Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
De warmtevraag wordt bepaald door een bedrijf met een geldig procescertificaat, volgens
de voorschriften, bedoeld in BRL 9500, deel 00, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011,
en deel 05, zoals vastgesteld op 23 juni 2016.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Met een procescertificaat of BRL als bedoeld in artikel 2 wordt gelijkgesteld een voor het bepalen van de warmtevraag voorgeschreven certificaat,
beoordelingsrichtlijn of een ander norm, afgegeven, uitgevoerd of goedgekeurd door
een daartoe bevoegde onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese
Unie of in een staat, die geen lidstaat van de Europese Unie is, die partij is bij
een verdrag dat Nederland bindt, met een kwaliteitsniveau dat ten minste gelijkwaardig
is aan het niveau dat met de eisen in artikel 2 wordt nagestreefd.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
-
1 In afwijking van de in artikel 2, eerste lid, van het besluit bedoelde systematiek kan voor woonruimte die met gas wordt verwarmd een energieprestatievergoeding
worden overeengekomen met inachtneming van de in bijlage I, tabel 1 vervatte systematiek en de daarbij gegeven toelichting.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2016
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling energieprestatievergoeding huur.
Bijlage bij de Regeling energieprestatievergoeding huur
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte met een aansluiting op het
gasnet.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh_th/m2] per jaar
|
Minimale duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater
en koken [kWh/m2] per jaar*
|
Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1600) en ≤ (Ehulp + 2.400) **
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand]***
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 15
|
|
Ehulp + 23
|
1,15
|
15 < Netto warmtevraag ≤ 30
|
|
Ehulp + 23
|
1,05
|
30 < Netto warmtevraag ≤ 40
|
|
Ehulp + 23
|
0,85
|
40 < Netto warmtevraag ≤ 50
|
|
Ehulp + 23
|
0,60 ****
|
* Het uitgangspunt is dat in een woning welke een aardgasaansluiting heeft in de vraag
naar ruimteverwarming, warm tapwater en energie voor koken doorgaans wordt voorzien
door het gebruik van gas. Het gasgebruik in de woning dient aldus te worden gecompenseerd,
op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opwek
hoeft niet per se in thermische energie plaats te vinden, noch hoeft deze gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van gas op de
woning dient te worden opgewekt, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag
(Qv) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door een factor die het rendement van de installatie weergeeft. Daarbij
dient te worden opgeteld een waarde die de benodigde hoeveelheid energie voor kookgas
(4,6 kWh) weergeeft. Deze hoeveelheid energie is gebaseerd op een gemiddeld gebruik
van gas voor koken van 39 m3 per woning. Deze drie posten bij elkaar opgeteld dienen te worden gedeeld door de
primaire energie factor: 2,14.
De compensatie van de energiestromen wordt gedaan op basis van de primaire energie
factor van 2,14. De energie dient ter compensatie van de gebruikte hoeveelheid fossiele
energie en wordt doorgaans in de vorm van elektriciteit op de woning opgewekt en aan
het net geleverd. De primaire energie factor van elektriciteit is hoger dan die van
gas, omdat voor elektriciteitsproductie in centrales meer energie nodig is om dezelfde
hoeveelheid finale energie op te wekken. Daarom dient de vereiste opwekking van duurzame
energie die de hoeveelheid gebruikte fossiele energie compenseert (warmtevraag, warm
tapwater en gas om te koken) door deze factor te worden gedeeld.
Bij het bepalen van de hoeveelheid op te wekken duurzame energie ter compensatie van
het gasgebruik, wordt rekening gehouden met het rendementsverlies in de gasketel.
Hiervoor kan worden uitgegaan van forfaitaire waarden die ontleend zijn aan de berekening
van de energieprestatiecoëfficient (EPC) van de woning, zijnde een rendement van 0,975
voor de opwek van warmte voor ruimteverwarming en een rendement van 0,65 voor de opwek
van warm tapwater.
Conform het besluit dient de opwek van duurzame energie die dient ter compensatie
van het gebruik van gas te worden gemeten en in het jaarlijkse overzicht dat de verhuurder
aan de huurder verstrekt te worden opgenomen.
** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten
werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele
input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder
deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie
voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal
23 kWh per vierkante meter per jaar).
De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.400 kWh
per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.600 kWh per woning. De hier bedoelde
productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.
*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter
gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid
op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar
worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet
hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt een minimale
hoeveelheid duurzame energie op die equivalent is aan de benodigde energie voor verwarming
en warm tapwater en koken per jaar. De duurzame energie die ter beschikking staat
voor gebruik door de huurder is ten minste 23 kilowattuur per vierkante meter per
jaar.
Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden bepaald, wordt uitgegaan
van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald bij de verstrekking van
een EPC of energie-index met toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad
NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.
**** Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar
en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager
is dan 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding
worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden
beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening
overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.