Circulaire lobbyverbod bewindspersonen

[Regeling vervallen per 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 01-10-2017 t/m 31-12-2019

Circulaire lobbyverbod bewindspersonen

Aanleiding

De kabinetsreactie van 17 november 2016 op de initiatiefnota ‘Lobby in daglicht: luisteren en laten zien’ van de Tweede Kamerleden Bouwmeester en Oosenbrug (Kamerstukken II, 2016/17, 34 376, nr. 4) kondigt een nadere kaderstelling aan voor – wat werd genoemd – het draaideurbeleid van bewindspersonen. De ministerraad van 13 april 2017 heeft vervolgens ingestemd met een lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen. In de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn beide Kamers geïnformeerd over het instellen van een lobbyverbod voor bewindspersonen (Kamerstukken II, 2016/17, 34 376, nr. 15).

Aangezien (medewerkers van) ministeries mede verantwoordelijk zijn voor de toepassing van het lobbyverbod bevat deze circulaire een toelichting op welke wijze de rijksdienst uitvoering dient te geven aan dit kabinetsbeleid. De verantwoordelijkheid voor de toepassing van het lobbyverbod strekt zich ook uit tot medewerkers die een ander dienstverband of contractuele relatie hebben, zoals uitzendkrachten, stagiairs en ingehuurde externen.

Inleiding

Lobbyen betreft het beïnvloeden van de besluitvorming door belanghebbenden bij politici en ambtenaren. Bij de aanvaarding en vervulling van een nieuwe werkkring heeft de gewezen bewindspersoon de verantwoordelijkheid om belangen op een zorgvuldige manier te scheiden. Door tijdens de ambtsvervulling al rekening te houden met de belangen van zijn toekomstige werkgever kan er sprake zijn van (de schijn van) belangenverstrengeling. Het lobbyverbod na het aftreden houdt in dat gewezen bewindspersonen niet als bemiddelaar, lobbyist of tussenpersoon kunnen optreden in zakelijke contacten met een ministerie dat een beleidsterrein behartigt waarvoor de bewindspersoon vroeger verantwoordelijkheid droeg. Het beoogt te voorkomen dat aftredende of afgetreden bewindspersonen expertise, positie en netwerk uit de eerdere hoedanigheid als bewindspersoon op onwenselijke wijze benutten voor de belangen van een organisatie waar zij na het aftreden in dienst zijn getreden. Bovendien kan er dan sprake zijn van oneerlijke concurrentie door een informatievoorsprong.

Gewezen bewindspersonen dienen bij het aanvaarden van een functie na afloop van hun ambtsperiode zo te handelen dat daarmee niet de schijn wordt gewekt dat zij tijdens hun ambtsuitoefening onzuiver hebben gehandeld dan wel verkeerd omgaan met de kennis die zij tijdens die periode hebben opgedaan. Gewezen bewindspersonen zijn dus na hun aftreden tot op zekere hoogte vrij in de keuze van hun vervolgwerkzaamheden. Deze keuze wordt ook niet beperkt door het opleggen van een concurrentiebeding of een daaraan gelijke regeling zoals een afkoelingsperiode.1 In algemene zin betreft het lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen dus geen verbod op het aanvaarden van vervolgfuncties.

De mogelijkheid bestaat niettemin dat deze gewezen bewindspersonen in een nieuwe hoedanigheid betrokken raken bij zakelijke contacten op hun vroegere beleidsterreinen van hun vroegere ministerie. Daarom richt de effectuering van het lobbyverbod zich ook op de ambtenaren van de ministeries.

Toepassing van het lobbyverbod op de ministeries

Om (de schijn van) belangenverstrengeling tegen te gaan, geldt dat ministeries uitdrukkelijk de bewindspersoon na het aftreden gedurende een periode van twee jaar niet aanvaarden als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie (bijvoorbeeld een woningcorporatie, een publieke omroep of een zorginstelling) of een lobbyorganisatie (waaronder een non-gouvernementele organisatie) die belangen behartigt op de voormalige beleidsterreinen van de gewezen bewindspersoon. Concreet betekent dit dat rijksambtenaren vanuit hun ambtelijk functioneren geen zakelijke contacten in welke vorm dan ook onderhouden met een gewezen bewindspersoon op hun voormalig beleidsterrein gedurende twee jaar na het aftreden van de bewindspersoon. Het begrip zakelijke contacten moet breed worden uitgelegd: niet alleen gesprekken in levenden lijve, maar ook e-mails, telefoongesprekken, andere vormen van telecommunicatie of het deel uitmaken van een bedrijfsdelegatie.

Reikwijdte van het lobbyverbod

De beleidsterreinen waar de voormalige bewindspersoon verantwoordelijk voor was, zijn bepalend voor de reikwijdte van het lobbyverbod. Dit geldt ook als er sprake was van een gedeelde verantwoordelijkheid met andere bewindspersonen. Op dezelfde wijze blijft bij een departementale herindeling van beleidsonderwerpen het lobbyverbod voor de gewezen bewindspersoon gekoppeld aan de verantwoordelijkheid voor het oorspronkelijke beleidsterrein.

Het lobbyverbod geldt niet in de volgende situaties:

  • 1. Een handelsdelegatie naar het buitenland. Een gewezen bewindspersoon die na het aftreden werkzaam is in het bedrijfsleven mag vanwege zijn statuur en reputatie in het buitenland wel leiding geven of deel uitmaken van een door een ministerie georganiseerde handelsdelegatie.

  • 2. Een vervolgfunctie in het openbaar bestuur (bijvoorbeeld commissaris van de Koning, burgemeester, gedeputeerde of wethouder, met inbegrip van het lidmaatschap van een volksvertegenwoordiging).

Het oordeel over de (on)aanvaardbaarheid van zakelijke contacten met het ministerie ligt op het hoogste ambtelijke niveau en valt daarmee onder het mandaat van de secretaris-generaal. De secretaris-generaal van het desbetreffende ministerie heeft de mogelijkheid om aan gewezen bewindspersonen die met redenen omkleed daarom verzoeken een uitzondering op het lobbyverbod toe te staan. Een ambtenaar die zelf wordt benaderd door een gewezen bewindspersoon binnen twee jaar na het aftreden, verwijst betrokken oud-bewindspersoon naar zijn SG.

Inwerkingtreding

Het lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen geldt met ingang van het aftreden van de bewindspersonen van het kabinet Rutte-Asscher.

Slotopmerking

Ik verzoek u ervoor te zorgen dat deze circulaire wordt toegepast binnen uw gezagsbereik.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

  1. Een afkoelperiode verbiedt gedurende een bepaalde termijn na het aftreden het aanvaarden van een vervolgfunctie op de beleidsterreinen van de eerdere functie. ^ [1]
Naar boven