Beleidsregel aanwijzing rijksmonumenten en wijziging rijksmonumentenregister Erfgoedwet

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 30-06-2016 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 juni 2016, nr. WJZ/1013167 (7544), inzake het aanwijzen van rijksmonumenten en het wijzigen van het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3.4 van de Erfgoedwet (Beleidsregel aanwijzing rijksmonumenten en wijziging rijksmonumentenregister Erfgoedwet)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.1, eerste lid, en 3.4, eerste lid, van de Erfgoedwet;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • Minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • monument: monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

  • archeologisch monument: archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

  • aanwijzingsprogramma: programma met als doel het op gestructureerde wijze uitbreiden van het rijksmonumentenbestand met een daarin nog niet vertegenwoordigde categorie monumenten of archeologische monumenten aan de hand van een overzicht van monumenten of archeologische monumenten die de Minister voornemens is op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet aan te wijzen als rijksmonument;

  • rijksmonumentenbestand: het geheel van in het rijksmonumentenregister ingeschreven rijksmonumenten;

  • verbeterprogramma: programma met als doel het rijksmonumentenbestand of rijksmonumentenregister met betrekking tot een bepaalde categorie monumenten of archeologische monumenten op gestructureerde wijze te verbeteren aan de hand van een overzicht van:

  • waarderingscriteria: actuele uitwerking van de criteria schoonheid, betekenis voor de wetenschap en cultuurhistorische waarde in artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet, zoals gepubliceerd op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel heeft betrekking op de wijze waarop de Minister gebruik maakt van de bevoegdheid tot het:

  • a. aanwijzen van monumenten of archeologische monumenten als rijksmonument, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet;

  • b. aanbrengen van wijzigingen in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.4 van de Erfgoedwet, houdende:

    • 1°. het schrappen van een rijksmonument uit het rijksmonumentenregister, of

    • 2°. het wijzigen van de identificatie van een rijksmonument.

Paragraaf 2. Algemene criteria

Artikel 3. Terughoudend aanwijzingsbeleid

  • 2 De Minister wijst een monument of archeologisch monument niet aan als rijksmonument indien dit naar zijn oordeel, gelet op de aard en de omvang van het monument of archeologisch monument, geen passend beschermingsinstrument is.

  • 3 De Minister wijst een monument of archeologisch monument niet aan als rijksmonument indien het monument of archeologisch monument eerder is beoordeeld.

  • 4 De Minister kan een monument of archeologisch monument in afwijking van het derde lid aanwijzen als rijksmonument indien nieuwe feiten of veranderde omstandigheden daar naar het oordeel van de Minister aanleiding toe geven.

Artikel 4. Aanwijzing via aanwijzingsprogramma of verbeterprogramma

De aanwijzing van monumenten of archeologische monumenten als rijksmonument geschiedt bij voorkeur op basis van een aanwijzingsprogramma of verbeterprogramma.

Artikel 5. Criteria schrappen rijksmonument uit het rijksmonumentenregister

  • 1 Bij het geheel of gedeeltelijk schrappen van een rijksmonument uit het rijksmonumentenregister neemt de Minister de waarderingscriteria als uitgangspunt.

  • 2 De Minister betrekt bij zijn besluit tevens de overwegingen die oorspronkelijk ten grondslag lagen aan de aanwijzing als rijksmonument en de mate waarin deze nog van toepassing zijn op het rijksmonument.

Artikel 6. Andere wijzigingen in het rijksmonumentenregister

  • 1 De Minister kan ambtshalve een wijziging aanbrengen in de identificerende gegevens van een rijksmonument ter verbetering van het rijksmonumentenregister, indien het register met betrekking tot dit rijksmonument naar het oordeel van de Minister:

    • a. onvoldoende gegevens bevat die voor de identificatie van het rijksmonument noodzakelijk zijn, waardoor onduidelijk is waar het rijksmonument zich bevindt of uit welke onroerende zaak of zaken het bestaat, of

    • b. onjuiste of tegenstrijdige identificerende gegevens bevat.

  • 2 De reikwijdte van de bescherming van een rijksmonument kan worden vergroot indien:

    • a. de betekenis van het rijksmonument voor het rijksmonumentenbestand evident toeneemt,

    • b. de toe te voegen onroerende zaak in functioneel opzicht en in monumentale waarde ondergeschikt is aan het rijksmonument,

    • c. de monumentale waarde van het rijksmonument niet wezenlijk is verminderd ten opzichte van de monumentale waarde ten tijde van de aanwijzing als rijksmonument, en

    • d. bescherming op andere wijze niet volstaat.

Paragraaf 3. Monumenten

Artikel 7. Selectiecriteria aanwijzingsprogramma

De selectiecriteria voor een aanwijzingsprogramma worden samen met dit programma bekendgemaakt op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Artikel 8. Criteria verbeterprogramma monumenten

Bij het opstellen van een verbeterprogramma voor monumenten past de Minister bij de aanwijzing van een monument als rijksmonument in ieder geval de volgende criteria toe:

  • a. het monument is van algemeen belang op grond van de waarderingscriteria, en

  • b. vormt als onderdeel van het desbetreffende verbeterprogramma een wezenlijke aanvulling op het rijksmonumentenbestand.

Artikel 9. Criteria incidentele aanwijzing van monumenten vervaardigd voor 1966

De Minister kan een monument dat is vervaardigd voor 1966 ambtshalve aanwijzen, indien het monument naar verwachting niet in aanmerking komt voor bescherming in het kader van een aanwijzingsprogramma of verbeterprogramma en het monument:

  • a. van evident algemeen belang is op grond van de waarderingscriteria,

  • b. op nationaal of internationaal niveau een mijlpaal is voor de architectuurgeschiedenis of kunstgeschiedenis, of een essentieel toonbeeld is van een belangrijke cultuurhistorische ontwikkeling,

  • c. indien het monument vervaardigd is na 1939, vergelijkbare monumentale waarde heeft als de monumenten die behoren tot de ongeveer 100 meest waardevolle monumenten die zijn gebouwd in de periode vanaf 1940 tot en met 1958, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van de Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2007 of de meest waardevolle monumenten uit de periode vanaf 1959 tot en met 1965, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2013, en

  • d. naar het oordeel van de Minister een essentiële aanvulling op het rijksmonumentenbestand vormt en daarvoor van onmiskenbare meerwaarde is.

Artikel 10. Aanwijzing van monumenten van na 1965

De Minister kan monumenten die zijn ontworpen na 1965 uitsluitend aanwijzen als rijksmonument op basis van een aanwijzingsprogramma.

Paragraaf 4. Archeologische monumenten

Artikel 11. Criteria aanwijzingsprogramma

De selectiecriteria voor een aanwijzingsprogramma worden samen met dit programma bekendgemaakt op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Artikel 12. Criteria incidentele aanwijzing van archeologische monumenten

De Minister kan ambtshalve een archeologisch monument aanwijzen als rijksmonument, indien

het archeologisch monument naar verwachting niet in aanmerking komt voor bescherming in het kader van een aanwijzingsprogramma of verbeterprogramma en het archeologisch monument:

  • a. vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van evident algemeen belang is,

  • b. op nationaal of internationaal niveau een mijlpaal voor de archeologie is, en

  • c. naar het oordeel van de Minister een essentiële aanvulling op het rijksmonumentenbestand vormt en daarvoor van onmiskenbare meerwaarde is.

Paragraaf 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13. Overgangsrecht

  • 2 Bij de procedure tot aanwijzing als rijksmonument van monumenten of archeologische monumenten die met toepassing van de Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2013 zijn opgenomen in een aanwijzingsprogramma en waarvan de aanwijzingsprocedure nog niet is gestart voor inwerkingtreding van deze beleidsregel, wordt die beleidsregel in acht genomen.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op het moment dat de Erfgoedwet in werking treedt. Indien deze beleidsregel is opgenomen in een Staatscourant waarvan de datum ligt na de datum van inwerkingtreding van de Erfgoedwet, werkt deze beleidsregel terug tot en met de datum van inwerkingtreding van de Erfgoedwet.

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanwijzing rijksmonumenten en wijziging rijksmonumentenregister Erfgoedwet.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Naar boven