1.1.3.1. Uitwerking kerntaken, keuzes en dilemma’s en beoordelingscriteria
De Bevelvoerder voert met de overige leden van de bemanning taken uit binnen de context
van alle taakgebieden.
De Bevelvoerder maakt gebruik van alle mensen en middelen die hem ter beschikking
staan.
Kerntaak 1: Geeft leiding aan, coördineert en controleert de uitrukwerkzaamheden
Werkzaamheden:
Brandbestrijding:
Inventariseert gegevens met betrekking tot het incident.
Maakt gebruik van de vakinhoudelijke kennis en ervaring van de ploegleden.
Analyseert deze gegevens.
Stelt prioriteiten en maakt een afweging tussen het verwachte resultaat en het daarvoor
te nemen risico.
Formuleert een voorlopig plan en een plan +.
Formuleert op basis van het voorlopig plan een verkenningsplan.
Zorgt voor de informatieoverdracht aan de ploegen en maakt een juiste taakverdeling.
Bepaalt de juiste persoonlijke bescherming.
Technische hulpverlening:
Inventariseert gegevens met betrekking tot het incident.
Maakt gebruik van de vakinhoudelijke kennis en ervaring van de ploegleden.
Analyseert deze gegevens.
Stelt prioriteiten en maakt een afweging tussen het verwachte resultaat en het daarvoor
te nemen risico.
Formuleert een voorlopig plan en een plan.
Formuleert op basis van het voorlopig plan een verkenningsplan.
Zorgt voor de informatieoverdracht aan de ploegen en maakt een juiste taakverdeling.
Bepaalt de juiste persoonlijke bescherming.
Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen:
Interpreteert meteo gegevens.
Rijdt bovenwinds aan indien de situatie dit vereist (initieert dit ook voor andere
diensten) en geeft dit door aan de alarmcentrale.
Inventariseert gegevens met betrekking tot het incident.
Raadpleegt de beschikbare naslagwerken en vooraf beschreven scenario’s en handelingstaken.
Maakt gebruik van de vakinhoudelijke kennis en ervaring van de ploegleden.
Analyseert deze gegevens en vertaalt deze naar de omstandigheden.
Formuleert een voorlopig plan en een plan +.
Formuleert op basis van het voorlopig plan een verkenningsplan.
Zorgt voor de informatieoverdracht aan de ploegen.
Bepaalt de juiste persoonlijke bescherming.
Kerntaak 2: Geeft leiding aan, coördineert en controleert de verkenningswerkzaamheden
Werkzaamheden
Brandbestrijding:
Maakt inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident.
Toetst de actuele en verwachte risico’s aan de eerdere inschatting.
Stelt zijn voorlopig plan (al dan niet) bij.
Verdeelt het incident in logische vakken (qua taken maar ook geografisch).
Stelt indien van toepassing zijn plan+ in werking.
Stelt prioriteiten.
Raadpleegt de (Vak)Officier van Dienst.
Ziet toe op een juiste voertuigopstelling ingeval van een vliegtuigincident.
Verkent een vliegtuigincident op de volgende punten: stadium van brand, uitbreidingskansen,
mogelijkheden de brand onder controle te krijgen, mogelijkheden een overleefbare situatie
te creëren en eventuele slachtoffers te redden.
Interpreteert de aard en het gevolg van eventueel aanwezige gevaarlijke stoffen.
Geeft een situatierapport (sitrap).
Technische hulpverlening:
Maakt inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident.
Toetst de actuele en verwachte risico’s aan de eerdere inschatting.
Stelt zijn voorlopig plan (al dan niet) bij.
Verdeelt het incident in logische vakken (qua taken maar ook geografisch).
Stelt indien van toepassing zijn plan+ in werking.
Laat verkennen op stabilisatiemogelijkheden.
Stelt prioriteiten.
Raadpleegt de (Vak)Officier van Dienst.
Geeft een situatierapport (sitrap).
Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen:
Maakt inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident.
Raadpleegt (indien beschikbaar) een procesdeskundige indien de situatie daarom vraagt.
Toetst de actuele en verwachte risico’s aan de eerdere inschatting.
Stelt zijn voorlopig plan (al dan niet) bij.
Laat verkennen op stabilisatiemogelijkheden.
Raadpleegt de (Vak)Officier van Dienst.
Interpreteert de aard en het gevolg van eventueel aanwezige gevaarlijke stoffen.
Verdeelt het incident in logische vakken (qua taken maar ook geografisch).
Stelt indien van toepassing zijn plan+ in werking.
Stelt prioriteiten.
Geeft een situatierapport (sitrap).
Kerntaak 3: Geeft leiding aan, coördineert en controleert de inzetwerkzaamheden
Werkzaamheden
Brandbestrijding:
Is operationeel eindverantwoordelijk tot de (eventuele) komst van de (Vak)Officier
van Dienst.
Zet in op de 1e prioriteit.
Voert het commando over de eigen eenheid.
Stelt, indien nodig, zijn plan + in werking.
Ziet toe op gebruik juiste blusmiddelen en -techniek(en) en tactieken om een overleefbare
situatie bij een vliegtuigincident te creëren en te borgen.
Is het aanspreekpunt voor de diverse disciplines tot aankomst van de (Vak)Officier
van Dienst.
Initieert, indien de situatie daarom vraagt, het motorkapoverleg.
Verzorgt tot de aankomst van de (Vak)Officier van Dienst het motorkapoverleg.
Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt
zo nodig de inzet bij.
Geeft de (Vak)Officier van Dienst bij zijn aankomst een situatierapport.
Ontvangt leiding van de (Vak)Officier van Dienst.
Zorgt voor de berichtgeving met de alarmcentrale.
Is verantwoordelijk voor de veiligheid van eigen personeel, overige hulpverleners,
slachtoffers en derden.
Technische hulpverlening:
Is operationeel eindverantwoordelijk tot de (eventuele) komst van de (Vak)Officier
van Dienst.
Zet in op de 1e prioriteit.
Verschaft zich toegang tot een luchtvaartuig via normale toegangs- wegen en/of openingen
(indien noodzakelijk).
Voert het commando over de eigen eenheid.
Bepaalt samen met de geneeskundige hulpverlening de volgorde van bevrijding. Stelt,
indien nodig, zijn plan + in werking.
Bepaalt samen met de geneeskundige hulpverlening de volgorde van bevrijding.
Initieert, indien de situatie daarom vraagt, het motorkapoverleg.
Is het aanspreekpunt voor de diverse disciplines tot aankomst (Vak)Officier van Dienst.
Verzorgt tot de aankomst van de (Vak)Officier van Dienst het motorkapoverleg.
Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt
zo nodig de inzet bij.
Geeft de (Vak)Officier van Dienst bij zijn aankomst een situatierapport.
Ontvangt leiding van de (Vak)Officier van Dienst.
Zorgt voor de berichtgeving met de alarmcentrale. Is verantwoordelijk voor de veiligheid
van eigen personeel, overige hulpverleners, slachtoffers en derden.
Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen:
Is operationeel eindverantwoordelijk tot de (eventuele) komst van de (Vak)Officier
van Dienst.
Voert het commando over de eigen eenheid.
Stelt, indien nodig, zijn plan + in werking.
Zet in op de 1e prioriteit. Initieert, indien de situatie daarom vraagt, het motorkapoverleg.
Is het aanspreekpunt voor de diverse disciplines tot aankomst (Vak)Officier van Dienst.
Verzorgt tot de aankomst van de (Vak)Officier van Dienst het motorkapoverleg.
Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt
zo nodig de inzet bij.
Geeft de (Vak)Officier van Dienst bij zijn aankomst een situatierapport.
Ontvangt leiding van de (Vak)Officier van Dienst.
Vervult zijn rol als Bevelvoerder zoals genoemd in de vastgestelde OGS-procedure en
indien nodig andere rollen in deze procedure.
Start een registratie op als onderdeel van de OGS-procedure.
Zorgt voor de berichtgeving met de alarmcentrale. Is verantwoordelijk voor de veiligheid
van eigen personeel, overige hulpverleners, slachtoffers en derden.
Kerntaak 4: Geeft leiding aan, coördineert en controleert de nazorgwerkzaamheden
Werkzaamheden
Alle taakgebieden:
Coördineert de personele nazorg.
Coördineert de materiële nazorg (inzetgereed maken).
Handelt de administratie rondom het incident af (rapportage en registratie).
Verwerkt de registratie van inzet en ontsmetting in het Personeel Dossier.
Evalueert het proces.
Evalueert het functioneren (intern en extern).
Keuzes en dilemma’s:
Moet inschatten waar het incident voor de brandweer ophoudt.
Moet een vertaalslag maken naar de onderdelen van de veiligheidsketen.
Moet omgaan met de regelgeving van de arbeidsveiligheid.
Moet beslissingen nemen op basis van onvolledige informatie, tegenstrijdige belangen,
in een dynamische omgeving.
Moet het beoogde resultaat ten opzichte van de risico’s afwegen.
Moet analyseren in een dynamische omgeving.
Moet vertrouwen en zekerheid uitstralen naar de manschappen, terwijl de Bevelvoerder
innerlijk onzeker kan zijn over zijn besluiten en aanpak.
Anticipeert mede op het (ongewenst/behulpzaam) gedrag van omstanders.
Anticipeert op persoonlijke betrokkenheid van hemzelf en van zijn manschappen in relatie
tot de bij het incident betrokkenen.
Moet een afweging kunnen maken tussen veilig optreden en belangen van slachtoffers,
overige hulpverleners en derden.
Moet een afweging maken van het resultaat ten opzichte van de risico’s (personeel
/ economisch belang).
Moet inventief kunnen omgaan met de middelen.
Moet omgaan met druk vanuit de omgeving.
Houdt rekening met de psychische gesteldheid en belastbaarheid van het personeel.
Hij houdt daarbij met name rekening met het mogelijk voorkomen van warmtestuwing bij
de manschappen.
Wijkt, indien nodig, af van de standaardprocedure (situationeel handelen).
Moet snel kunnen schakelen tussen scenario’s.
Moet rekening houden met tegengestelde belangen.
Maakt een afweging of de procedure wordt gehandhaafd of dat het incident ‘creatief’
wordt opgelost.
Beoordelingscriteria:
Communicatie:
Kan opdrachten van de (Vak)Officier van Dienst interpreteren en relevante informatie
helder aan de (Vak)Officier van Dienst mededelen/terugkoppelen.
Kan volgens de voorgeschreven procedure communiceren.
Kan omgaan met de beschikbare informatiedragers.
Gevaar-/risicoherkenning:
Is in staat om de situatie zowel tactisch als technisch te analyseren.
Stelt de juiste prioriteiten.
Is in staat samen met het medisch personeel de medische triage en de technische redtijd
op elkaar af te stemmen.
Kan de bij de taakgebieden toepasselijke gevaren herkennen voor:
Persoonlijke bescherming(smiddelen):
Kan de persoonlijke beschermingsmiddelen hanteren die hij voor zijn taak nodig heeft.
Materialen:
Maakt efficiënt gebruik van de tot zijn beschikking staande middelen.
Veiligheid
Is in staat zodanig in te zetten dat hij door zijn kennis en manier van handelen vermijdt
dat slachtoffers, zijn manschappen, andere hulpverleners en hijzelf in gevaar komen.
Heeft daarbij met name aandacht voor het optreden van warmte stuwing bij hemzelf en
bij zijn manschappen en bewaakt de fysieke en mentale inzetbelasting.
Samenwerking met andere hulpverleners:
Begrijpt de rolverdeling en taken van de andere hulpverleners/ betrokkenen.
Professionele beroepshouding:
Blijft kalm, objectief en effectief functioneren bij tijdsdruk, tegenslag, teleurstelling
of tegenspel en kan omgaan met weerstanden van bijvoorbeeld omstanders.
Creativiteit:
Is creatief en oplossingsgericht bezig bij onvoorziene omstandigheden en kan beslissen
onder tijdsdruk.
Maakt een juiste taakindeling met het beschikbare personeel.
Milieu:
Past de juiste schade beperkende maatregelen toe.
Heeft aandacht voor milieu en omgeving.