Wet van 12 oktober 2016 tot wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie
van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot
wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen
aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing
van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van
spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEU 2004, L 64),
ter nadere implementatie van richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het
spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU 2008, L 191) en ter nadere implementatie van
artikel 55, derde lid, tweede, derde en vijfde alinea , van richtlijn 2012/34/EU van
het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese
spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343) (Wet tot wijziging van de Spoorwegwet ter nadere
implementatie van drie spoorwegrichtlijnen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is de Spoorwegwet te wijzigen ter nadere implementatie van de richtlijnen 2004/49/EG, 2008/57/EG en ter nadere implementatie van artikel 55, derde lid, tweede, derde en vijfde alinea,
van 2012/34/EU;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze: