Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 november
2020, nr. WJZ / 20277340, gedaan in overeenstemming met Onze Minister voor Medische
Zorg en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart
2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde
handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016,
L 84), Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november
2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen
zoönoseverwekkers (PbEU 2003, L 325), Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake
de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking
90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 325), Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene
beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor
voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31, Verordening (EU) nr. 576/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële
verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU 2013, L 178) en de artikelen 2.2, tiende lid, 2.4, tweede lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede lid, 2.7, tweede lid, 2.12, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 5.4, tweede lid, 5.6, vierde en vijfde lid, artikel 6.4, eerste lid, artikel 7.2, tweede lid, 7.8, 9.8, tweede en zesde lid, 9.9, eerste en tweede lid, 10.2, eerste lid, en artikel 11.1 van de Wet dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 februari 2021,
nr. W11.20.0420/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
van 22 maart 2021, nr. WJZ 21059158, gedaan in overeenstemming met Onze Minister voor
Medische Zorg en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: