Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2021 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-04-2021 t/m heden

Wet van 19 april 2017 tot integratie van de Wet huurcommissieregeling BES in een Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland onder gelijktijdige aanpassing van eerstgenoemde wet, van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is tegelijk met het voorstel van wet tot aanpassing van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES, de bepalingen van de Wet huurcommissieregeling BES te integreren in een nieuw wetsvoorstel en deze bepalingen waar mogelijk te rangschikken, te vereenvoudigen, te actualiseren alsmede in een aantal artikelen inhoudelijke wijzigingen aan te brengen en voorts de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Huurprijzen en huurcommissie

Afdeling 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. gebrek: gebrek als bedoeld in artikel 7a:1603i van het Burgerlijk Wetboek BES;

  • b. huur en verhuur, huurprijs, servicekosten en woning: hetgeen daaronder wordt verstaan in de derde afdeling van titel 7 van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES;

  • c. huurcommissie: huurcommissie als bedoeld in artikel 1.4;

  • d. inflatiepercentage: het onmiddellijk voorafgaand aan de datum van 1 juli, ieder jaar in januari door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendgemaakte percentage, waarmee de consumentenprijzen (alle huishoudens) ten opzichte van het aan die bekendmaking voorafgaande jaar zijn verhoogd, met dien verstande dat dat percentage ten minste 0 bedraagt;

  • e. openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Afdeling 2. Reikwijdte

Artikel 1.3

  • 1 Hoofdstuk 1 van deze wet is niet van toepassing op overeenkomsten van huur en verhuur van een woning die een gebruik betreffen, dat naar zijn aard slechts van korte duur is.

  • 4 Bij eilandsverordening wordt het bedrag, bedoeld in het derde lid, jaarlijks, met ingang van 1 juli, aangepast met het inflatiepercentage.

Afdeling 3. Instelling, inrichting, samenstelling en taken van de huurcommissie en van de voorzitter van de huurcommissie

§ 1. Instelling, inrichting en samenstelling van de huurcommissie

Artikel 1.4

In elk der openbare lichamen wordt door het bestuurscollege een huurcommissie ingesteld die bevoegd is voor het betreffende openbare lichaam.

Artikel 1.5

  • 1 De huurcommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. De leden zijn afkomstig uit de kring van huurders onderscheidenlijk verhuurders.

  • 2 Aan de huurcommissie worden een secretaris en een plaatsvervangend secretaris toegevoegd. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris verrichten de werkzaamheden, hen door de huurcommissie of door haar voorzitter opgedragen.

  • 3 Voor iedere huurcommissie worden voorts benoemd een plaatsvervangend voorzitter, een plaatsvervangend lid, uitsluitend om bij afwezigheid of ontstentenis van het daartoe benoemd lid in de huurcommissie de belangen van de huurders van woningen te vertegenwoordigen, een plaatsvervangend lid, uitsluitend om bij afwezigheid of ontstentenis van het daartoe benoemd lid in de huurcommissie de belangen van de verhuurders te vertegenwoordigen. Zij voldoen aan dezelfde vereisten als de voorzitter onderscheidenlijk de leden van de huurcommissie.

Artikel 1.6

  • 1 Het bestuurscollege van elk van de openbare lichamen benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie worden in ieder geval ontslagen indien zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.

  • 2 Een besluit houdende benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie behoeft de goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 3 Het eerste en tweede lid en de artikelen 1.7 en 1.8, eerste lid, zijn ten aanzien van de voorzitter van de huurcommissie eerst van toepassing met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor elk van de openbare lichamen verschillend kan worden vastgesteld. Tot dat tijdstip is de zittingsvoorzitter, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, voor de uitvoering van de hoofdstukken 1 en 2 van deze wet tevens werkzaam in de kwaliteit van voorzitter van de huurcommissie van het openbaar lichaam.

  • 4 Het bestuurscollege van elk van de openbare lichamen benoemt de leden en de plaatsvervangende leden van de huurcommissie. Hij is tevens bevoegd de leden en de plaatsvervangende leden van de huurcommissie te schorsen en te ontslaan.

Artikel 1.7

  • 1 De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de huurcommissie zijn meerderjarige Nederlandse onderdanen, waarbij die voorzitter, die plaatsvervangend voorzitter, die leden en die plaatsvervangende leden ingezetenen zijn van het eiland, waarvoor de huurcommissie is ingesteld.

  • 2 Aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter is op grond van het afleggen van een examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht verleend, dan wel heeft die voorzitter en die plaatsvervangend voorzitter op grond van het afleggen van een examen van een opleiding aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren verkregen, of blijk heeft gegeven op andere wijze de voor de functie van voorzitter dan wel plaatsvervangend voorzitter benodigde kennis te hebben verworven. De leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris hebben blijk gegeven de voor de functie van lid, secretaris respectievelijk plaatsvervangend secretaris benodigde kennis te hebben verworven.

  • 3 Niemand kan worden benoemd in meer dan een van de in artikel 1.5 genoemde hoedanigheden.

  • 4 De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie zijn niet metterdaad betrokken bij de uitoefening van een bedrijf dat werkzaam is of mede werkzaam is op het gebied van een woning, noch is het hen toegestaan beroepsmatig betrokken te zijn bij het beheer van en de beschikking over een woning dan wel deel uit te maken van het bestuur van een vereniging, vennootschap of stichting die daarbij is betrokken.

Artikel 1.8

  • 1 De voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie genieten een bezoldiging en verdere vergoedingen volgens bij eilandsverordening te stellen regels. Hun rechtspositie wordt nader geregeld bij eilandsverordening.

  • 2 De plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden genieten een vergoeding volgens bij eilandsverordening te stellen regels.

§ 2. Taken van de huurcommissie en van de voorzitter van de huurcommissie

Artikel 1.9

  • 1 De huurcommissie heeft de in het tweede tot en met vierde lid en de in artikel 1.10 aangegeven taken.

  • 4 De huurcommissie doet ten aanzien van een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, desverzocht uitspraak over aangelegenheden waaromtrent de huurcommissie bevoegd zou zijn uitspraak te doen indien artikel 1.3, tweede lid, daaraan niet in de weg zou staan. De huurcommissie doet een dergelijke uitspraak slechts voor zover in de huurovereenkomst of anderszins tussen partijen is afgesproken dat de desbetreffende aangelegenheden bij geschil aan de huurcommissie worden voorgelegd.

  • 5 De huurcommissie doet uitspraak indien ingevolge artikel 1.25, vijfde lid, verzet is gedaan tegen een uitspraak van de voorzitter.

Artikel 1.10

De huurcommissie verstrekt op verzoek aan het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba nadere inlichtingen over een door haar gedane uitspraak, alsmede, ingeval zij geen uitspraak heeft gedaan, indien het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba geacht kan worden daarbij belang te hebben, over de aan een woning toe te kennen kwaliteit en een voor die woning redelijk te achten huurprijs.

Artikel 1.11

De voorzitter heeft tot taak in afwijking van artikel 1.9, eerste lid, en de in het tweede en derde lid van dat artikel aangegeven gevallen uitspraak te doen indien ten aanzien van een aan de huurcommissie gedaan verzoek een van de in artikel 1.25, eerste lid, bedoelde gevallen zich voordoet.

Afdeling 4. Toetsingscriteria en uitspraken huurcommissie

§ 1. Algemeen

Artikel 1.12

  • 1 Een verzoek aan de huurcommissie wordt schriftelijk ingediend. De huurcommissie behandelt en beslist de bij haar aangebrachte zaken binnen zes weken na ontvangst van het verzoekschrift.

  • 2 De huurcommissie toetst bij aan haar gedane verzoeken of voldaan is aan de voor die verzoeken bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften.

Artikel 1.13

  • 1 Bij eilandsverordening worden per categorie woning regels gegeven voor de waardering van de kwaliteit van een woonruimte, van de redelijkheid van de huurprijs en van wijziging daarvan.

  • 2 De huurcommissie kan, indien de aard van de woning daartoe aanleiding geeft, de kwaliteit van de woning beoordelen in afwijking van het in eerste lid bepaalde, indien zij daartoe regels heeft gesteld en deze openbaar heeft gemaakt.

  • 3 Bij eilandsverordening wordt het maximale huurverhogingspercentage vastgesteld. Bij eilandsverordening kan het maximale huurverlagingspercentage worden vastgesteld.

§ 2. Aanvangshuurprijs

Artikel 1.14

  • 2 De huurcommissie toetst in dat geval de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs aan de krachtens artikel 1.13, eerste lid, gegeven regels.

  • 3 Indien de huurcommissie de overeengekomen huurprijs niet redelijk acht, vermeldt zij in haar uitspraak de huurprijs die zij redelijk acht.

  • 4 In geval sprake is van een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, spreekt de huurcommissie, indien de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, zou leiden tot een huurprijs boven de in artikel 7a:1603, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek BES bedoelde grens, uit dat de door partijen overeengekomen huurprijs redelijk is. Indien de huurprijs na de uitspraak van de huurcommissie en in voorkomend geval na de vaststelling ervan door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba dan wel het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba onherroepelijk is komen vast te staan en niet boven die grens uitkomt, is artikel 7a:1603, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek BES op die huurovereenkomst niet langer van toepassing.

  • 5 De huurcommissie beoordeelt de kwaliteit van de woonruimte en de redelijkheid van de huurprijs naar de toestand op de datum van ingang van de huurovereenkomst.

Artikel 1.15

  • 1 In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603b van het Burgerlijk Wetboek BES spreekt de huurcommissie tevens uit of zij van oordeel is dat de overeengekomen huurprijs of de op grond van artikel 1.14, derde lid, redelijk geachte huurprijs, gelet op de gebreken ten aanzien van de woonruimte, in rekening dient te worden gebracht. Indien de huurcommissie van oordeel is dat die huurprijs, gelet op de gebreken, niet in rekening dient te worden gebracht, geeft zij deze gebreken in de uitspraak aan en vermeldt zij een in verhouding tot die gebreken lagere huurprijs als de in rekening te brengen huurprijs.

  • 2 Bij eilandsverordening worden regels gegeven die de huurcommissie bij de beoordeling van de redelijkheid van de in rekening te brengen huurprijs in acht neemt.

  • 3 De huurcommissie vermeldt in de uitspraak de datum van ingang van de in rekening te brengen lagere huurprijs, zijnde de ingangsdatum van de huurovereenkomst.

  • 4 De huurcommissie bepaalt in de uitspraak dat, nadat de in die uitspraak genoemde gebreken zijn verholpen, de in rekening te brengen lagere huurprijs niet meer van toepassing is met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de opheffing van die gebreken heeft plaatsgevonden.

  • 5 Indien tussen huurder en verhuurder geen overeenstemming bestaat over het al dan niet verholpen zijn van de gebreken, doet de huurcommissie daarover op verzoek van de verhuurder uitspraak. In voorkomend geval geeft zij daarbij aan in welke maand de opheffing heeft plaatsgevonden.

§ 3. Verhoging van de huurprijs

Artikel 1.16

  • 1 In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603f van het Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de redelijkheid van de huurprijsverhoging die is vermeld in het daaraan ten grondslag liggende voorstel. De huurcommissie spreekt uit welke huurprijsverhoging zij redelijk acht, in welk geval zij tevens aangeeft tot welke huurprijs die huurprijsverhoging leidt, dan wel dat zij een huurprijsverhoging niet redelijk acht.

  • 2 De huurcommissie vermeldt in de uitspraak de datum van ingang van de huurprijsverhoging, zijnde de in het eerste lid bedoelde voorstel vermelde datum van ingang, dan wel een latere datum indien de wet dat voorschrijft.

  • 3 De huurcommissie toetst het voorstel tot huurprijsverhoging aan het krachtens artikel 1.13, derde lid, geldende maximale huurverhogingspercentage.

  • 4 Bij de beoordeling van de kwaliteit van de woonruimte worden voorzieningen die de huurder onverplicht voor eigen rekening heeft aangebracht en waardoor het woongerief geacht kan worden te zijn gestegen, buiten beschouwing gelaten.

  • 5 De huurcommissie toetst het voorstel tot huurprijsverhoging indien de huurprijs, vermeerderd met de voorgestelde huurprijsverhoging, de maximale huurprijsgrens zou kunnen overschrijden, tevens aan de krachtens artikel 1.13, eerste lid, gegevens regels.

  • 6 De huurcommissie beoordeelt de redelijkheid van de wijziging van de huurprijs naar de toestand op het tijdstip van de in het voorstel tot verhoging van de huurprijs genoemde ingangsdatum.

§ 4. Verlaging van de huurprijs

Artikel 1.17

  • 1 In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603g van het Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de redelijkheid van de huurprijsverlaging die is vermeld in het daaraan ten grondslag liggende voorstel. De huurcommissie spreekt uit welke huurprijsverlaging zij redelijk acht, in welk geval zij tevens aangeeft tot welke huurprijs die huurprijsverlaging leidt, dan wel dat zij een huurprijsverlaging niet redelijk acht.

§ 5. Verhoging van de huurprijs na de totstandkoming van voorzieningen, veranderingen of toevoegingen

Artikel 1.18

  • 1 In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603h van het Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de huurprijswijziging die zij redelijk acht. De huurcommissie vermeldt in de uitspraak dat de overeengekomen huurprijs redelijk is dan wel welke de huurprijs is die zij redelijk acht, alsmede de datum van ingang van de huurprijswijziging, zijnde de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de voorzieningen, veranderingen of verbeteringen zijn gereedgekomen.

  • 2 De huurcommissie toetst of het bedrag van de verhoging van de huurprijs in redelijke verhouding staat tot de door de verhuurder gemaakte kosten met betrekking tot de voorzieningen, veranderingen of toevoegingen. De artikelen 1.13, eerste lid, en 1.16, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 6. De in rekening te brengen huurprijs bij vermindering van het woongenot als gevolg van een gebrek

Artikel 1.19

  • 1 In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603i van het Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak of zij van oordeel is dat de overeengekomen huurprijs, in verband met de gebreken ten aanzien van de woonruimte, in rekening dient te worden gebracht. Indien de commissie van oordeel is dat die huurprijs, in verband met de gebreken, niet in rekening dient te worden gebracht, geeft zij deze gebreken in de uitspraak aan en vermeldt zij een in verhouding tot die gebreken lagere huurprijs als de in rekening te brengen huurprijs.

  • 2 De huurcommissie neemt bij haar oordeel de krachtens artikel 1.15, tweede lid, vastgestelde regels in acht, met dien verstande dat de huurcommissie zich slechts een eigen oordeel over de gebreken vormt, voor zover deze aan de verhuurder door middel van de in artikel 7a:1603i, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek BES bedoelde kennisgeving door de huurder zijn gemeld, alsmede over de gebreken die van zodanige aard of samenhang zijn dat ze ook zonder aanzegging aan de verhuurder bekend moesten zijn, zulks naar de toestand op het tijdstip waarop de bedoelde kennisgeving door de huurder is verzonden.

  • 3 De huurcommissie vermeldt in de uitspraak de datum van ingang van de in rekening te brengen lagere huurprijs, zijnde de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de in het tweede lid bedoelde aanzegging door de huurder aan de verhuurder is verzonden.

§ 7. All-in prijzen, servicekosten en bedingen

Artikel 1.20

  • 1 Indien de huurcommissie in geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603j van het Burgerlijk Wetboek BES van oordeel is dat niet een huurprijs is overeengekomen, stelt zij de huurprijs vast op 55% van de overeengekomen prijs en het voorschotbedrag aan servicekosten op 25% van de overeengekomen prijs.

  • 2 De huurprijs en het bedrag aan servicekosten, bedoeld in het eerste lid, treden in de plaats van de overeengekomen prijs met ingang van de eerste dag, volgend op die waarin het verzoek is ontvangen.

Artikel 1.21

  • 2 De huurcommissie toetst de servicekosten aan de voor de berekening daarvan geldende wettelijke voorschriften en aan de redelijkheid.

Artikel 1.22

  • 1 In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603l van het Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de vraag of met een beding in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst een niet redelijk voordeel is overeengekomen.

  • 2 Indien de huurcommissie het overeengekomen voordeel niet redelijk acht, vermeldt zij in haar uitspraak hetgeen zij met betrekking tot het onderwerp van het beding redelijk acht.

§ 7*. Opzegging van de huurovereenkomst

Artikel 1.23

In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603o van het Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak of zij van oordeel is dat de huurovereenkomst op juiste gronden is opgezegd.

Artikel 1.24

Indien bij de behandeling van het verzoek blijkt, dat er tussen de verhuurder en de huurder een geschil bestaat over het bedrag van de huurprijs, dat op grond van bepalingen van dit hoofdstuk verschuldigd is, zal de huurcommissie daarnaar onderzoek doen, aan partijen mededelen, welk bedrag van de huurprijs naar haar mening verschuldigd is en de vordering niet toewijzen alvorens de huurder een termijn te hebben gegund om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Afdeling 5. Voorzittersuitspraken

Artikel 1.25

  • 1 De voorzitter doet onverwijld binnen drie weken na het voorbereidend onderzoek, bedoeld in artikel 1.33, schriftelijk en met redenen omkleed uitspraak, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk redelijk of niet redelijk is.

  • 3 De voorzitter vermeldt in voorkomende gevallen in de uitspraak tot welke huurprijs zijn uitspraak leidt, alsmede de datum van ingang.

  • 4 De huurcommissie zendt onverwijld een afschrift van de voorzittersuitspraak aan partijen.

  • 5 Tegen de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, kan de huurder en verhuurder binnen zes weken na verzending van het afschrift van die uitspraak schriftelijk en gemotiveerd in verzet gaan bij de huurcommissie. De voorzitter wijst in zijn uitspraak partijen op deze mogelijkheid en op de vorm en de termijn die daarbij in acht genomen moeten worden.

  • 6 Is de huurcommissie van oordeel dat het verzet, bedoeld in het vijfde lid, gegrond is, dan vervalt de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, en wordt het aan de in het eerste lid bedoelde uitspraak ten grondslag liggende verzoek overeenkomstig afdeling 4 door de huurcommissie in behandeling genomen.

  • 7 Indien geen van de in het zesde lid genoemde partijen binnen de in dat lid genoemde termijn in verzet is gegaan, is hetgeen in artikel 7a:1603s van het Burgerlijk Wetboek BES is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de huurcommissie, van overeenkomstige toepassing op de uitspraak van de voorzitter.

Afdeling 6. Werkwijze van de huurcommissie

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.26

Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter worden zijn werkzaamheden verricht door de plaatsvervangend voorzitter. Bij afwezigheid of ontstentenis van een lid, neemt een der plaatsvervangende leden zitting op verzoek van de voorzitter en met inachtneming van het bepaalde bij artikel 1.5, derde lid. Bij afwezigheid of ontstentenis van de secretaris worden zijn werkzaamheden verricht door de plaatsvervangend secretaris of, bij afwezigheid of ontstentenis van deze, door het lid van de huurcommissie dat de voorzitter daartoe zal aanwijzen.

Artikel 1.27

  • 1 Waar in hoofdstuk 1 van deze wet sprake is van de voorzitter van de huurcommissie, wordt daaronder mede verstaan de plaatsvervangend voorzitter, die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter diens werkzaamheden verricht.

  • 2 Onder de secretaris wordt mede verstaan de plaatsvervangend secretaris, wanneer deze op verzoek van de voorzitter de werkzaamheden van de secretaris verricht.

  • 3 Een plaatsvervangend lid, dat op verzoek van de voorzitter aan de werkzaamheden van de huurcommissie deelneemt is, wat die werkzaamheden betreft, lid van de huurcommissie in de plaats van het lid dat hij vervangt.

Artikel 1.28

De huurcommissie kan geen zaak behandelen, indien niet de voorzitter en twee leden aanwezig zijn en de belangen van huurders en die van verhuurders van woningen niet gelijkelijk vertegenwoordigd zijn.

Artikel 1.29

De voorzitter, de leden en de secretaris van de huurcommissie zijn verplicht het geheim van de beraadslagingen te bewaren. Zij zijn voorts verplicht tot geheimhouding omtrent al hetgeen hun in hun hoedanigheid is bekend geworden.

§ 2. De voorbereiding van de zitting

Artikel 1.30

Hij die een verzoekschrift tot de huurcommissie heeft gericht, verschaft haar alle hem ten dienste staande gegevens ter vervulling van haar taak. Hij volgt de aanwijzingen hem door of namens de huurcommissie gegeven.

Artikel 1.31

  • 1 De secretaris doet alle ingekomen stukken onverwijld aan de voorzitter ter kennisneming toekomen.

  • 2 De secretaris stelt de partij die niet de verzoeker is in kennis van de inhoud van het verzoek.

Artikel 1.32

Indien een verzoekschrift niet voldoende mededeling bevat, stelt de secretaris de verzoeker in de gelegenheid het verzoekschrift aan te vullen.

Artikel 1.33

  • 1 De voorzitter en de leden kunnen de zaak onderzoeken, voordat deze door haar wordt beslist. Van het onderzoek wordt een schriftelijk rapport opgemaakt.

  • 2 De voorzitter en de leden kunnen voorts een plaatselijk onderzoek instellen of getuigen of deskundigen horen.

  • 3 De huurcommissie kan, voor zover dat redelijkerwijs voor de uitoefening van haar taken als bedoeld in artikel 1.9, tweede tot en met vierde lid, en de taken van de voorzitter, bedoeld in artikel 1.11, nodig is van de verhuurder inzage en het nemen van afschrift vorderen van boeken en andere zakelijke bescheiden. De verhuurder is verplicht van hem krachtens de eerste volzin gevorderde inzage en nemen van afschrift van boeken en andere zakelijke bescheiden te verlenen, een en ander op de wijze en binnen de termijn, door de huurcommissie respectievelijk de voorzitter te bepalen. Het niet voldoen aan de in de tweede volzin omschreven verplichting wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Het strafbare feit is een overtreding.

  • 4 De voorzitter en de leden hebben toegang tot alle woningen, alsmede tot ruimte die als zodanig kan worden gebruikt, voor zover dat redelijkerwijs voor de uitoefening van hun taak nodig is. Zij kunnen zich bij het betreden door bepaalde, door hen aan te wijzen personen doen vergezellen. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

Artikel 1.34

  • 1 De voorzitter bepaalt dag, plaats en uur van behandeling van de zaak. De secretaris geeft daarvan onverwijld kennis aan de leden.

  • 2 Schriftelijke bescheiden met betrekking tot de zaak worden voor de behandeling bij de secretaris neergelegd ter kennisneming van de leden.

Artikel 1.35

De oproeping van de huurder en van de verhuurder om bij de behandeling van een verzoek krachtens dit hoofdstuk tegenwoordig te zijn, geschiedt schriftelijk door de secretaris.

§ 3. De zitting

Artikel 1.36

Huurder en verhuurder kunnen zich voor de huurcommissie door een gemachtigde doen bijstaan of door een schriftelijk gemachtigde doen vertegenwoordigen.

Artikel 1.37

  • 1 De huurcommissie is bevoegd zodanige personen op te roepen en, al of niet na beëdiging, als getuigen of deskundigen te horen of te doen horen, als zij voor de voorlichting nodig achten. Die personen zijn verplicht te verschijnen en de gevorderde voorlichting te geven. Zij worden door de secretaris opgeroepen bij aangetekende brief.

  • 3 Indien de huurcommissie beëdiging van een getuige wenselijk oordeelt, geschiedt deze op de wijze van zijn godsdienstige gezindheid voor het afleggen van een verklaring.

  • 4 De huurcommissie kan getuigen of deskundigen horen, die door een der partijen meegebracht, vrijwillig voor haar verschijnen.

Artikel 1.38

De secretaris is bij de zitting van de huurcommissie aanwezig. Hij houdt aantekening van hetgeen aldaar verhandeld wordt, met vermelding van de zakelijke inhoud van de verklaringen van de door de huurcommissie gehoorde personen.

§ 4. De uitspraak en verdere bepalingen

Artikel 1.39

De voorzitter en de leden onthouden zich van deelneming aan de behandeling van enige zaak, welke hun, hun echtgenoten of bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, persoonlijk aangaat, of waarin zij of een der genoemde personen als gemachtigden zijn betrokken. Deze onthouding wordt ten aanzien van een dergelijke zaak als afwezigheid aangemerkt.

Artikel 1.40

  • 1 In alle zaken doet de voorzitter hoofdelijk rondvraag, te beginnen met het jongste lid in leeftijd. Zelf brengt hij het laatst zijn advies uit.

  • 2 Ieder aanwezig lid brengt zijn advies uit.

Artikel 1.42

  • 1 De uitspraak van de huurcommissie wordt op het verzoekschrift gesteld of daaraan gehecht.

  • 2 De uitspraak is met redenen omkleed, zij vermeldt de voorzitter en de leden, die haar hebben gegeven, en wordt door de voorzitter en de secretaris van de zitting, waarin de beslissing genomen is, ondertekend.

  • 3 De mededeling van de uitspraak van de huurcommissie aan partijen geschiedt bij gedagtekende aan te tekenen brieven van de secretaris, waarbij aan ieder van hen een afschrift van de uitspraak en van het verzoekschrift toegezonden wordt.

Artikel 1.43

  • 1 De secretaris houdt een openbaar register aan, waarin met weglating van de namen van de betrokken huurders en verhuurders de slotwoorden van de uitspraken van de huurcommissie zijn opgenomen.

  • 2 In dit register worden, ieder onder een afzonderlijk nummer, vermeld alle zaken in de volgorde waarin zij worden aangebracht.

  • 3 Bij eilandsverordening kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van het register.

Artikel 1.44

Voor de bestrijding van bureaukosten en de uitbetaling van de aan getuigen en deskundigen toe te leggen vergoedingen worden door het bestuurscollege aan de secretaris gelden ter beschikking gesteld.

Afdeling 7. Slot- overgangsbepalingen

Artikel 1.45

Bij eilandsverordening kunnen ter uitvoering van afdeling 4 nadere regels worden gesteld, waarbij formulieren kunnen worden vastgesteld.

Artikel 1.46

De op het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 1 van deze wet in een openbaar lichaam bij een huurcommissie onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie aanhangige verzoeken worden met toepassing van het vóór het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 1 van deze wet in dat openbaar lichaam bij geldende recht behandeld door de huurcommissie onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie.

Artikel 1.47

De toepasselijkheid van de bepalingen van hoofdstuk 1 van deze wet kan niet bij overeenkomst worden uitgesloten of beperkt.

Artikel 1.48

In elke na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 7a:1603k, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek BES, ingestelde rechtsvordering ter zake van de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, wordt een uitspraak van de huurcommissie dan wel beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba omtrent de betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot deze vergoedingen overgelegd.

Artikel 1.49

In elke rechtsvordering ter zake van hetgeen onverschuldigd mocht zijn betaald in verband met een overeenkomst als bedoeld in artikel 7a:1603j van het Burgerlijk Wetboek BES waarbij partijen slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurprijs zijn overeengekomen, wordt een uitspraak van de huurcommissie, bedoeld in artikel 1.20, dan wel een beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als bedoeld in artikel 7a: 1603s van het Burgerlijk Wetboek BES overgelegd.

Artikel 1.50

De Wet huurcommissieregeling BES geldt niet voor een openbaar lichaam waarvoor hoofdstuk 1 van deze wet in werking is getreden en wordt ingetrokken op het moment dat hoofdstuk 1 van deze wet in alle openbare lichamen van toepassing is geworden.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.3

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen vijf jaar na het tijdstip waarop hoofdstuk 1 van deze wet voor alle openbare lichamen in werking is getreden aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze wet.

Artikel 5.4

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor hoofdstuk 1 van deze wet voor de verschillende openbare lichamen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 19 april 2017

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

De Minister van Veiligheid en Justitie,

S.A. Blok

Uitgegeven de twaalfde mei 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie,

S.A. Blok