Regeling verstrekken zaaksinformatie aan slachtoffers

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-04-2017 t/m heden

Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 29 maart 2017, nr. 2045955 houdende regels voor de verstrekking van zaaksinformatie aan slachtoffers

De Minister van Veiligheid en Justitie,

gelet op de artikel 51ac, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Het slachtoffer kan gedurende het strafproces op elk moment bij de opsporingsambtenaar, of andere ambtenaar van een organisatie die opsporing van strafbare feiten tot taak heeft, het verzoek doen om de informatie te ontvangen als bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder a tot en met h, van de wet.

  • 2 Naast de informatie als bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder a tot en met h, van de wet kan het slachtoffer de opsporingsambtenaar, of andere ambtenaar van een organisatie die opsporing van strafbare feiten tot taak heeft, gedurende het strafproces verzoeken om andere informatie te ontvangen over de aanvang en voortgang van de zaak, naar aanleiding van een tegen het slachtoffer gepleegd strafbaar feit.

  • 3 Wanneer het slachtoffer het verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, doet de ambtenaar of andere ambtenaar van een organisatie die opsporing van strafbare feiten tot taak heeft, binnen 14 dagen vanaf het moment dat de informatie als bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder a van de wet bekend is, schriftelijk mededeling hiervan.

  • 5 Wanneer het slachtoffer mededeling wordt gedaan van de informatie als bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder d, van de wet, wordt, in het geval de zaak wordt overgedragen aan een ander onderdeel van het Openbaar Ministerie of buitenlandse autoriteiten, het slachtoffer hierover onverwijld schriftelijk geïnformeerd.

  • 6 Wanneer het slachtoffer het verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, brengt de officier van justitie het slachtoffer in geval van een onderbreking of schorsing van het onderzoek ter terechtzitting op de hoogte van de plaats en tijd van de nieuwe zitting zodra dit bekend is, indien en voor zover de wet daartoe verplicht.

  • 7 Wanneer het slachtoffer mededeling wordt gedaan van de informatie als bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder g, van de wet, en het slachtoffer zich tevens heeft gevoegd als benadeelde partij informeert de officier van justitie het slachtoffer schriftelijk over de beslissing die bij einduitspraak op de vordering tot schadevergoeding is genomen. Tevens informeert de officier van justitie het slachtoffer schriftelijk over de gevolgen van deze beslissing.

Artikel 3

  • 1 Het slachtoffer kan op elk moment in het strafproces en in de fase van de tenuitvoerlegging bij de officier van justitie het verzoek doen om de informatie te ontvangen als bedoeld in artikel 51ac, vierde lid, van de wet.

  • 2 Wanneer het slachtoffer het verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, stelt de officier van justitie het slachtoffer:

    • mondeling in kennis van invrijheidstelling van de verdachte of de veroordeelde binnen 7 dagen na de uitspraak, of nadien zodra bekend is dat de verdachte of de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld. Tevens stelt de officier van justitie het slachtoffer hiervan schriftelijk in kennis.

    • schriftelijk in kennis van invrijheidstelling van de verdachte of de veroordeelde 7 dagen na de uitspraak, of nadien zodra bekend is dat de verdachte of de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld.

    • schriftelijk in kennis van het eerste verlof van de verdachte of de strafonderbreking of eerste verlof van de veroordeelde, zodra bekend is wanneer het verlof of de strafonderbreking zal plaatsvinden.

    • mondeling in kennis van ontsnapping of niet terugkeren van begeleid of onbegeleid verlof van de verdachte of de veroordeelde, binnen 1 uur nadat dit de officier van justitie bekend is geworden. Tevens stelt de officier van justitie de verdachte hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3 Alvorens het slachtoffer in kennis wordt gesteld van de informatie als bedoeld in het tweede lid bepaalt de officier van justitie of sprake is van een aanwijsbaar risico voor de verdachte als bedoeld in artikel 51ac, zesde lid, van de wet. Wanneer hiervan sprake is, blijft elke mededeling als bedoeld in het tweede lid van deze bepaling achterwege.

Artikel 4

  • 1 Het slachtoffer kan op elk moment in het strafproces en in de fase van de tenuitvoerlegging bij de officier van justitie het verzoek doen om de informatie te ontvangen als bedoeld in artikel 51ac, vijfde lid, van de wet.

  • 2 Wanneer het slachtoffer het verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, doet de officier van justitie het slachtoffer:

    • mondeling mededeling van de maatregelen als bedoeld in artikel 51ac, vijfde lid, van de wet bij invrijheidstelling van de verdachte of de veroordeelde binnen 7 dagen na de uitspraak, of nadien zodra bekend is dat de verdachte of veroordeelde in vrijheid wordt gesteld. Tevens stelt de officier van justitie het slachtoffer hiervan schriftelijk in kennis.

    • op zijn verzoek schriftelijk mededeling van de maatregelen als bedoeld in artikel 51ac, vijfde lid, van de wet bij invrijheidstelling van de verdachte of de veroordeelde 7 dagen of later na de uitspraak, zodra bekend is dat de verdachte of de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld.

    • op zijn verzoek schriftelijk mededeling van de maatregelen als bedoeld in artikel 51ac, vijfde lid, van de wet bij het eerste verlof of de eerste strafonderbreking van de veroordeelde, zodra bekend is wanneer het verlof of de strafonderbreking zal plaatsvinden.

    • mondeling mededeling van de maatregelen als bedoeld in artikel 51ac, vijfde lid, van de wet bij ontsnapping of niet terugkeren van begeleid of onbegeleid verlof van de verdachte of de veroordeelde, binnen 1 uur nadat dit de officier van justitie bekend is geworden. Tevens stelt de officier van justitie de verdachte hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3 Alvorens het slachtoffer in kennis wordt gesteld van de informatie als bedoeld in het tweede lid, bepaalt de officier van justitie of sprake is van een aanwijsbaar risico voor de verdachte als bedoeld in artikel 51ac, zesde lid, van de wet. Wanneer hiervan sprake is, blijft elke mededeling als bedoeld in het tweede, derde, vierde of vijfde lid van deze bepaling achterwege.

Artikel 5

  • 1 De informatie als bedoeld in artikel 2, 3 en 4 wordt kosteloos en in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen aan het slachtoffer verstrekt.

  • 2 Bij de communicatie met het slachtoffer wordt rekening gehouden met zijn persoonlijke kenmerken, waaronder de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het slachtoffer.

Artikel 6

Indien een slachtoffer de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, verstrekt de opsporingsambtenaar, of andere ambtenaar van een organisatie die opsporing van strafbare feiten tot taak heeft, de informatie als bedoeld in artikel 2, 3 en 4 in beginsel aan de wettelijk vertegenwoordigers van het slachtoffer, indien zij om deze informatie hebben verzocht.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 maart 2017

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

S.A. Blok

Naar boven