Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord

[Regeling vervalt per 01-01-2026.]
Geraadpleegd op 02-05-2024.
Geldend van 31-12-2023 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 februari 2021, nr. IENW/BSK-2021/42262, houdende regels voor het verstrekken van een specifieke uitkering voor het treffen van maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit in het kader van het Schone Lucht Akkoord (Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord)

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • belangrijkste luchtverontreinigende stoffen: stikstofoxiden (NOx), fijn stof (PM10 en PM2,5), ammoniak (NH3) en zwaveldioxide (SO2);

  • decentrale uitvoeringsplannen: plannen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het SLA;

  • emissieverlagend project: project waarbij minimaal 70% van de kosten worden gemaakt ten behoeve van technische, sociale of juridische maatregelen gericht op een directe, structurele verlaging van emissies naar de lucht van de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen;

  • innovatieve maatregelen: ten behoeve van een betere luchtkwaliteit, voor Nederland nieuwe technieken of maatregelen, sociale innovatie of een niet gangbare combinatie van bestaande technieken of maatregelen, gericht op het oplossen van technische of niet-technische knelpunten, het beperken van risico’s of het verkrijgen van kennis door middel van onderzoek en testen;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • ontvanger: gemeente of provincie of samenwerkingsverband van een of meer gemeenten of provincies die partij zijn bij het SLA;

  • overig project: project gericht op:

    • a. innovatieve maatregelen;

    • b. kennisontwikkeling, advies en training; of

    • c. communicatie- of participatieactiviteiten.

  • pilotproject: pilotproject, genoemd in de op de datum van aanvraag geldende uitvoeringsagenda van het SLA;

  • project: emissieverlagend project, overig project en pilotproject.

  • schadekosten: kosten van op geld waardeerbare maatschappelijke schade die een bepaalde hoeveelheid emissies van een luchtverontreinigende stof per tijdeenheid veroorzaakt;

  • SLA: Schone Lucht Akkoord;

  • sociale maatregel: projectmatige activiteit gericht op een blijvende gedragsverandering waar tenminste onderzoek, monitoring en evaluatie van de effecten deel van uitmaken;

  • uitvoeringsagenda: op de datum van aanvraag geldende uitvoeringsagenda, genoemd in artikel 2, achtste lid, van het SLA.

Artikel 3. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is het stimuleren van de deelnemers aan het SLA tot het uitvoeren van een project als bedoeld in artikel 1 ter verbetering van de luchtkwaliteit

Artikel 4. Aanvraag tot verlening

  • 1 De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verlenen aan een ontvanger voor een project als bedoeld in artikel 1.

  • 2 Een aanvraag voor een specifieke uitkering voor een project wordt ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland met gebruikmaking van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld digitaal formulier.

  • 3 Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan worden ingediend:

    • a. voor het kalenderjaar 2021, tussen 1 april 2021, 09:00 uur, en 1 november 2021, 17.00 uur; en

    • b. voor het kalenderjaar 2022, tussen 1 april 2022, 9:00 uur, en 1 oktober 2022, 17:00 uur;

    • c. voor het kalenderjaar 2023, tussen 1 april 2023, 9:00 uur, en 29 september 2023, 17:00 uur;

    • d. voor het kalenderjaar 2024, tussen 1 maart 2024, 9:00 uur, en 27 september 2024, 17:00 uur.

  • 4 Een aanvraag voor een emissieverlagend project gaat vergezeld van:

    • a. een indicatieve berekening van de te bereiken emissiereductie van de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen en van de vermeden schadekosten, berekend met behulp van de rekentool die beschikbaar is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De totale kosten van de uitkering zijn lager dan de vermeden schadekosten;

    • b. een verklaring dat het project is opgenomen in de decentrale uitvoeringsplannen die gelden op het moment van aanvraag, of een verklaring dat bij honorering van de aanvraag het project wordt opgenomen in de decentrale uitvoeringsplannen van het jaar volgend op het jaar van de aanvraag;

    • c. een schriftelijke onderbouwing waarin de aanvrager aannemelijk maakt dat het project een aanzienlijke gezondheidswinst teweegbrengt.

  • 5 Een aanvraag voor een pilotproject en een overig project gaat vergezeld van een kwalitatieve onderbouwing, waarin in ieder geval uiteengezet wordt, hoe als gevolg van het project, (indirecte) verlaging van emissies of gezondheidswinst in de toekomst kan worden bereikt.

  • 6 Een aanvraag gaat vergezeld van een begroting waarin de kosten, bedoeld in artikel 6, gespecificeerd worden en waarin de omzetbelasting die recht geeft op een bijdrage op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds vermeld wordt. De begroting geeft inzicht in de dekking van de kosten van het project die niet door middel van de specifieke uitkering worden vergoed.

Artikel 5. Hoogte van de uitkering

De specifieke uitkering bedraagt 50% van de kosten, bedoeld in artikel 6, waarbij een maximum geldt van:

  • a. € 500.000 voor een emissieverlagend project of een pilotproject;

  • b. € 100.000 voor een overig project.

Artikel 6. Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

  • 1 Voor een specifieke uitkering komen in aanmerking:

    • a. voorbereidingskosten, aankoopkosten en begeleidingskosten;

    • b. bouwkosten;

    • c. kosten voor kennisontwikkeling, advies en training;

    • d. kosten van ontwikkelen en testen van innovatieve maatregelen;

    • e. kosten voor communicatie- of participatie-activiteiten;

    • f. kosten voor startmetingen en monitoring;

    • g. juridische kosten;

    • h. kosten ten behoeve van gedragsbeïnvloeding; en

    • i. onderzoeks- en ontwikkelingskosten.

  • 2 Kosten als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op een aanvraag in de periode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel a, en die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2021 komen voor vergoeding in aanmerking;

  • 3 Kosten als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op een aanvraag in de periode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel b, en die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2022 komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 4 Kosten als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op een aanvraag in de periode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel c, en die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2023 komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 5 Kosten als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op een aanvraag in de periode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel d, en die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2024 komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 6 Loonkosten van personeel in dienst van de ontvanger komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 7 Omzetbelasting over kosten als bedoeld in het eerste lid, voor zover deze belasting in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-Compensatiefonds of verrekend kan worden, komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 7. Uitkeringsplafond

  • 1 Het plafond voor het jaar 2021 bedraagt inclusief omzetbelasting € 12.699.000.

  • 2 Het plafond voor het jaar 2022 bedraagt inclusief omzetbelasting € 10.000.000.

  • 3 Het plafond voor het jaar 2023 bedraagt inclusief omzetbelasting € 7.000.000.

  • 4 Het plafond voor het jaar 2024 bedraagt inclusief omzetbelasting € 5.000.000.

Artikel 8. Wijze van verdelen

  • 1 De minister verdeelt het beschikbare bedrag voor specifieke uitkeringen op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2 Als de minister op het tijdstip waarop het uitkeringsplafond, genoemd in artikel 7, is bereikt meer dan één volledige aanvraag ontvangt, stelt de minister de onderlinge rangschikking vast door middel van loting.

  • 3 De Minister verleent, met inachtneming van artikel 9, per kalenderjaar per ontvanger op grond van deze regeling:

    • a. in 2021: maximaal vijf uitkeringen;

    • b. in 2022: maximaal € 1.500.000 aan uitkeringen;

    • c. in 2023: maximaal € 1.000.000 aan uitkeringen;

    • d. in 2024: maximaal € 700.000 aan uitkeringen.

Artikel 9. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op de aanvraag van een specifieke uitkering als:

  • a. redelijkerwijs aangenomen moet worden dat het project geen bijdrage levert aan het in artikel 3 omschreven doel;

  • b. reeds een specifieke uitkering of een andere subsidie door het Rijk, een provinciebestuur of een gemeentebestuur is verstrekt voor het project of reeds gebruik is gemaakt van Europese subsidies voor het project;

  • c. het project gericht is op het beïnvloeden van het binnenklimaat;

  • d. het project gericht is op het beïnvloeden van de verspreiding van reeds geëmitteerde luchtverontreinigende stoffen ten gunste van de volksgezondheid;

  • e. het desbetreffende in artikel 8, derde lid, genoemde maximumaantal uitkeringen wordt overschreden;

  • f. de som van de in aanmerking komende kosten lager is dan € 25.000.

Artikel 10. Bevoorschotting en betaling

Gelijktijdig met het besluit tot verlening van de uitkering verleent de minister een voorschot ten bedrage van 80% van de specifieke uitkering.

Artikel 11. Verplichtingen voor de ontvanger

  • 1 Een project waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt start uiterlijk binnen zes maanden na verlening en is uiterlijk binnen drie kalenderjaren na het jaar van de verlening van de uitkering afgerond.

  • 2 Na afronding van het project waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt stelt de ontvanger binnen drie maanden de ervaringen en de resultaten ervan en eventuele uit het project voortgekomen ontwikkelde kennis, advies en training beschikbaar aan de andere partijen van het SLA.

  • 3 De ontvanger meldt het onverwijld en schriftelijk bij de minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt niet tijdig of geheel zullen worden verricht, dat niet tijdig of geheel aan de verplichtingen in dit artikel zal worden voldaan of zich andere omstandigheden zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van de specifieke uitkering

Artikel 12. Verantwoording

Verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering vindt plaats op de wijze die is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 13. Vaststelling

  • 1 De minister beslist op een aanvraag tot vaststelling van een specifieke uitkering binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 De minister stelt de specifieke uitkering vast op het bedrag dat is bepaald in de verleningsbeschikking indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend geheel zijn verricht en hebben plaatsgevonden conform deze beschikking en de verplichtingen, bedoeld in artikel 11.

  • 3 De minister stelt de specifieke uitkering vast op een lager bedrag dan dat is bepaald in de verleningsbeschikking als de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden conform de beschikking en de verplichtingen, bedoeld in artikel 11.

  • 4 Een besluit tot vaststelling vermeldt in ieder geval:

    • a. het bedrag van de vastgestelde specifieke uitkering;

    • b. het betaalde voorschot;

    • c. het te betalen of terug te vorderen bedrag.

Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S. van Veldhoven-Van der Meer

Naar boven