, de artikelen 8, vierde lid, 12, zesde en zevende lid, 15, zesde lid, 16, derde lid, 17, derde lid, 18, vierde lid, 20, zevende lid, en 24, tweede lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet, artikel 2.14, tweede lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000, artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges, artikel 2a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 11, eerste lid, onderdeel f, Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 7.1.1.2, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, van de Jeugdwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 augustus 2021,
nr. W05.21.0217/I);
Gezien het nader rapport Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
van 12 oktober 2021, nr. WJZ/29291492 (9683), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
