Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-07-2023 t/m heden

Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van 10 juli 2017 houdende regels met betrekking tot het samenstellen door banken van individuele klantbeelden ten behoeve van het depositogarantiestelsel en het afwikkelinstrumentarium (Beleidsregel Individueel Klantbeeld)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

De begrippen in deze beleidsregel hebben dezelfde betekenis als in de Wet op het financieel toezicht en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, tenzij deze begrippen uitdrukkelijk anders worden gedefinieerd in deze beleidsregel.

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Inrichting individueel klantbeeld

Afdeling 2.1. Aanlevering en samenstelling IKB-bestand

Artikel 2

  • 1 Een bank stelt een IKB-bestand samen, dat alle gegevens bevat die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het depositogarantiestelsel, conform een door DNB voorgeschreven datamodel, en dat op een zodanige wijze is vormgegeven dat depositogegevens gekoppeld zijn aan de gegevens van depositohouders en eventuele vertegenwoordigers.

  • 2 Het IKB-bestand bevat voor alle depositohouders ten minste de volgende gegevens:

    • a. Een unieke identificerende sleutel voor elke depositohouder;

    • b. Markeringen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a;

    • c. Markeringen als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid;

    • d. Klantcategorie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a;

    • e. Bij natuurlijke personen:

      • 1. De voorletters en voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs, de achternaam zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs en de geboortedatum;

      • 2. De adresgegevens inclusief het land;

      • 3. Het nationale identificatienummer of het fiscale identificatienummer en land van uitgifte, indien natuurlijke personen hierover beschikken en het is toegestaan dit nummer te gebruiken in het kader van het voeren van een administratie ten behoeve van de uitvoering van het Nederlandse depositogarantiestelsel;

      • 4. De levensstatus;

    • f. Bij niet-natuurlijke personen:

      • 1. De geregistreerde naam;

      • 2. De geregistreerde plaats inclusief het land;

      • 3. De adresgegevens inclusief het land;

      • 4. Indien geregistreerd in Nederland het KvK-nummer of het RSIN;

      • 5. Indien geregistreerd in het buitenland het fiscale identificatienummer of het KvK-nummer en land van uitgifte;

      • 6. Indicatie of het een niet-natuurlijk persoon met rechtspersoonlijkheid of zonder rechtspersoonlijkheid betreft;

  • 3 Het IKB-bestand bevat voor alle vertegenwoordigers ten minste de volgende gegevens:

    • a. Een unieke identificerende sleutel voor elke vertegenwoordiger;

    • b. De voorletters en voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs, de achternaam zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs en de geboortedatum;

    • c. De adresgegevens inclusief het land;

    • d. Het nationale identificatienummer of het fiscale identificatienummer en land van uitgifte, indien vertegenwoordigers hierover beschikken en het is toegestaan dit nummer te gebruiken in het kader van het voeren van een administratie ten behoeve van de uitvoering van het Nederlandse depositogarantiestelsel;

    • e. Het type bevoegdheid van de vertegenwoordiger per vertegenwoordiging.

  • 4 Het IKB-bestand bevat voor alle deposito’s ten minste de volgende gegevens:

    • a. Een unieke identificerende sleutel voor elk deposito;

    • b. Markeringen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a;

    • c. Het rekeningnummer zoals dat bij de depositohouder bekend is;

    • d. De tenaamstelling die voor het deposito is vastgelegd;

    • e. Een productnaam of -omschrijving van het deposito zoals bij de depositohouder bekend;

    • f. Een categorisering van het soort deposito als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    • g. Markeringen als bedoeld in artikel 5, derde lid;

    • h. Markeringen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b tot en met l;

    • i. Markeringen als bedoeld in artikel 6, vierde lid;

    • j. De valuta waarin het deposito wordt aangehouden;

    • k. Het saldo van het deposito;

    • l. Het aangegroeide maar nog niet gecrediteerde rentebedrag op het deposito;

    • m. Het land waarin het deposito wordt aangehouden;

    • n. Het aantal depositohouders van het deposito en bij meer dan één depositohouder per depositohouder het percentage van de aanspraak wanneer deze niet evenredig is;

    • o. Indien dat het geval is, het feit dat het deposito vanuit een andere lidstaat wordt aangehouden zonder dat in die lidstaat bijkantoren gevestigd zijn, alsmede de betreffende lidstaat en de taal die door de depositohouder bij de opening van de rekening is gekozen.

  • 5 Indien een IKB-bestand voor een betreffende depositohouder de gegevens bedoeld in het tweede lid van dit artikel, onderdeel e, sub 3, bevat, geldt in afwijking van het tweede lid van dit artikel, onderdeel e, sub 1, dat voor wat betreft de aldaar genoemde gegevens kan worden volstaan met ten minste de voorletters of de voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs, naast de achternaam zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs en de geboortedatum.

  • 6 Indien een IKB-bestand voor een betreffende vertegenwoordiger de gegevens bedoeld in het derde lid van dit artikel, onderdeel d, bevat, geldt in afwijking van het derde lid van dit artikel, onderdeel b, dat voor wat betreft de aldaar genoemde gegevens kan worden volstaan met ten minste de voorletters of de voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs, naast de achternaam zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs en de geboortedatum.

Artikel 3

Bij het samenstellen van het IKB-bestand, als vastgelegd in artikel 2, neemt een bank het volgende in acht:

  • 1. Een bank waarborgt dat de gerapporteerde saldi van alle deposito’s geen uitgaande betalingen bevatten die op het moment van het genereren van het individueel klantbeeld reeds zijn gedebiteerd van een depositotegoed, ongeacht de daadwerkelijke verwerking van de betaling door de bank zelf;

  • 2. Een bank waarborgt dat binnen de termijn als bedoeld in artikel 9, eerste lid, de gerapporteerde saldi van alle deposito’s zo veel mogelijk de inkomende betalingen bevatten die voortvloeien uit artikel 212b van de Faillissementswet en samenhangen met de deelname van een bank aan een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b van de Faillissementswet;

  • 3. Een bank brengt bij het opstellen van het individueel klantbeeld geen markering aan van de aanvullende garantie tot een bedrag van EUR 500.000 per depositohouder gedurende drie maanden na storting van een deposito voor zover dat deposito direct verband houdt met de nakoming van een koopovereenkomst die betrekking heeft op een eigen woning, in de zin van artikel 29.02 van het Bbpm;

  • 4. Een bank houdt bij het opstellen van het individueel klantbeeld geen rekening met deposito’s, aangehouden door natuurlijke personen en door kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die in aanmerking komende deposito’s zouden zijn indien zij niet waren aangehouden bij een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is als volgt uit artikel 29.01, eerste lid, sub a van het Bbpm;

  • 5. Voor deposito’s aangehouden bij bijkantoren in lidstaten waar bronbelasting wordt geheven, houdt een bank, bij het bepalen van het te rapporteren aangegroeide maar nog niet gecrediteerde rentebedrag, rekening met de in te houden bronbelasting en rapporteert deze niet;

  • 6. Een bank waarborgt dat alle slapende rekeningen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel l per depositohouder in het IKB-bestand zijn opgenomen.

Afdeling 2.2. Berekening in aanmerking komende en gegarandeerde bedragen

Artikel 4

  • 1 In aanvulling op het IKB-bestand is een bank in staat zowel het in aanmerking komende bedrag als het gegarandeerde bedrag in euro’s van elke depositohouder te berekenen.

  • 2 Bij het berekenen van de gegevens zoals gevraagd in het eerste lid, neemt een bank het volgende in acht:

  • 4 Bij het vaststellen van de depositobasis als bedoeld in artikel 29.16, eerste lid van het Bbpm, maakt DNB gebruik van één van de volgende berekeningswijzen:

    • a. In beginsel gebruikt DNB de depositobasis die volgt uit de aggregatie van de gegarandeerde bedragen per depositohouder, zoals blijkend uit het individueel klantbeeld conform de berekeningswijze zoals vastgelegd in het derde lid en zoals door de bank gerapporteerd conform artikel 130, eerste lid, aanhef en onderdeel b van het Bpr.

    • b. Indien de beoordeling van de kwaliteit van de aangeleverde IKB-bestanden en/of de beheersing van het IKB-systeem, zoals opgenomen in artikel 15, hiertoe aanleiding geeft, gebruikt DNB, in afwijking van onderdeel a, de depositobasis die volgt uit de schatting van de totale omvang van de gegarandeerde deposito’s op basis van aantallen deposito’s en saldi zoals door de bank gerapporteerd conform artikel 130, eerste lid, aanhef en onderdeel b van het Bpr, zonder rekening te houden met depositohouders die meer dan één rekening hebben.

    • c. Wanneer onderdeel b van toepassing is, onder de voorwaarde dat de beoordeling van de kwaliteit van de rapportage van het aantal klanten in het IKB-bestand daaraan niet in de weg staat, hanteert DNB een plafond op de berekeningswijze in onderdeel b, waarbij de depositobasis is gemaximeerd op het aantal klanten vermenigvuldigd met 100.000 euro.

  • 5 Een bank kan bij de berekening van de in aanmerking komende en gegarandeerde bedragen, als bedoeld in het eerste lid, gebruik maken van wisselkoersen gepubliceerd door koersinformatieleveranciers.

Afdeling 2.3. Identificatie deposito’s en depositohouders

Artikel 5

  • 1 Een bank identificeert en administreert de kenmerken op grond waarvan een depositohouder kan worden geïdentificeerd zodanig dat de identiteit van een depositohouder met een hoge mate van betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.

  • 2 Een bank administreert voor elk deposito de bijbehorende productcategorie conform de opties binnen een door DNB voorgeschreven datamodel en aan de hand van door DNB vastgestelde definities waarin is bepaald hoe de productcategorieën zich verhouden tot de rangorde van in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in artikel 3.1 van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel.

  • 3 Een bank administreert voor elk deposito of het ten behoeve van derden wordt aangehouden krachtens overeenkomst of wettelijk voorschrift;

  • 4 Een bank administreert voor elke niet-natuurlijk persoon de bijbehorende bedrijfscategorie conform de in een door DNB voorgeschreven datamodel gegeven opties en aan de hand van door DNB vastgestelde definities.

Artikel 6

  • 1 Een bank markeert de hierna genoemde groepen van deposito’s en depositohouders op een dusdanige manier dat deze onmiddellijk te identificeren zijn:

    • a. In aanmerking komende deposito’s en depositohouders;

    • b. Deposito’s die onderwerp zijn van een rechtsgeschil als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, onderdeel a van de richtlijn depositogarantiestelsels;

    • c. Deposito’s die onderwerp zijn van beperkende maatregelen die zijn opgelegd door nationale regeringen of internationale organen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, onderdeel b van de richtlijn depositogarantiestelsels;

    • d. Deposito’s die zijn verpand aan een derde partij en waarbij uitsluitend de pandhouder inningsbevoegd is;

    • e. Deposito’s waar beslag op is gelegd;

    • f. Deposito’s die worden geblokkeerd op grond van de regelgeving van het land w¡aar het deposito wordt aangehouden, niet zijnde Nederland, voor zover deze blokkade relevant is voor een uitkering van het depositogarantiestelsel;

    • g. Bankspaardeposito’s eigen woning als bedoeld in artikel 29.01, tweede lid, sub e van het Bbpm;

    • h. Deposito’s van depositohouders waarop surseance van betaling van toepassing is;

    • i. Lijfrenterekeningen als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 en stamrechtspaarrekeningen als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964;

    • j. Deposito’s waarop een BEM-clausule of soortgelijke bewindvoering op rekeningniveau van toepassing is;

    • k. Bouwdepots;

    • l. Deposito’s die volgens de administratie van de bank als 'slapend' kwalificeren en met betrekking waartoe in de voorafgaande 24 maanden geen transactie door of namens de depositohouder heeft plaatsgevonden met betrekking tot het deposito.

  • 2 Een bank markeert depositohouders waarvan de identiteit niet met een hoge mate van betrouwbaarheid kan worden vastgesteld als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3 Een bank markeert depositohouders waarvan de markeringen, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet met een hoge mate van betrouwbaarheid zijn aan te brengen.

  • 4 Een bank markeert deposito’s waarvan de markeringen, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet met een hoge mate van betrouwbaarheid zijn aan te brengen.

Hoofdstuk 3. Afwikkeling banken

Artikel 7

  • 1 Voor het opstellen en bijhouden van een afwikkelingsplan levert een bank onder meer een gedetailleerde omschrijving aan van de samenstelling van de deposito’s die bij deze bank worden aangehouden.

  • 2 Ten behoeve van de gedetailleerde omschrijving als bedoeld in het eerste lid:

    • a. Markeert een bank, in aanvulling op artikel 6, eerste lid, in aanmerking komende deposito’s welke worden aangehouden door natuurlijke personen en door kleine, middelgrote en micro-ondernemingen op een dusdanige manier dat deze onmiddellijk te identificeren zijn;

    • b. Is een bank in staat een overzicht samen te stellen van deposito’s als bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Artikel 8

  • 2 Een bank rondt de handelingen als bedoeld in het eerste lid af voor middernacht aan het eind van de werkdag volgend op de bekendmaking dat een afwikkelingsmaatregel is genomen.

Hoofdstuk 4. Gegevensaanlevering

Artikel 9

  • 1 Een bank voorziet DNB van het IKB-bestand binnen drie werkdagen nadat:

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid, kan DNB een ruimere aanlevertermijn dan drie werkdagen vaststellen bij een verzoek conform artikel 26a van het Bpr.

  • 5 Een bank stelt DNB onmiddellijk op de hoogte indien zij de gegevens uit de in het eerste lid genoemde IKB-bestand na aanlevering wenst aan te vullen of te corrigeren.

  • 6 De aanlevering van het IKB-bestand als bedoeld in het eerste lid, gebeurt op de door DNB voorgeschreven wijze in een door DNB voorgeschreven bestandsformaat.

Hoofdstuk 5. Waarborging gegevenskwaliteit

Afdeling 5.1. Beheersmaatregelen van een bank

Artikel 10

  • 1 Het IKB-systeem van een bank waarborgt de juistheid en volledigheid van de volgende gegevens op een zodanige manier dat DNB met een hoge betrouwbaarheid tot een uitkering aan depositohouders zou kunnen overgaan:

    • a. De gegevens als bedoeld in artikel 2, met inachtneming van de uitgangspunten bedoeld in artikel 3 en de termijnen bedoeld in artikel 9;

    • b. De administratie als bedoeld in artikel 5;

    • c. De markeringen als bedoeld in artikel 6.

  • 2 Het IKB-systeem van een bank waarborgt een betrouwbare berekening en aanlevering van de bedragen als bedoeld in artikel 4.

  • 3 Een bank waarborgt dat de gegevens in het IKB-bestand als bedoeld in artikel 2, de bedragen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de berekening van de depositobasis als bedoeld in artikel 4, derde lid aansluiten op de rapportages aan de toezichthoudende autoriteit die gebaseerd zijn op uitvoeringsverordening (EU) 680/2014.

Artikel 11

  • 1 Een bank beschikt ten minste over de volgende beheersmaatregelen:

    • a. Procedures waarmee naleving van de voorschriften uit deze beleidsregel onderdeel wordt van de reguliere bedrijfsvoering binnen alle betrokken bedrijfsonderdelen, daarbij inbegrepen de interne accountantsdienst;

    • b. Documentatie waarin het geheel aan procedures en maatregelen is beschreven die samenhangen met de vereisten uit deze beleidsregel;

    • c. Een zodanige vastlegging van de uitvoering van een proces van totstandkoming van de in artikel 2, 4 en 7 bedoelde gegevens, die het mogelijk maakt de procedures en de werking van de beheersmaatregelen achteraf te beoordelen;

    • d. Jaarlijkse oordeelsvorming ten aanzien van de naleving van de voorschriften uit deze beleidsregel door de interne accountantsdienst binnen een bank.

  • 2 Het rapport van de interne accountantsdienst met de jaarlijkse oordeelsvorming wordt gedeeld met DNB.

  • 3 Een bank vergezelt het rapport als bedoeld in het tweede lid, van een document waarin een beschrijving wordt gegeven van voorzienbare materiële toekomstige wijzigingen aan het IKB-systeem.

Afdeling 5.2. Toezicht

Artikel 12

  • 1 Om over het verslagjaar een oordeel te vormen over de mate waarin de voorschriften uit deze beleidsregel worden nageleefd, geeft een bank jaarlijks een opdracht aan een externe accountant, gebaseerd op ISAE 3402, waarbij niet alleen opzet en bestaan, maar ook de werking onderdeel van toetsing is (type 2).

  • 2 Indien DNB tussentijds verzoekt om een oordeelsvorming door een externe accountant, geeft een bank binnen de kortst mogelijke termijn opdracht tot oordeelsvorming op basis van ISAE 3402.

  • 3 Het rapport dat een externe accountant opstelt naar aanleiding van de opdracht als bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het verslagjaar gedeeld met DNB.

Artikel 13

  • 1 Een bank informeert DNB indien zij voornemens is materiële wijzigingen in het IKB-systeem door te voeren en notificeert DNB binnen drie maanden nadat materiële wijzigingen in het IKB-systeem zijn doorgevoerd.

  • 2 De notificatie als bedoeld in het eerste lid, wordt vergezeld van een door een bank afgegeven verklaring dat het IKB-systeem in lijn is met deze beleidsregel.

Artikel 14

  • 1 Indien een bank tot het DGS toetreedt na inwerkingtreding van deze beleidsregel, verstrekt een bank aan DNB:

    • a. Het IKB-bestand als bedoeld in artikel 2, binnen zes maanden na toetreding;

    • b. Een rapport van de interne accountantsdienst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel d, zo snel mogelijk na afloop van het eerste verslagjaar;

    • c. Een rapport als bedoeld in artikel 12, eerste lid, binnen vijf maanden na afloop van het eerste verslagjaar;

    • d. De opdracht voor de toetsing over het eerste verslagjaar, gebaseerd op ISAE 3402 type 1.

  • 2 De bepalingen in het eerste lid zijn overeenkomstig van toepassing bij fusies of overnames.

Artikel 15

  • 1 DNB beoordeelt de kwaliteit van het aangeleverde IKB-bestand en de beheersing van het IKB-systeem.

  • 2 Indien de beoordeling hiertoe aanleiding geeft, kan DNB een aanwijzing geven aan de bank om maatregelen door te voeren ter verbetering van de kwaliteit of beheersing.

  • 3 Voor de beoordeling van het IKB-bestand kan DNB op elk moment een verzoek doen als bedoeld in artikel 9, waarbij het IKB-bestand alle individuele klantbeelden bevat op basis van actuele gegevens van de bank.

  • 4 Voor de beoordeling van de beheersing van het IKB-systeem maakt DNB gebruik van de periodieke oordeelsvorming door de interne accountantsdienst van een bank als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel d, en het rapport van de externe accountant als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant.

Artikel 17

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017.

De beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 10 juli 2017

De Nederlandsche Bank N.V.

F. Elderson,

directeur

Naar boven