Allocatiecode gas

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2017 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-04-2017 t/m 25-05-2018

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 21 april 2016, kenmerk ACM/DE/2016/202159, houdende de vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet (Allocatiecode gas)

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 12f, eerste lid van de Gaswet;

Besluit:

1. Werkingssfeer en definities

1.1. Werkingssfeer en Definities

1.1.1.

Het bepaalde in deze code betreft het proces van allocatie ten behoeve van erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers op grond van gegevens van aangeslotenen op de regionale gasttransportnetten en op het landelijk gastransportnet, alsmede de daarbij behorende instrumenten en informatiestromen.

1.1.2.

Begrippen, die in de Gaswet of de Begrippencode gas zijn gedefinieerd, hebben de in de Gaswet of Begrippencode gas gedefinieerde betekenis.

1.1.3.

Onder off line allocatie wordt binnen deze code verstaan de maandelijkse allocatie op de 6e en 16e werkdag na afloop van de maand en de 10e werkdag van de vierde maand na afloop van de maand.

2. Tijdschema allocatie

2.0. Near-real-time allocatie

2.0.1.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verzamelt elk uur, kort na het volle uur, voor alle entry- en exitpunten met een jaarlijkse hoeveelheid gemeten gas ≥ 170.000 m3 de meetwaarden per uur.

2.0.2.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt uiterlijk 5 minuten na afloop van het uur waarop de gegevens betrekking hebben, aan erkende programmaverantwoordelijke(n) de near-real-time allocatiegegevens, samengesteld op grond van de conform 2.0.1 verzamelde meetwaarden.

2.0.3.

In afwijking van 2.0.2 verstrekt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan erkende programmaverantwoordelijke(n) de near-real-time allocatiegegevens, samengesteld op grond van de conform 2.0.1 verzamelde meetwaarden voor de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet uiterlijk 15 minuten na afloop van het uur waarop de gegevens betrekking hebben.

2.0.4.

Voor informatieve doeleinden verzamelt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de in 2.0.1 genoemde meetwaarden ook voor alle intervallen van 5 minuten binnen een uur. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet niet tijdig een in 2.0.1 genoemde meetwaarde voor een uur beschikbaar heeft, gebruikt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in plaats van de uurwaarde een lineaire extrapolatie van de laatst ontvangen 5 minuten waarde.

2.0.5.

Indien de in 2.0.4 genoemde 5 minuten waarde niet beschikbaar is gebruikt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de laatst beschikbare uurwaarde.

2.0.6.

Met behulp van het Centraal Systeem Stuursignaal wordt, uitgaande van de meetwaarden afkomstig van meetinrichtingen op de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet, elk uur, kort na het volle uur, de allocatie van de meetwaarde per erkende programmaverantwoordelijke per netgebied per afnamecategorie uitgevoerd.

2.0.7.

Bij het bepalen van de allocaties conform 2.0.6 wordt gebruik gemaakt van gegevens, geregistreerd door meetinrichtingen bij aangeslotenen die voorzien zijn van afnamecategorie GGV en GIS en die zijn aangesloten op een regionaal gastransportnet en van het aansluitingenregister van de regionale netbeheerder.

2.0.8.

Bij het samenstellen conform 2.0.6 van de allocatiegegevens van aangeslotenen op gastransportnetten van regionale netbeheerders niet behorende tot de afnamecategorie GGV of GIS of met de afnamecategorie GGV of GIS, maar waarvoor geen meetwaarden zijn aangeleverd, worden de rekenregels toegepast van de methodiek Verbruiksprofielen, beschreven in respectievelijk bijlage 1a van deze code en bijlage 3 van de Informatiecode elektriciteit en gas.

2.2. Maandelijkse allocatie

2.2.1.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerders verzamelen maandelijks de meetwaarden per uur afkomstig van meetinrichtingen bij de telemetriegrootverbruikers die rechtstreeks zijn aangesloten op hun net. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verzamelt maandelijks de meetwaarden per uur afkomstig van meetinrichtingen op de entrypunten met uurmeting en op de overige exitpunten met uurmeting

2.2.2.

De regionale netbeheerder maakt bij het samenstellen van de allocatiegegevens gebruik van gegevens, geregistreerd door meetinrichtingen bij verbruikers en systeemverbindingen en van het aansluitingenregister. Voor exitpunten die de verbinding vormen tussen het landelijk gastransportnet en een regionaal gastransportnet maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij het samenstellen van de allocatiegegevens gebruik van gegevens, geregistreerd door meetinrichtingen op de punten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet en van de door de regionale netbeheerder aangeleverde allocatiegegevens. Voor exitpunten die gekoppeld zijn aan de aansluiting van een verbruiker op het landelijk gastransportnet maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij het samenstellen van de allocatiegegevens gebruik van gegevens, geregistreerd door meetinrichtingen van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, van confirmaties en van zijn aansluitingenregister. Voor overige entry- en exitpunten maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij het samenstellen van de allocaties gebruik van gegevens, geregistreerd door meetinrichtingen op deze entry- en exitpunten en van confirmaties

2.2.3.

De regionale netbeheerder past bij het samenstellen van de allocatiegegevens afkomstig van meetinrichtingen van de op zijn net aangesloten profielgrootafnemers, de rekenregels toe van de methodiek Verbruiksprofielen, beschreven in bijlage 3 van de Informatiecode elektriciteit en gas.

2.2.4.

Nadere regels voor het maandelijks uit te voeren allocatieproces zijn opgenomen in de hoofdstukken 4 en 4a en bijlage 2.

2.4. Maandelijkse allocatie: Allocatiegegevens op de 6e werkdag na afloop van de maand

2.4.1.

De regionale netbeheerder verstrekt uiterlijk op de zesde werkdag na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, de allocatiegegevens door middel van berichten aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, erkende programmaverantwoordelijke(n) en leverancier(s). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt uiterlijk de zesde werkdag na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, door middel van berichten aan erkende programmaverantwoordelijke(n) en leverancier(s) de allocatiegegevens, samengesteld op grond van de op het landelijk gastransportnet aangesloten verbruikers.

2.4.2.

De allocatiegegevens die verstrekt zijn volgens het bepaalde in artikel 2.4.1worden beschouwd als de voorlopige allocatie.

2.4.3.

Indien de regionale netbeheerder met betrekking tot een aansluiting niet tijdig of niet volledig meetgegevens heeft ontvangen van de erkende meetverantwoordelijke zal hij ten behoeve van de maandelijkse allocatie een schatting maken van het verbruik van de betreffende aansluiting voor de betreffende periode en dit verbruik vlak verdelen over de uren.

2.5. Maandelijkse allocatie: Allocatiegegevens op de 16e werkdag na afloop van de maand

2.5.1.

De regionale netbeheerder verstrekt uiterlijk op de zestiende werkdag na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, de allocatiegegevens door middel van berichten aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, erkende programmaverantwoordelijke(n) en leverancier(s). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt uiterlijk op de zestiende werkdag na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, door middel van berichten aan erkende programmaverantwoordelijke(n) en leverancier(s) de allocatiegegevens, samengesteld op grond van de op het landelijk gastransportnet aangesloten verbruikers. Voor de overige entry- en exitpunten verstrekt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de allocatiegegevens uiterlijk de zestiende werkdag na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben aan erkende programmaverantwoordelijke(n). Voor een balansrelatie op het virtuele handelspunt verstrekt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de allocatiegegevens aan erkende programmaverantwoordelijke(n) 2 werkdagen na de ontvangst van de door alle regionale beheerders aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte allocatiegegevens.

2.5.2.

Indien een regionale netbeheerder niet in staat blijkt om allocatiegegevens aan te leveren binnen de in 2.5.1 gestelde termijn, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet na overleg met betrokkenen – waaronder in elk geval worden begrepen de desbetreffende regionale netbeheerder en de betrokken erkende programmaverantwoordelijke(n) – de allocatie vaststellen met behulp van door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geschatte waardes.

2.5.3.

De allocatiegegevens die verstrekt zijn volgens het bepaalde in artikel 2.5.1 of 2.5.2 worden beschouwd als de definitieve allocatie die de basis vormt voor de financiële afwikkeling van handels- en/of transporttransacties.

2.6. Maandelijkse allocatie: Allocatiegegevens op de 10e werkdag van de vierde maand na afloop van de maand

2.6.1.

De regionale netbeheerder verstrekt uiterlijk op de tiende werkdag van de vierde maand na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, de allocatiegegevens door middel van berichten aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, erkende programmaverantwoordelijke(n) en leverancier(s). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt uiterlijk op de tiende werkdag van de vierde maand na afloop van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, door middel van berichten aan erkende programmaverantwoordelijke(n) en leverancier(s) de allocatiegegevens, samengesteld op grond van de op het landelijk gastransportnet aangesloten verbruikers. Voor een balansrelatie op het virtuele handelspunt verstrekt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de allocatiegegevens aan erkende programmaverantwoordelijke(n) 2 werkdagen na de ontvangst van de door alle regionale beheerders aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte allocatiegegevens.

2.6.2.

Indien een regionale netbeheerder niet in staat blijkt om allocatiegegevens aan te leveren binnen de in 2.6.1 gestelde termijn, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet na overleg met betrokkenen – waaronder in elk geval worden begrepen de desbetreffende regionale netbeheerder en de betrokken erkende programmaverantwoordelijke(n) – de allocatie vaststellen met behulp van door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geschatte waardes.

2.6.3.

De allocatiegegevens die verstrekt zijn volgens het bepaalde in artikel 2.6.1 of 2.6.2 worden beschouwd als correcties op de definitieve allocatie, die de basis vormen voor correcties op de financiële afwikkeling van handels- en/of transporttransacties.

2.7. Consistentie van de aangeleverde gegevens

2.7.1.

De regionale netbeheerder draagt er zorg voor dat informatie, die aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers wordt verschaft, consistent is (inclusief de restvolumes en correctievolumes).

2.7.2.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet draagt er zorg voor dat informatie, die aan erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers wordt verschaft, consistent is (inclusief de restvolumes en correctievolumes).

3. Tijdschema reconciliatie

3.1.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerders voeren maandelijks de reconciliatie uit aan de hand van de door de meetverantwoordelijke voor aangeslotenen op de regionale gastransportnetten aangeleverde standen en verbruiken. De verrekening van de reconciliatie vindt tweemaal per jaar plaats.

3.2.

De regionale netbeheerders zenden uiterlijk op de negende werkdag van elke maand de reconciliatiegegevens door middel van berichten aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de betrokken erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers. In aanmerking nemende dat de regionale netbeheerders de allocatiegegevens conform het bepaalde in 2.6.1 uiterlijk op de tiende werkdag verstrekken, voeren de regionale netbeheerders de maandelijkse reconciliatie uit in de periode tussen de tiende werkdag van elke maand en de negende werkdag van elke daaropvolgende maand. De regionale netbeheerder draagt er zorg voor dat informatie, die aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers wordt verschaft, consistent is.

3.3.

In uitzonderlijke gevallen kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een regionale netbeheerder toestaan de reconciliatiegegevens na het in het vorige artikel gestelde tijdstip te verstrekken.

3.4.

Nadat alle regionale netbeheerders de gegevens ter beschikking hebben gesteld totaliseert de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de aangeleverde te reconciliëren hoeveelheden gas en verrekent dit tweemaal per jaar met de betrokken erkende programmaverantwoordelijken. Dit betreft in principe een herverdeling van een reeds eerder berekende hoeveelheid gas, waarbij het saldo van de verrekening over een kalendermaand nul is. De reconciliatie betreft vooral een verrekening tussen erkende programmaverantwoordelijken, waarbij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een faciliterende rol speelt.

3.5.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verzendt tweemaal per jaar, in april en in oktober, de debetfacturen naar de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijken op de veertiende werkdag van de maand en informeert de erkende programmaverantwoordelijken over de bedragen van de creditnota’s. Deze facturering is gebaseerd op de in de voorgaande kalendermaanden ontvangen reconciliatiegegevens.

3.6.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet stelt de creditfacturen op en verzendt deze, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 14 werkdagen nadat alle debetfacturen zijn voldaan, naar de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijken. Op deze creditnota’s zijn de betalingen op de debetnota’s verwerkt, die inmiddels door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn ontvangen. In het geval dat na 3 maanden na de verzending van de debetfacturen (nog) niet alle debetfacturen zijn betaald door de erkende programmaverantwoordelijken, zal de uitbetaling van de creditnota’s onder vermindering van het nog niet betaalde bedrag worden uitbetaald aan de erkende programmaverantwoordelijken. De uitbetaling van de creditfacturen (zo nodig onder aftrek van niet-betaalde debetfacturen) wordt door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitgevoerd op de veertiende werkdag na de factuurdatum. Betalingen op debetfacturen, die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn ontvangen nadat de creditfacturen zijn opgesteld, zullen worden verwerkt in gecorrigeerde creditfacturen, die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de eerstvolgende keer zullen worden opgesteld.

3.7.

Nadere regels voor het maandelijks uit te voeren reconciliatieproces zijn opgenomen in paragraaf 5.

4. Het allocatieproces voor netgebieden en direct aangeslotenen

De regionale netbeheerder voert voor de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet, de allocatie uit. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet voert de allocatie uit voor de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een verbruiker. In deze paragraaf wordt voor een uur aangegeven op welke wijze de regionale netbeheerder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de gegevens samenstellen.

4.0. Allocatierollen

4.0.1.

Op aansluitingen verbonden met een regionaal gastransportnet is slechts één erkende programmaverantwoordelijke toegestaan. Deze erkende programmaverantwoordelijke zal de allocatierol balancerend hebben conform 4a.1.

4.0.2.

Op exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een verbruiker zijn meerdere erkende programmaverantwoordelijken toegestaan. Alle erkende programmaverantwoordelijken die actief zijn op deze exitpunten zullen de allocatierol balancerend hebben conform 4a.1.

4.1. Verstrekking van basisgegevens door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet

4.1.0.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zorgt er voor dat de gegevens, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de near-real-time allocatie op exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet, uiterlijk vijf minuten na afloop van het uur in het Centraal Systeem Stuursignaal beschikbaar zijn. Indien B5.2 van toepassing is in situatie B5.2.4 zorgt de regionale netbeheerder die de meetinrichting beheert dat de gegevens, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de near-real-time allocatie op exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet, uiterlijk vijf minuten na afloop van het uur in het Centraal Systeem Stuursignaal beschikbaar zijn.

4.1.2.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt de gegevens, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de maandelijkse allocatie, uiterlijk de vierde werkdag na afloop van de maand om 07.00 uur aan de regionale netbeheerder door middel van het bericht ‘MINFO’. Deze gegevens worden beschouwd als zijnde definitieve gegevens.

4.1.3.

Voor elk relevant netgebied worden voor elk uur van de betreffende periode de volgende gegevens verstrekt:

  • de gemeten hoeveelheid gas (uitgedrukt in MJ)

  • de calorische bovenwaarde van het gas

  • de voor de allocatie relevante gegevens betreffende de gaskwaliteit.

Tevens wordt bij de maandelijkse allocatie restenergie verstrekt conform bijlage B3.1.1.

4.2. Allocatie per netgebied

4.2.1.

De regionale netbeheerder voert voor elk relevant netgebied de off line allocatie uit. Daarvoor bepaalt de regionale netbeheerder voor elke verbruiker via welk netgebied het gas voor de verbruiker in het distributienet van de regionale netbeheerder wordt gevoed en legt dit vast in het aansluitingenregister. Ten behoeve van de near-real-time allocatie zorgt de regionale netbeheerder dat deze informatie ook dagelijks beschikbaar is in het Centraal Systeem Stuursignaal.

4.2.1a.

Met behulp van het Centraal Systeem Stuursignaal wordt voor elk relevant netgebied de near-real-time allocatie uitgevoerd.

4.2.2.

Bij het uitvoeren van de allocatie wordt er voor gezorgd dat de som van de verstrekte allocaties (betreffende de verbruikers) van een netgebied voor elk uur gelijk is aan de op het netgebied gemeten hoeveelheid gas van het desbetreffende uur.

4.3. Sommatie per afnamecategorie

4.3.1.

De allocaties worden samengesteld, gesommeerd per afnamecategorie, waarbij per verbruiker de afnamecategorie bepalend is welke in het aansluitingenregister is opgenomen.

4.3.1.1.

Voor die profielafnemers, waarvoor met behulp van de verbruiksprofielenmethodiek het verbruik per uur wordt berekend, gelden de respectievelijke profielcategorieën volgens bijlage 3 van de Informatiecode elektriciteit en gas als afnamecategorie.

4.3.1.2.

Toewijzing van afnamecategorieën door de regionale netbeheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan grootverbruikers gebeurt jaarlijks per 1 augustus op basis van de op dat moment bekende gegevens en de onderstaande toewijzingscriteria en is geldig vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar.

4.3.1.3.

Voor grootverbruikers met een gemiddelde jaarafname over de laatste 36 maanden groter dan 1.000.000 m3(n;35,17) wordt de afnamecategorie GGV gebruikt.

4.3.1.4.

Voor andere dan de in 4.3.1.3 bedoelde grootverbruikers, die beschikken over een uurlijks op afstand uitleesbare meetinrichting kan op verzoek van de aangeslotene de afnamecategorie GGV worden gebruikt.

4.3.1.5.

Voor andere dan de in 4.3.1.3 of 4.3.1.4 bedoelde grootverbruikers met een gemiddelde jaarafname over de laatste 36 maanden groter dan 170.000 m3 (n;35,17) dan wel een verbruik over de laatste 12 maanden van meer dan 250.000 m3 (n;35,17) wordt de afnamecategorie GXX gebruikt.

4.3.1.6.

Voor andere dan de in 4.3.1.3 of 4.3.1.4 of 4.3.1.5 bedoelde grootverbruikers, die beschikken over een dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichting kan op verzoek van de aangeslotene de afnamecategorie GXX worden gebruikt.

4.3.1.7.

Voor andere dan in 4.3.1.3 of 4.3.1.4 of 4.3.1.5 of 4.3.1.6 bedoelde grootverbruikers wordt de afnamecategorie G2C gebruikt.

4.3.1.8.

Voor een aansluiting op een regionaal gastransportnet waar gas in het gastransportnet gevoed wordt met een gemiddeld jaarvolume over de laatste 36 maanden groter dan 1.000.000 m3 (n;35,17) wordt de afnamecategorie GIS gebruikt.

4.3.1.9.

Voor andere dan de in 4.3.1.8 bedoelde aansluitingen aan een regionaal gastransportnet waar gas in het gastransportnet gevoed wordt en die beschikken over een uurlijks op afstand uitleesbare meetinrichting kan op verzoek van de aangeslotene de afnamecategorie GIS worden gebruikt.

4.3.1.10.

Voor andere dan de in 4.3.1.8 en 4.3.1.9 bedoelde aansluitingen op een regionaal gastransportnet met een capaciteit groter dan 40 m³(n)/uur waar gas in het gastransportnet gevoed wordt, wordt afnamecategorie GIN gebruikt.

4.3.1.11.

Voor een aansluiting op een regionaal transportnet met een capaciteit kleiner dan of gelijk aan 40 m³(n)/uur waar gas in het gastransportnet gevoed wordt, wordt de afnamecategorie G2A gebruikt. Ten behoeve van de allocatie wordt het standaard jaarverbruik gelijkgesteld aan 0.

4.4. Samenstellen van de allocatiegegevens door regionale netbeheerder

4.4.1.

De regionale netbeheerder stelt de allocatiegegevens per netgebied vast op grond van gegevens van de op zijn net aangesloten verbruikers. De regionale netbeheerder voert voor elk uur van de maand de allocatie uit. In bijlage 2 (het allocatieproces door de RNB) zijn de door de regionale netbeheerder uit te voeren activiteiten stapsgewijs uitgewerkt.

4.4.2.

De regionale netbeheerder is gehouden de samengestelde allocatiegegevens uitsluitend toe te wijzen aan tot het landelijk gastransportnet toegelaten erkende programmaverantwoordelijken met erkenning LB.

4.4.3.

Als de netbeheerder van het landelijk gastransportnet constateert dat (een gedeelte van) de door een regionale netbeheerder samengestelde allocatiegegevens zijn toegewezen aan niet-erkende programmaverantwoordelijken of aan erkende programmaverantwoordelijken zonder erkenning LB, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de betreffende regionale netbeheerder hierop wijzen en in de gelegenheid stellen de verstrekte gegevens te corrigeren. Indien de regionale netbeheerder de correctie niet binnen de in 2.6.1 gestelde termijn uitvoert, of indien, na correctie, de verstrekte allocatiegegevens nog niet voldoen aan het in hiervoor gestelde, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de regionale netbeheerder voor de desbetreffende allocatie beschouwen als een levering aan de regionale netbeheerder en derhalve de geleverde transportdienst volgens de standaard voorwaarden factureren aan de regionale netbeheerder, tenzij dit niet aan de regionale netbeheerder kan worden toegerekend.

4.5. Restenergie

4.5.1.

De restenergie wordt vastgesteld conform de Meetcode gas LNB. De wijze waarop de restenergie zal worden verwerkt in de allocatiegegevens is uitgewerkt in bijlage 3 (Verwerken van restenergie).

4.5.2.

In geval van de near-real-time allocatie wordt de restenergie op nul gesteld.

4.6. Correcties op allocaties

4.6.0.

Verschillen tussen near-real-time allocaties en de allocaties op de 10e werkdag van de vierde maand na afloop van de maand worden verrekend via het settlement proces conform 4.1.6 van de Transportcode gas LNB. Het portfolio onbalans signaal en het systeem balans signaal worden niet opnieuw berekend naar aanleiding van off line allocaties.

4.6.1.

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet binnen drie maanden nadat de gegevens conform 4.1.2 verstuurd zijn, constateert dat een conform 4.1.2 en 4.1.3 aan de regionale netbeheerder beschikbaar gestelde uurhoeveelheid voor een netgebied of een hoeveelheid restenergie op een netgebied onjuist is, verstrekt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet na overleg met de regionale netbeheerder aangepaste gegevens conform 4.1.2 en 4.1.3.

4.6.2.

Indien een regionale netbeheerder binnen 80 dagen nadat de gegevens conform 2.5.1 verstuurd zijn, vaststelt dat een door hem samengesteld allocatiegegeven onjuist is, zal de daaruit voortvloeiende correctie worden uitgevoerd in het allocatieproces conform 2.6.1.

4.6.3.

Erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers zijn gehouden de conform de artikelen 2.3.1, 2.4.1 en 2.5.1 door de regionale netbeheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte gegevens bij ontvangst te controleren op plausibiliteit en eventuele vermeende fouten zo spoedig mogelijk, doch in elk geval vijf werkdagen vóór de verstrekking van nieuwe gegevens conform respectievelijk de artikelen 2.4.1, 2.5.1 en 2.6.1, te melden bij de regionale netbeheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en, in geval van vermeende fouten in de meting, bij de partij die de meting verricht, opdat deze fouten gecorrigeerd kunnen worden vóór de verstrekking van nieuwe gegevens conform respectievelijk de artikelen 2.4.1, 2.5.1 en 2.6.1.

4.6.4.

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vaststelt dat een conform 4.1.3 aan een regionale netbeheerder beschikbaar gestelde uurhoeveelheid voor een netgebied of hoeveelheid restenergie op een netgebied, die betrekking heeft op één of meerdere maanden binnen de reconciliatieperiode, onjuist is, dan wel indien een regionale netbeheerder vaststelt dat een door hem samengesteld allocatiegegeven, dat betrekking heeft op (een uur van) een maand binnen de reconciliatieperiode, onjuist is, zal de daaruit voortvloeiende correctie (de zogenaamde correctie-energie) worden uitgevoerd in het reconciliatieproces. Deze correcties kunnen alleen worden uitgevoerd ingeval de correctie betrekking heeft op een binnen de reconciliatieperiode vallende periode.

4.6.5.

De wijze waarop de correctie-energie zal worden verwerkt in de reconciliatiegegevens is uitgewerkt in bijlage 4 (Verwerken van correctie-energie).

4.7. Bijzondere omstandigheden

4.7.1.

De allocatieregels richten zich op de normale omstandigheden. Een strikte toepassing van de regels kan in bijzondere omstandigheden leiden tot onbetrouwbare uitkomsten van het allocatieproces. Een aantal van deze bijzondere situaties, inclusief de te volgen werkwijze bij de allocatie, zijn beschreven in bijlage 5 (Bijzondere omstandigheden). In overige uitzonderingssituaties, indien deze het allocatieproces dreigen te verstoren, beslist de regionale netbeheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, na overleg met betrokkenen.

4.8. Verstrekking van off line allocatiegegevens

4.8.1.

Van regionale netbeheerder naar de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, betreffende erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers: Voor elk relevant Netgebied: de berekende meetcorrectiefactor; hiervoor wordt het bericht ‘CINFO’ gebruikt.

4.8.2.

Van de regionale netbeheerder naar de netbeheerder van het landelijk gastransportnet: Voor elk relevant netgebied: de gesommeerde allocaties voor elke voorkomende combinatie van erkende programmaverantwoordelijken, leverancier en afnamecategorie; hiervoor wordt het bericht ‘LALL’ gebruikt.

4.8.3.

Van de regionale netbeheerder naar desbetreffende erkende programmaverantwoordelijken:

Voor elk relevant netgebied: de gesommeerde allocaties voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke voor elke voorkomende combinatie met een leverancier en afnamecategorie; hiervoor wordt het bericht ‘LALL’ gebruikt.

Van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet naar desbetreffende erkende programmaverantwoordelijken: Bij een verbruiker met een aansluiting op het landelijk gastransportnet, voor elk relevant netgebied: de gesommeerde allocaties voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke voor elke voorkomende combinatie met een leverancier en afnamecategorie; hiervoor wordt het bericht ‘LALL’ gebruikt.

4.8.4.

Van de regionale netbeheerder naar desbetreffende leveranciers:

  • Voor elk relevant netgebied: de gesommeerde allocaties voor de desbetreffende leverancier voor elke voorkomende combinatie met een erkende programmaverantwoordelijke en afnamecategorie; hiervoor wordt het bericht ‘LALL’ gebruikt;

  • Voor elke telemetriegrootverbruiker: de gealloceerde uurhoeveelheid; hiervoor wordt het bericht ‘BALL’ gebruikt.

Van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet naar desbetreffende leveranciers:

  • Bij een verbruiker met een aansluiting op het landelijk gastransportnet, voor elk relevant netgebied: de gesommeerde allocaties voor de desbetreffende leverancier voor elke voorkomende combinatie met een erkende programmaverantwoordelijke en afnamecategorie; hiervoor wordt het bericht ‘LALL’ gebruikt;

  • Voor elke telemetriegrootverbruiker: de gealloceerde uurhoeveelheid; hiervoor wordt het bericht ‘BALL’ gebruikt.

4.9. Vaststelling netverliesfactor

4.9.1.

De regionale netbeheerder stelt jaarlijks vóór 1 oktober de netverliesfactor (NVF) voor het volgende kalenderjaar vast.

4.9.2.

De regionale netbeheerder stelt de netverliesfactor (NVF) vast gelijk aan het gemiddelde procentuele netverlies van de laatste 24 maanden waarvoor op het moment van vaststelling de definitieve reconciliatie beschikbaar is. Het gemiddelde procentuele netverlies is gelijk aan het totaal netverliesvolume over 24 maanden gedeeld door de totale invoeding over 24 maanden.

4.9.3.

Na vaststelling van de netverliesfactor (NVF) informeert de regionale netbeheerder de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de betrokken erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers over zijn netverliesfactor (NVF).

4a. Het allocatieproces voor overige entry- en exitpunten

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet voert voor alle entry- en exitpunten, uitgezonderd de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet, de allocatie uit. In deze paragraaf wordt voor elk exitpunt, uitgezonderd de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet of met een verbruiker, voor een uur aangegeven op welke wijze de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de gegevens samenstelt.

4a.1. Allocatierollen

4a.1.1.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kent de volgende allocatierollen:

Balancerend

Het verschil tussen het te alloceren volume en de som van de confirmaties aan de erkende programmaverantwoordelijken met de allocatierol proportioneel (inclusief backhaul) wordt gealloceerd aan de erkende programmaverantwoordelijke met de allocatierol balancerend (enkel ingeval de richting van dit verschil overeenkomt met de richting waarin de erkende programmaverantwoordelijke balancerend is). Indien er meerdere erkende programmaverantwoordelijken zijn met de allocatierol balancerend dienen deze erkende programmaverantwoordelijken te nomineren en zal het genoemde verschil verdeeld worden naar rato van de confirmaties aan de betreffende erkende programmaverantwoordelijken.

Proportioneel

In de situatie dat gas wordt afgeleverd in een stromingsrichting die gelijk is aan de fysieke stromingsrichting zal de hoeveelheid zoals aangegeven in de confirmatie in principe worden gealloceerd aan de erkende programmaverantwoordelijke. Indien in deze situatie het verschil tussen het gemeten volume en de som van de confirmaties aan de erkende programmaverantwoordelijken met de allocatierol proportioneel niet gealloceerd kan worden aan erkende programmaverantwoordelijken met de allocatierol balancerend zal dit verschil worden gealloceerd aan de in de eerste zin genoemde erkende programmaverantwoordelijken naar rato van de hoeveelheden zoals aangegeven in de confirmaties. In de situatie van backhaul zal de hoeveelheid zoals aangegeven in de confirmatie worden gealloceerd aan de erkende programmaverantwoordelijke.

Geen allocatie

Bij deze allocatierol zal geen gas worden gealloceerd aan de erkende programmaverantwoordelijke.

4a.1.2.

Indien een erkende programmaverantwoordelijke volgens 4a.2 op een entry- of exitpunt de keuze heeft tussen verschillende allocatierollen, zal de erkende programmaverantwoordelijke de netbeheerder van het landelijk gastransportnet per entry- en exitpunt schriftelijk melden welke allocatierol hij zal vervullen. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransport deze informatie niet uiterlijk 5 werkdagen voor aanvang van de programmaverantwoordelijkheid op het betreffende entry- of exitpunt ontvangt zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan de erkende programmaverantwoordelijke de rol proportioneel toekennen.

4a.1.3.

Indien een erkende programmaverantwoordelijke kiest voor de allocatierol balancerend terwijl er al een andere balancerende erkende programmaverantwoordelijke op het entry- of exitpunt aanwezig is, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in overleg gaan met zowel de oorspronkelijke balancerende erkende programmaverantwoordelijke als de nieuwe balancerende erkende programmaverantwoordelijke, met als resultaat een van de volgende situaties:

Beide erkende programmaverantwoordelijken krijgen de allocatierol balancerend en beide zullen nomineren. Een van beide partijen verandert zijn allocatierol in proportioneel en zal nomineren. Een van beide partijen verandert zijn allocatierol in “geen allocatie”.

4a.1.4.

Indien de gecontracteerde entry- en/of exitcapaciteit of het gebruiksrecht van de gecontracteerde entry- en/of exitcapaciteit wordt overgedragen aan een andere erkende programmaverantwoordelijke dan wordt de allocatierol ook overgedragen, tenzij de ontvangende erkende programmaverantwoordelijke anders aangeeft. Indien de gecontracteerde entry- en/of exitcapaciteit of het gebruiksrecht van de gecontracteerde entry- en/of exitcapaciteit gedeeltelijk wordt overgedragen, zullen de betrokken erkende programmaverantwoordelijken handelen volgens 4a.1.2. Indien de gecontracteerde entry- en/of exitcapaciteit of het gebruiksrecht van de gecontracteerde entry- en/of exitcapaciteit wordt overgedragen aan een andere erkende programmaverantwoordelijke die reeds actief is op het betreffende entry- en/of exitpunt, dan wordt de vigerende allocatierol van de ontvangende erkende programmaverantwoordelijke toegepast op de extra entry- en/of exitcapaciteit, tenzij anders aangegeven volgens 4a.1.2.

4a.1.5.

Indien uitvoering van de artikelen 4a.1.2, 4a.1.3 en 4a.1.4 niet uiterlijk 5 werkdagen voor aanvang van de programmaverantwoordelijkheid op het betreffende entry- en/of exitpunt leiden tot een uitvoerbaar allocatiealgoritme zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de betrokken erkende programmaverantwoordelijken een allocatierol toedelen en deze hierover informeren.

4a.1.6.

Binnen de condities van artikel 4a.2 is een erkende programmaverantwoordelijke bevoegd zijn allocatierol te wijzigen volgens de volgende regels. De erkende programmaverantwoordelijke zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn nieuwe allocatierol schriftelijk melden. Deze nieuwe allocatierol zal in werking treden op de eerste gasdag van de eerstkomende gasmaand, rekening houdend met een verwerkingstijd van 5 werkdagen door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet na ontvangst van de melding, tenzij anders overeen gekomen. Indien ten gevolge van voorgenoemde melding, of ten gevolge van het niet langer contracteren van entry- en/of exitcapaciteit door een erkende programmaverantwoordelijke met de allocatierol balancerend, niet langer een erkende programmaverantwoordelijke met de allocatierol balancerend op een entry- en/of exitpunt aanwezig is, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de andere erkende programmaverantwoordelijken op het betreffende entry- en/of exitpunt uiterlijk drie werkdagen voordat de wijziging in werking treedt schriftelijk op de hoogte brengen. Indien ten gevolge van een wijziging van de allocatierol van een erkende programmaverantwoordelijke of ten gevolge van de aanvang van het contracteren door een erkende programmaverantwoordelijke met de allocatierol balancerend, een erkende programmaverantwoordelijke met de allocatierol balancerend actief wordt op een entry- en/of exitpunt, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de andere erkende programmaverantwoordelijken op het betreffende entry- en/of exitpunt uiterlijk drie werkdagen voordat de wijziging in werking treedt schriftelijk op de hoogte brengen.

4a.1.7.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal per entry- en exitpunt per erkende programmaverantwoordelijke de allocatierol opnemen in zijn administratie. Deze informatie is opvraagbaar voor erkende programmaverantwoordelijken die actief zijn op de betreffende entry- en/of exitpunten en zal verstrekt worden rekening houdend met belangen van alle betrokken partijen.

4a.2. Allocatie op entrypunten en exitpunten, uitgezonderd de exitpunten waar het landelijk gastransportnet is verbonden met een regionaal gastransportnet

4a.2.1.

Allocatie op entry- en exitpunten op de landsgrens (grenspunten)

Op grenspunten zijn meerdere erkende programmaverantwoordelijken toegestaan. De erkende programmaverantwoordelijken die actief zijn op deze grenspunten kunnen de allocatierollen balancerend, proportioneel en “geen allocatie” hebben.

4a.2.2.

Allocatie op entry- of exitpunten waar een installatie voor de opslag van gas of LNG is verbonden met het landelijk gastransportnet.

Op deze entry- of exitpunten zijn meerdere erkende programmaverantwoordelijken toegestaan. De erkende programmaverantwoordelijken die actief zijn op deze entry- of exitpunten kunnen de allocatierollen balancerend, proportioneel en “geen allocatie” hebben.

4a.2.3.

Allocatie op entrypunten waar een gasproductienet is verbonden met het landelijk gastransportnet.

Op deze entrypunten zijn meerdere erkende programmaverantwoordelijken toegestaan. De erkende programmaverantwoordelijken die actief zijn op deze entrypunten kunnen de allocatierollen balancerend, proportioneel en “geen allocatie” hebben.

4a.2.4.

Allocatie op het virtuele handelspunt

Op het virtuele handelspunt geldt dat de gealloceerde hoeveelheid gelijk is aan de geconfirmeerde hoeveelheid; een uitzondering hierop is de balansrelatie.

4a.2.5.

Balansrelatie op het virtuele handelspunt

In een balansrelatie wordt de op het virtuele handelspunt gealloceerde hoeveelheid tussen één of meer balansleverende- en één balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke bepaald op basis van de fysieke levering op binnenlandse verbruikspunten in een portfolio van de balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke. Met behulp van de balansrelatie kan daarmee onbalansrisico op binnenlandse verbruikspunten over één- of meerdere balansleverende partijen verdeeld worden.

De gealloceerde hoeveelheid wordt bepaald door de inzet van één of meer van de onderstaande varianten:

Afnamecategorieën

Een balansleverende- en een balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke kunnen een balansrelatie beperken tot een of meer gespecificeerde afnamecategorieën binnen het gemeten verbruik binnen de balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke.

Procentuele nominatie

De verdeling van de fysieke levering vindt plaats op basis van een vooraf door de balansleverende- en een balansontvangende erkende programmaverantwoordelijken genomineerd en geconfirmeerd percentage.

Maxbalans

De gealloceerde hoeveelheid op het virtuele handelspunt tussen een balansleverende en een balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke heeft een vooraf gespecificeerde bovengrens.

Minbalans

De gealloceerde hoeveelheid op het virtuele handelspunt tussen een balansleverende en een balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke heeft een vooraf gespecificeerde ondergrens waaronder geen overdracht plaats heeft.

Own Use

De balansontvangende erkende programmaverantwoordelijke brengt zelf een vaste hoeveelheid gas in in de balansrelatie

Voor de toepassing van een balansrelatie op het virtuele handelspunt:

  • staat de balansontvangende partij als erkende programmaverantwoordelijke in het aansluitingenregister van de betreffende netbeheerder vermeld

  • wordt de overdracht tussen de balansleverende en de balansontvangende partij geacht plaats te vinden bij de fysieke exit.

  • worden de realisaties van de balansleverende partij onder de balansrelatie beschouwd als exitallocaties.

4a.3. Overige bepalingen

4a.3.1.

Erkende programmaverantwoordelijken op een entry- en/of exitpunt kunnen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verzoeken de allocatie op het betreffende entry- en/of exitpunt door een andere partij te laten uitvoeren. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de betreffende erkende programmaverantwoordelijken dienen vooraf overeenstemming te bereiken over de werkwijze. Als voorwaarde geldt dat de gemeten hoeveelheid energie en de som van de allocaties voor het betreffende entry- en/of exitpunt voor elk uur exact overeen dienen te komen; tevens geldt dat het tijdstip van beschikbaarstelling van de allocaties aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overeen dient te komen met 2 minuten voor het in 2.0.3 genoemde tijdstip voor de near-real-time allocaties en met 2 werkdagen voor het in 2.5 genoemde moment voor de definitieve off line allocaties.

4a.3.2.

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransport niet conform 4a.3.1 en de overige met die andere partij gemaakte afspraken de allocaties krijgt aangeleverd, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zelf die allocaties voor het betreffende entry- en/of exitpunt bepalen in overeenstemming met het bepaalde in deze Allocatiecode gas.

4a.4. Correcties op allocaties

4a.4.1.

Verschillen tussen near-real-time allocaties en de definitieve allocaties worden verrekend via het settlement proces conform 4.1.6 van de Transportcode gas LNB. Het portfolio onbalans signaal en het systeem balans signaal worden niet opnieuw berekend naar aanleiding van off line allocaties.

4a.4.2.

Erkende programmaverantwoordelijken zijn gehouden de conform de artikelen 2.4.1 door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte gegevens bij ontvangst te controleren op plausibiliteit en eventuele vermeende fouten zo spoedig mogelijk, doch in elk geval twee maanden vóór het verstrijken van de reconciliatieperiode, te melden bij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en, in geval van vermeende fouten in de meting, bij de partij die de meting verricht, opdat deze fouten gecorrigeerd kunnen worden binnen de reconciliatieperiode

4a.4.3.

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vaststelt dat een door hem samengesteld allocatiegegeven onjuist is en dit allocatiegegeven heeft betrekking op één of meerdere maanden na de reconciliatieperiode, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet:

  • informatie verstrekken over de correctie aan de erkende programmaverantwoordelijke met betrekking tot de aansluiting waarop de gecorrigeerde uurwaarde betrekking heeft;

  • een correctie uitvoeren op de gealloceerde uurhoeveelheid. De aldus bepaalde allocatiegegevens worden beschouwd als correcties op de definitieve allocatie, die de basis vormen voor de settlement.

4a.4.4.

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vaststelt dat een door hem samengesteld allocatiegegeven onjuist is en dit allocatiegegeven heeft betrekking op één of meerdere maanden binnen de reconciliatieperiode, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet:

  • informatie verstrekken over de correctie aan de erkende programmaverantwoordelijke met betrekking tot de aansluiting waarop de gecorrigeerde uurwaarde betrekking heeft;

  • een correctie uitvoeren op de gealloceerde maandhoeveelheid, waarbij de verwerking analoog plaatsvindt aan verwerking conform B4.2, inclusief de daaraan verbonden termijnen, echter buiten het reconciliatieproces.

5. Nadere reconciliatieregels

5.1. Reconciliatie per netgebied

5.1.1.

De regionale netbeheerders voeren de reconciliatie uit per netgebied. De regionale netbeheerders zorgen er voor dat tijdens het uitvoeren van het reconciliatieproces (gegevens van de) verbruikers aan hetzelfde netgebied zijn ‘gekoppeld’ als ten tijde van het uitvoeren van het allocatieproces.

5.1.2.

Voor elke profielafnemer waarvoor bij het samenstellen van de allocatiegegevens gedurende (een deel van) de reconciliatieperiode het verbruik per uur met behulp van de verbruiksprofielenmethodiek is berekend, berekent de regionale netbeheerder tijdens het reconciliatieproces het verbruik. De door de regionale netbeheerders uit te voeren bewerkingen zijn gespecificeerd in paragraaf B6.2 van bijlage 6 (Rekenregels reconciliatie). Van de verbruikers waarvoor slechts gedurende een gedeelte van de reconciliatieperiode het verbruik per uur met behulp van de verbruiksprofielenmethodiek is berekend, worden uitsluitend de gegevens van het desbetreffende deel van de reconciliatieperiode berekend conform het bepaalde in paragraaf B6.2 van bijlage 6 (Rekenregels reconciliatie).

5.1.3.

Voor elke verbruiker waarvoor de in het vorige artikel genoemde voorwaarden niet gelden, berekent de regionale netbeheerder tijdens het reconciliatieproces het verbruik per uur. De door de regionale netbeheerder uit te voeren bewerkingen zijn gespecificeerd in paragraaf B6.3 van bijlage 6 (Rekenregels reconciliatie). Van de verbruikers waarvoor slechts gedurende een gedeelte van de reconciliatieperiode het verbruik per uur met behulp van de verbruiksprofielenmethodiek is berekend, berekent de regionale netbeheerder de gegevens van het deel van de reconciliatieperiode dat niet met behulp van de verbruiksprofielenmethodiek is bepaald, conform het bepaalde paragraaf B6.3 van bijlage 6 (Rekenregels reconciliatie).

5.1.4.

Nadat de berekeningen voor alle relevante verbruikers door de regionale netbeheerder zijn uitgevoerd, berekent de regionale netbeheerder de maand-meetcorrectiefactor (MMCF) van het desbetreffende netgebied, zoals uitgewerkt in paragraaf B6.4 van bijlage 6 (Rekenregels reconciliatie). De regionale netbeheerder informeert de betrokken erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers over de maand-meetcorrectiefactor.

5.1.5.

De regionale netbeheerder berekent voor elk netgebied voor iedere erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie voor elke kalendermaand de door de in 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde verbruikers afgenomen hoeveelheid energie. Dit is het maandtotaal per erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie. De wijze van berekening is beschreven in paragraaf B6.5 van bijlage 6 (Rekenregels reconciliatie).

5.2. Verrekening door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet

5.2.1.

Nadat de reconciliatiegegevens door alle regionale netbeheerders zijn aangeleverd sommeert de netbeheerder van het landelijk gastransportnet deze aangeleverde reconciliatiegegevens tot een met de betreffende erkende programmaverantwoordelijke te verrekenen hoeveelheid per kalendermaand.

5.2.2.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet bepaalt per kalendermaand de verrekenprijs. Als verrekenprijs zal de maandgemiddelde prijs worden gebruikt van de in artikel 4.1.6.4 van de Transportcode gas LNB bepaalde gasprijs.

5.3. Verstrekking van reconciliatiegegevens

5.3.1.

Door regionale netbeheerder aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, betreffende erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers: Voor elk netgebied: per kalendermaand per afnamecategorie voor elke voorkomende erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie de tijdens het lopende reconciliatieproces vastgestelde totale hoeveelheid gas (uitgedrukt in MJ), de totale hoeveelheid gas vóór de uitvoering van dit reconciliatieproces, alsmede de maand-meetcorrectiefactor; hiervoor wordt het bericht ‘RNINFO’ gebruikt.

5.3.2.

Door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan de betreffende erkende programmaverantwoordelijken: Per kalendermaand de te reconciliëren hoeveelheid gas (verschil tussen de tijdens het lopende reconciliatieproces vastgestelde totale hoeveelheid gas en de totale hoeveelheid gas vóór de uitvoering van dit reconciliatieproces), uitgedrukt in MJ, en het bij deze hoeveelheid behorende factuurbedrag; hiervoor wordt het bericht ‘RSINFO’ gebruikt.

6. Settlement (verrekening van verschillen tussen near-real-time allocaties en off line allocaties)

6.1.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet voert maandelijks de settlement uit aan de hand van de near-real-time allocaties per uur conform 2.0, de definitieve allocatiegegevens conform 2.5 en de correcties op de definitieve allocatiegegevens conform 2.6.

6.2.

Het settlement voorschot wordt berekend met behulp van de definitieve allocatiegegevens conform 2.5 door van de vastgestelde netto afwijking van de off line allocaties conform 2.5 ten opzichte van het goedgekeurde entry- en/of exitprogramma af te trekken de vastgestelde netto afwijking van de near-real-time allocaties ten opzichte van het goedgekeurde entry- en/of exitprogramma.

6.3.

De settlement afrekening wordt berekend met behulp van de correcties op de definitieve allocatiegegevens conform 2.6 door van de vastgestelde netto afwijking van de off line allocaties conform 2.6 ten opzichte van het goedgekeurde entry- en/of exitprogramma af te trekken de vastgestelde netto afwijking van de off line allocaties conform 2.5 ten opzichte van het goedgekeurde entry- en/of exitprogramma.

6.4.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet totaliseert de te verrekenen hoeveelheden gas en verrekent dit met de betrokken erkende programmaverantwoordelijken. Dit betreft in principe een herverdeling van een reeds eerder berekende hoeveelheid gas, waarbij het saldo van de verrekening over een gasmaand nul is. De settlement betreft vooral een verrekening tussen erkende programmaverantwoordelijken, waarbij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een faciliterende rol speelt.

6.5.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet stelt de debetfacturen op en verzendt deze naar de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijken aan het eind van elke maand. Deze facturering is gebaseerd op de in deze kalendermaand ontvangen off line allocatiegegevens.

6.6.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet stelt de creditfacturen op en verzendt deze naar de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijken uiterlijk 10 werkdagen volgend op het moment dat de debetfacturen zijn gemaakt.

7. Slotbepalingen

7.1.

De Allocatievoorwaarden Gas, zoals vastgesteld bij besluit van 27 juni 2006 en nadien diverse malen gewijzigd, wordt ingetrokken.

7.2.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 april 2016

De Autoriteit Consument en Markt,

namens deze:

F.J.H. Don

bestuurslid

Bijlagen

Bijlage 1a. Verbruiksprofielen voor grootverbruikers met afnamecategorie GXX

B1a.1

Deze bijlage is alleen van toepassing op grootverbruikers met afnamecategorie GXX en GGV (de laatste alleen voor fall-back), De in deze bijlage voorgeschreven verbruiksprofielen worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de near-real-time allocatie.

B1a.2. Standaardprofielen

B1a.2.1

Uiterlijk op 1 april van elk jaar worden de parameters voor het verbruiksprofiel voor de profielcategorie GXX die worden gebruikt in het Centraal Systeem Stuursignaal bekend gemaakt door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

B1a.2.2

Dit verbruiksprofiel wordt in het Centraal Systeem Stuursignaal gebruikt bij de profielberekeningen vanaf de eerste gasdag van het volgende kalenderjaar.

B1a.2.5

Dit verbruiksprofiel geeft het verwachte gemiddelde verbruikspatroon van een grootverbruiker met afnamecategorie GXX gedurende de verbruiksperiode; hierbij wordt gebruik gemaakt van de verwachte temperaturen zoals gedefinieerd in B1a.2.8.

B1a.2.6

Voor het vaststellen van de verwachte temperaturen en/of de verbruiksprofielen wordt één temperatuurgebied onderscheiden. De gerealiseerde temperatuur en overige relevante klimaatgegevens worden gebaseerd op de meetgegevens van de meteostations De Bilt, Beek, De Kooy, Eelde, Vlissingen en Twente.

B1a.2.7

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt elke werkdag uiterlijk om 10:00 uur voorafgaande aan de betreffende gasdag(en) de verwachte temperatuurcoëfficiënt (VTC), uitgedrukt in °C, voor elk uur van de komende gasdag(en) aan het Centraal Systeem Stuursignaal.

B1a.2.8

De verwachte temperatuurcoëfficient (VTCuur) wordt voor elk uur door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet berekend volgens B1a.2.8a tot en met B1a.2.8c.

B1a.2.8a

Bepaal de volgende klimaatfactoren voor elk van de meteostations De Bilt, Beek, De Kooy, Eelde, Vlissingen en Twente:

factor

formule

omschrijving

t1

tuur = i

de verwachte temperatuur (°C) van het desbetreffende uur

t2

tetmaal = i-1

de etmaalgemiddelde temperatuur van de dag voor het desbetreffende uur

t3

tetmaal = i-2

de etmaalgemiddelde temperatuur van de tweede dag voor het desbetreffende uur

w1

√(Wuur=i)/0,35

de wortel uit de verwachte windsnelheid (m/s) van het desbetreffende uur, gedeeld door 0,35

w2

√(Wetmaal=i-1)/0,35

de wortel uit de etmaalgemiddelde windsnelheid van de dag voor het desbetreffende uur, gedeeld door 0,35

w3

√(Wetmaal=i-2)/0,35

de wortel uit de etmaalgemiddelde windsnelheid van de tweede dag voor het desbetreffende uur, gedeeld door 0,35

q1

quur=i/40

de verwachte globale instraling (J/cm2) op het platte vlak in het desbetreffende uur, gedeeld door 40

B1a.2.8b

Bereken de temperatuurfactor voor elk meteostation met de formule:

Tfactor = (6 x (t1 – w1) + 3 x (t2 – w2) + (t3 – w3)) / 10 + q1

B1a.2.8c

Bereken VTCuur met de volgende formule:

VTCuur = 0,28 x Tfactor[de Bilt] + 0,14 x Tfactor[Eelde] + 0,15 x Tfactor[Beek] + 0,15 x Tfactor[de Kooy] + 0,12 x Tfactor[Vlissingen] + 0,16 x Tfactor[Twente]

B1a.2.9

[Vervallen]

B1a.2.10

Alle berekeningen in het kader van de verbruiksprofielen worden uitgevoerd met variabelen met zoveel mogelijk cijfers achter de komma ('single precision floating point').

B1a.3. Het jaarverbruik telemetriegrootverbruikers

B1a.3.1

Het jaarverbruik telemetriegrootverbruikers wordt bepaald door het gemeten verbruik over de laatste relevante verbruiksperiode, uitgedrukt in m3(n;35,17), te delen door het aantal uren in de genoemde verbruiksperiode en vervolgens te vermenigvuldigen met het aantal uren in het betreffende jaar. In formule:

JV = VVP / UP x UJ

waarin:

JV = jaarverbruik telemetriegrootverbruikers;

VVP = verbruik over de verbruiksperiode van een telemetriegrootverbruiker;

UP = aantal uren dat de verbruiksperiode van een telemetriegrootverbruiker omvat [uren]

UJ = aantal uren in het betreffende jaar (8.760 uur voor een standaard en 8.784 uur voor een schrikkeljaar) [uren]

B1a.3.2

Indien van een telemetriegrootverbruiker het gemeten verbruik geen betrekking heeft op een relevante verbruiksperiode, bepaalt de regionale netbeheerder het jaarverbruik van die telemetriegrootverbruiker naar beste inzicht.

B1a.3.3

Het jaarverbruik telemetriegrootverbruikers wordt uiterlijk binnen vijf werkdagen na de allocatie als bedoeld in paragraaf 2.5 van de Allocatiecode gas, door de regionale netbeheerder herberekend.

B1a.4. De databepaling

Het jaarverbruik van een grootverbruiker met afnamecategorie GXX vormt de basis voor de met het Centraal Systeem Stuursignaal uit te voeren berekeningen ten behoeve van de near-real-time allocatie.

B1a.4.1. Berekening ten behoeve van de allocatie

B1a.4.1.1

De onder B3.4.1 en B3.4.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas vermelde bewerkingen worden per netgebied uitgevoerd in het Centraal Systeem Stuursignaal.

B1a.4.1.2

De regionale netbeheerder bepaalt de som van de jaarverbruiken van de grootverbruikers met afnamecategorie GXX van elke combinatie van erkende programmaverantwoordelijke en leverancier en stelt deze informatie uiterlijk om 02:00 uur voorafgaande aan de betreffende gasdag beschikbaar voor gebruik in het Centraal Systeem Stuursignaal.

B1a.4.1.4

Voor de desbetreffende profielcategorie wordt voor elk uur de profielfractie van het temperatuurafhankelijke deel van het profiel (TAP) uit de regressiecoëfficiënt (RER) voor het desbetreffende uur, de stooktemperatuur (TST) voor het desbetreffende uur en de verwachte temperatuurcoëfficiënt (VTC) van het relevante temperatuurgebied van het desbetreffende uur bepaald volgens de formules:

TAPPC = 0 indien VTC > TSTPC

TAPPC = RER PC x (TSTPC – TAC) indien VTC ≤ TSTPC

Hierbij wordt de verwachte temperatuurcoëfficiënt conform B1a.2.8 zoals aangeleverd is door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet gebruikt.

B1a.4.1.5

Vervolgens wordt voor de profielcategorie GXX voor elk uur de profielfractie van het verondersteld profiel (VP) uit de desbetreffende profielfractie van het temperatuuronafhankelijke deel van het profiel (TOP) en de desbetreffende profielfractie van het temperatuurafhankelijke deel van het profiel (TAP), bepaald volgens de formule:

VPPC = TOPPC + TAPPC

B1a.4.1.6

Voor elk uur wordt het veronderstelde geprofileerde verbruik VGV) bepaald, uitgedrukt in kWh, voor de grootverbruikers met afnamecategorie GXX per erkende programmaverantwoordelijke/leverancier combinatie (PV;LE) achter een bepaald netgebied volgens de formule:

VGVPV;LE,GXX,netgebied = VPGXX x ΣJVPV;LE,GXX,netgebied x 9,7694

VPGXX = de profielfractie van het verondersteld profiel voor de GXX profielcategorie voor het desbetreffende uur;

ΣJVPV;LE,GXX,netgebied = de som van alle jaarverbruiken van grootverbruikers met afnamecategorie GXX van de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke/leverancier combinatie in het desbetreffende netgebied.

VGVPV;LE,GXX,netgebied = het veronderstelde geprofileerde verbruik van de grootverbruikers met afnamecategorie GXX voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke/leverancier combinatie, en netgebied, uitgedrukt in kWh.

Het aldus berekende veronderstelde geprofileerde verbruik is de basis voor de near real-time allocatie op grond van de ‘profielklanten’.

B1a.4.2

Vervangende near real-time allocatie voor grootverbruiker met afnamecategorie GGV

Bij het ontbreken van de near real-time meetwaarden voor een grootverbruiker met afnamecategorie GGV kan voor het bepalen van een vervangende near real-time allocatie van een grootverbruiker met afnamecategorie GGV gebruik worden gemaakt van de profielenmethodiek.

B1a.4.2.1

De regionale netbeheerder stelt uiterlijk om 02:00 uur voorafgaande aan de betreffende gasdag het jaarverbruik van elke grootverbruiker met afnamecategorie GGV afzonderlijk beschikbaar voor gebruik in het Centraal Systeem Stuursignaal.

B1a.4.2.2

De berekening van een vervangende near real-time allocatie van een grootverbruiker met afnamecategorie GGV verloopt identiek aan de werkwijze zoals beschreven in B1a.5.1.1 en is dus gebaseerd op de GXX profielcategorie. In plaats van de in B1a.5.1.6 genoemde som van alle jaarverbruiken van grootverbruikers met afnamecategorie GXX van de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke/leverancier combinatie in het desbetreffende netgebied dient het jaarverbruik van de betreffende grootverbruiker met afnamecategorie GGV te worden gebruikt.

Bijlage 2. Het off line allocatieproces door de regionale netbeheerder

De regionale netbeheerder voert voor elk relevant netgebied de allocatie voor elk uur van de maand uit. In deze bijlage wordt voor een netgebied voor een uur aangegeven op welke wijze de regionale netbeheerder de gegevens samenstelt.

B2.1

Als eerste stap wordt door de regionale netbeheerder de allocatie op grond van de telemetriegrootverbruikers uitgevoerd. Voor elke verbruiker is in het aansluitingenregister vastgelegd aan welke erkende programmaverantwoordelijken en aan welke leverancier(s) de gemeten uurhoeveelheid moet worden toegewezen.

B2.2

Als tweede stap worden de allocaties op grond van de telemetriegrootverbruikers gesommeerd per erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie per afnamecategorie.

B2.3

[Vervallen]

B2.4

De regionale netbeheerder berekent, als derde stap, de totale afgenomen uurhoeveelheid voor het collectief van de profielafnemers. Daartoe trekt de regionale netbeheerder de som van de in de tweede stap bepaalde allocaties af van de op het netgebied gemeten hoeveelheid gas van het desbetreffende uur.

B2.5

De vierde stap betreft het uitvoeren van de allocatie voor de profielklanten. De basis hiervoor wordt gevormd door de conform de verbruiksprofielenmethodiek uitgevoerde berekeningen. Voor elke erkende programmaverantwoordelijke/leverancier combinatie berekent de regionale netbeheerder per profielcategorie het ‘veronderstelde geprofileerd verbruik’ (VGVPV;LE,PC,netgebied) (zie bijlage 3 van de Informatiecode elektriciteit en gas). Hieronder wordt weergegeven hoe de allocatie voor de profielklanten plaatsvindt.

B2.5.1

De meetcorrectiefactor (MCF) voor het desbetreffende netgebied wordt berekend door het ingevolge B2.4 berekende ‘totaal profielklanten’ te delen door de som van het ‘veronderstelde geprofileerde verbruik’:

MCFnetgebied = totaal profielklanten/ΣVGVnetgebied

waarin:

ΣVGVnetgebied = de som van het veronderstelde geprofileerde verbruik van alle erkende programmaverantwoordelijke / leverancier combinaties op het netgebied.

De meetcorrectiefactor moet ten behoeve van toekomstig gebruik (bijvoorbeeld bij het reconciliatieproces) worden opgeslagen als variabele met zoveel mogelijk cijfers achter de komma (‘single precision floating point’).

B2.5.2

Voor elke erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie per afnamecategorie/profielcategorie wordt het gecorrigeerde geprofileerde verbruik (GGV), uitgedrukt in MJ, berekend:

GGVPV;LE,PC,netgebied = MCFnetgebied x VGVPV;LE,PC,netgebied

waarin:

GGVPV;LE,PC,netgebied = het gecorrigeerde geprofileerde verbruik voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie en profielcategorie

VGVPV;LE,PC,netgebied = het veronderstelde geprofileerde verbruik voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie en profielcategorie, uitgedrukt in MJ

Voor deze allocaties geldt de profielcategorie als afnamecategorie.

B2.5.3

Een rekenvoorbeeld van de allocatie door de regionale netbeheerder

De in deze bijlage beschreven volgtijdelijke stappen van het allocatieproces, inclusief de bijbehorende berekeningen, zijn uitgewerkt in het rekenvoorbeeld op de volgende bladzijde. Het voorbeeld betreft een gedeelte van het distributienet van een regionale netbeheerder, dat vanuit één netgebied van gas wordt voorzien. Er zijn twee leveranciers actief (Lev1 en Lev2), die beide gebruik maken van de diensten van twee erkende programmaverantwoordelijken (B1 en B2).

Dit levert de volgende allocaties op:

  • Per uurbemeten verbruiker (5x BALL-bericht)

  • Per erkende programmaverantwoordelijke /Leverancier combinatie, gespecificeerd per afnamecategorie (7x LALL-bericht):

Nr

Erkende programmaverantwoordelijke / Leverancier

Afname categorie

Allocatie

1

B1

Lev1

GGV

30

2

B1

Lev2

GGV

5

3

B2

Lev2

GGV

45

4

B2

Lev2

GKV

3

5

B1

Lev2

G1A

39

6

B2

Lev2

G1A

14

7

B2

Lev2

G2A

47

Bijlage 257111.png

Bijlage 2a. Het near-real-time allocatieproces in het Centraal Systeem Stuursignaal

In het Centraal Systeem Stuursignaal wordt voor elk relevant netgebied de allocatie voor elk uur uitgevoerd. In deze bijlage wordt voor een netgebied voor een uur aangegeven op welke wijze het Centraal Systeem Stuursignaal de gegevens samenstelt.

B2a.1

Als eerste stap wordt in het Centraal Systeem Stuursignaal de allocatie op grond van de aangeslotenen met afnamecategorie GGV uitgevoerd. Voor elke aangeslotene is in de door de regionale netbeheerders aangeleverde gegevens van zijn aansluitingenregister vastgelegd aan welke erkende programmaverantwoordelijke de gemeten uurhoeveelheid moet worden toegewezen.

B2a.2.1

Indien het Centraal Systeem Stuursignaal voor een aangeslotene met afnamecategorie GGV of GIS niet tijdig een meetwaarde ontvangt, gebruikt het Centraal Systeem Stuursignaal de meetwaarde van zeven dagen eerder op hetzelfde tijdstip van de betreffende telemetriegrootverbruiker. Indien er in deze situatie geen meetwaarde van zeven dagen eerder op hetzelfde tijdstip beschikbaar is, zal de meetwaarde berekend worden met behulp van de profielenmethodiek volgens bijlage B1a.

B2a.2.2

Indien het Centraal Systeem Stuursignaal voor een aangeslotene met afnamecategorie GGV of GIS de in B2a.2.1 genoemde niet tijdig aangeleverde meetwaarde op een later tijdstip alsnog ontvangt, zal het Centraal Systeem Stuursignaal deze meetwaarde opslaan om gebruikt te kunnen worden in een situatie zoals beschreven in B2a.2.1.

B2a.3

Als tweede stap worden de allocaties op grond van de aangeslotenen met afnamecategorieën GGV gesommeerd per erkende programmaverantwoordelijke.

B2a.4

Het Centraal Systeem Stuursignaal berekent, als derde stap, de totale afgenomen uurhoeveelheid voor het collectief van de profielafnemers en de aangeslotenen in afnamecategorie GXX; dit zijn de niet-GGV aangeslotenen. Daartoe trekt het Centraal Systeem Stuursignaal de som van de in de tweede stap bepaalde allocaties af van de op het netgebied gemeten hoeveelheid gas van het desbetreffende uur.

B2a.5

De vierde stap betreft het uitvoeren van de allocatie voor de niet-GGV aangeslotenen. De basis hiervoor wordt gevormd door de conform bijlage 1a van deze code en bijlage 3 van de Informatiecode elektriciteit en gas uitgevoerde berekeningen. Voor elke erkende programmaverantwoordelijke berekent het Centraal Systeem Stuursignaal per profielcategorie het ‘veronderstelde geprofileerd verbruik’ (VGVSH;LE,PC,netgebied) (zie bijlage 1a van deze code en bijlage 3 van de Informatiecode elektriciteit en gas). Hieronder wordt weergegeven hoe de allocatie voor de niet-GGV en niet-GIS aangeslotenen plaatsvindt.

B2a.5.1

De meetcorrectiefactor (MCF) voor het desbetreffende netgebied wordt berekend door het ingevolge B2a.4 berekende ‘niet-GGV klanten’ te delen door de som van het ‘veronderstelde geprofileerde verbruik’:

MCFnetgebied = totaal niet GGV klanten/ΣVnetgebied

waarin:

ΣVnetgebied = de som van het veronderstelde geprofileerde verbruik van alle erkende programmaverantwoordelijken op het netgebied.

B2a.5.2

Voor elke erkende programmaverantwoordelijke per afnamecategorie/profielcategorie wordt het gecorrigeerde geprofileerde verbruik (GGV), uitgedrukt in MJ, berekend:

GGVPV;PC,netgebied = MCFnetgebied x VGVPV;PC,netgebied

waarin:

GGVPV;PC,netgebied= het gecorrigeerde geprofileerde verbruik voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke en profielcategorie

VGVPV;PC,netgebied= het veronderstelde geprofileerde verbruik voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke en profielcategorie, uitgedrukt in MJ

Voor deze allocaties geldt de profielcategorie als afnamecategorie

Bijlage 3. Verwerken van restenergie

B3.1. Restenergie op netgebieden

B3.1.1

De hoeveelheid restenergie, die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet is vastgesteld op een relevant netgebied conform de Meetcode gas LNB, wordt tegelijk met de onder 4.1.30 van de Allocatiecode gas bedoelde hoeveelheid door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bekend gemaakt bij de regionale netbeheerder door middel van het bericht ‘MINFO’. De regionale netbeheerder zal deze hoeveelheid restenergie verwerken in het reconciliatieproces op gelijke wijze als de correctie-energie (zie B4.1.1), met uitzondering van het “schriftelijk op de hoogte brengen”.

B3.2. Restenergie bij een verbruiker met een aansluiting op een regionaal gastransportnet

B3.2.1

De hoeveelheid restenergie die door de regionale netbeheerder is vastgesteld bij een verbruiker wordt verwerkt in het reconciliatieproces op gelijke wijze als de correctie-energie (zie B4.2.1).

B3.2.2

De hoeveelheid restenergie die door de regionale netbeheerder is vastgesteld bij een verbruiker wordt tegelijk met de onder 2.4.1, 2.5.1, en 2.6.1 van de Allocatiecode gas bedoelde hoeveelheid bij de leverancier bekend gemaakt door middel van het bericht ‘BALL’.

B3.3. Restenergie bij een verbruiker met een aansluiting op het landelijk gastransportnet

B3.3.1

De hoeveelheid restenergie, die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet is vastgesteld op een relevant netgebied conform de Meetcode gas LNB voor een op het landelijk gastransportnet aangesloten verbruiker, wordt gealloceerd aan betreffende erkende programmaverantwoordelijken en leveranciers en tegelijk met de onder 2.4.1, 2.5.1 en 2.6.1 van de Allocatiecode gas bedoelde hoeveelheid door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bekend gemaakt bij de erkende programmaverantwoordelijke door middel van het bericht ‘LALL’ en de leverancier door middel van de berichten ‘BALL’ en ‘LALL’. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal deze hoeveelheid restenergie maandelijks verrekenen met erkende programmaverantwoordelijken tegen de onder 5.2.2 van de Allocatiecode gas genoemde prijs.

Bijlage 4. Verwerken van correctie-energie

B4.1. Herberekening ten gevolge van een gecorrigeerde uurwaarde op een netgebied

B4.1.1

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vaststelt dat een ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas aan de regionale netbeheerder beschikbare gestelde uurhoeveelheid voor een netgebied of hoeveelheid restenergie op een netgebied onjuist was en deze hoeveelheid heeft betrekking op één of meerdere maanden binnen de reconciliatieperiode, stelt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de betreffende regionale netbeheerder schriftelijk op de hoogte van de correctie. De regionale netbeheerder houdt bij de reconciliatie (zie bijlage 6 – Rekenregels reconciliatie) rekening met deze correctie; de correctie wordt door de regionale netbeheerder in de eerstvolgende ronde van het reconciliatieproces verwerkt in een gecorrigeerde maandhoeveelheid.

B4.2. Herberekening ten gevolge van gecorrigeerde uurwaarde voor een verbruiker

B4.2.1

Indien een regionale netbeheerder vaststelt dat een door hem samengesteld allocatiegegeven onjuist is en dit allocatiegegeven heeft betrekking op één of meerdere maanden binnen de reconciliatieperiode, zal de regionale netbeheerder:

  • informatie verstrekken over de correctie aan de leverancier met betrekking de verbruiker waarop de gecorrigeerde uurwaarde betrekking heeft;

  • rekening houden met deze correctie bij de reconciliatie (zie bijlage 6 – Rekenregels reconciliatie); de wijzigingen met betrekking tot de toewijzing van de maandhoeveelheid aan erkende programmaverantwoordelijken wordt door de regionale netbeheerder bij de eerstvolgende ronde van het reconciliatieproces uitgevoerd.

B4.3. Herberekening ten gevolge van overige correcties

B4.3.1

Indien een regionale netbeheerder vaststelt dat een of meer resultaten van het allocatieproces onjuist zijn, en deze onjuiste resultaten hebben betrekking op één of meerdere maanden binnen de reconciliatieperiode, zullen de daaruit voortvloeiende correcties voor erkende programmaverantwoordelijken worden uitgevoerd in de reconciliatie.

B4.4. Herberekening ten gevolge van gecorrigeerde uurwaarde voor een verbruiker met een aansluiting op het landelijk gastransportnet

B4.4.1

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vaststelt dat een door hem samengesteld allocatiegegeven onjuist is en dit allocatiegegeven heeft betrekking op één of meerdere maanden binnen de reconciliatieperiode, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet:

  • informatie verstrekken over de correctie aan de verbruiker, erkende programmaverantwoordelijke en leverancier met betrekking tot de verbruiker waarop de gecorrigeerde uurwaarde betrekking heeft;

  • een correctie uitvoeren op de gealloceerde maandhoeveelheid, waarbij de verwerking analoog plaatsvindt aan verwerking conform B4.2, inclusief de daaraan verbonden termijnen, echter buiten het reconciliatieproces.

B4.5. Grens voor het uitvoeren van correcties

B4.5.1

De regionale netbeheerder of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet hanteert met betrekking tot de omvang van de correctie een grens van 25.000 kWh (≅2.559 m3(n;35,17)) per maand waaronder geen correcties worden uitgevoerd.

Bijlage 5. Bijzondere omstandigheden

B5.1. [vervallen]

B5.2. Koppeling van distributienetten

B5.2.1

Een directe koppeling van het regionale gastransportnet van een regionale netbeheerder met het regionale gastransportnet van een andere regionale netbeheerder kan een betrouwbare uitkomst van het allocatieproces belemmeren. De regionale netbeheerders melden in dat kader in voorkomende gevallen het bestaan van de koppeling aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, waarna de karakteristieken van de koppeling (waaronder geografische plaats en capaciteit) zullen worden vastgelegd in een Systeemverbindingsovereenkomst tussen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de desbetreffende regionale netbeheerders.

B5.2.2

Op het koppelingspunt van de distributienetten is een dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichting. Deze meetinrichting wordt door één van de betrokken regionale netbeheerders beheerd.

B5.2.3

De regionale netbeheerder die de meetinrichting beheert, verstrekt aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uiterlijk op de eerste werkdag na afloop van de dag of de maand de per uur door de koppeling gestroomde hoeveelheid gas. Voor zover van toepassing verwerkt de regionale netbeheerder de hoeveelheid restenergie (van het koppelingspunt) in de aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte uurhoeveelheid. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal de ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas aan de betrokken regionale netbeheerders te verstrekken hoeveelheid gas voor de betreffende netgebieden met de opgegeven hoeveelheid verrekenen.

B5.2.4

Indien de door de koppeling stromende hoeveelheid gas op jaarbasis meer bedraagt dan 1.000.000 m3 (n;35,17) of 10% van het betrokken netgebied waarover de laagste hoeveelheid stroomt.

  • vindt het in B5.2.3 beschreven proces plaats op dagbasis

  • wordt de meting op uurbasis verstrekt aan het centraal systeem stuursignaal overeenkomstig de werkwijze als omschreven in 4.1.3 van de Meetcode gas RNB.

B5.3. Slechts één verbruiker achter het Overdrachtspunt

B5.3.1

In het uitzonderlijke geval dat er in het distributienet van een regionale netbeheerder slechts één verbruiker achter een netgebied aanwezig is en deze verbruiker niet beschikt over een dagelijks of uurlijks op afstand uitleesbare meetinrichting, zal de regionale netbeheerder de ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet beschikbare gestelde meetgegevens van het netgebied gebruiken ten behoeve van de allocatie op grond van deze verbruiker.

B5.4. Negatieve uitkomst allocatie

B5.4.1

Voor de profielafnemers, de zogenaamde profielklanten, kan zich de uitzonderingssituatie voordoen dat de allocatie een negatieve hoeveelheid oplevert. De betreffende regionale netbeheerder stelt deze negatieve allocatie ongewijzigd ter beschikking aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder streven ernaar negatieve allocaties zo weinig mogelijk te laten voorkomen.

B5.5. Geen profielklanten achter het netgebied

B5.5.1

Indien uitsluitend telemetriegrootverbruikers in het netgebied aanwezig zijn en voor het netgebied de gesommeerde allocatie voor een uur ongelijk is aan de ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas voor dat uur beschikbaar gestelde hoeveelheid gas, dient de regionale netbeheerder dit feit vóór de verstrekking van de allocatiegegevens te melden bij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en zal in overleg tussen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de betreffende regionale netbeheerder, met in achtneming van de belangen van de betrokkenen, een passende oplossing worden gezocht.

B5.6. Extra voedingspunten naast netgebieden, waaronder invoedingsinstallaties

B5.6.1

Als een regionale netbeheerder gas niet alleen ontvangt vanuit het landelijk gastransportnet van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet maar daarnaast ook gas ontvangt vanuit andere transportnetten, bergingen of invoedingsinstallaties, zal de betreffende regionale netbeheerder hiermee bij de allocatie rekening moeten houden. Het gas dat ontvangen wordt vanuit andere transportnetten, bergingen of invoedingsinstallaties, wordt toegekend aan de erkende programmaverantwoordelijke voor de betreffende aansluiting en kan verhandeld worden als ware het gas ingevoed in het landelijk gastransportnet.

B5.6.2

[Vervallen]

B5.6.3

[Vervallen]

B5.6.4

De regionale netbeheerder registreert de erkende programmaverantwoordelijke(n)waarvoor het gas op de verbindingspunten met de andere transportnetten e.d. wordt ontvangen.

B5.6.5

De regionale netbeheerder voert het off line allocatieproces, zoals beschreven in bijlage 2 (Het off line allocatieproces door de regionale netbeheerder) ongewijzigd uit, waarbij meetwaarden voor aansluitingen met de afnamecategorie GIS of GIN als negatieve waarden in de allocatie berekening worden meegenomen, nadat eerst het totale verbruik van het netgebied is bepaald door de ingevoede hoeveelheid die niet afkomstig is uit het landelijk gastransportnet op te tellen bij de gashoeveelheid uit het landelijk gastransportnet (uitgedrukt in MJ).

B5.6.5a

In het Centraal Systeem Stuursignaal wordt het near-real-time allocatieproces, zoals beschreven in bijlage 2a (Het near-real-time allocatieproces in het Centraal Systeem Stuursignaal) ongewijzigd uitgevoerd, waarbij meetwaarden voor aansluitingen met de afnamecategorie GIS of GIN als negatieve waarden in de allocatie berekening worden meegenomen, nadat eerst het totale verbruik van het netgebied is bepaald door de ingevoede hoeveelheid die niet afkomstig is uit het landelijk gastransportnet op te tellen bij de gashoeveelheid uit het landelijk gastransportnet (uitgedrukt in MJ).

B5.6.6

De regionale netbeheerder alloceert de gemeten hoeveelheid op de verbindingspunten met andere transportnetten en dergelijke aan de betrokken erkende programmaverantwoordelijke(n). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet beschouwt deze allocaties als allocatie op een virtueel entrypunt.

B5.6.7

[Vervallen]

B5.6.8

Een rekenvoorbeeld van de allocatie voor invoeding van gas op een regionaal gastransportnet

Ter verduidelijking is de allocatie in geval van invoeding van gas op een regionaal gastransportnet hierna uitgewerkt in een rekenvoorbeeld.

Bijlage 257112.png

B5.6.9

Gas dat wordt ingevoed op een regionaal gastransportnet, wordt aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder toegerekend met de werkelijke gemeten calorische waarde van het ingevoede gas.

B5.6.10

Indien de calorische waarde op de aansluiting van de invoedingsinstallatie niet conform hoofdstuk 3 van de Meetcode gas LNB wordt gemeten, of de gegevens niet conform artikel 6.4.2.21 van de Informatiecode elektriciteit en gas zijn verzonden, wordt in afwijking van B5.6.9 gas dat wordt ingevoed op een regionaal gastransportnet aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder toegerekend met de calorische waarde 34,11 MJ/m3(n).

B5.6.11

Indien 3.1a.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB van toepassing is, zal In afwijking van B5.6.9 en B5.6.10 het gas dat wordt ingevoed op een regionaal transportnet aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder worden toegerekend met de actuele calorische uurwaarde van het gas dat vanuit het landelijk gastransportnet in het desbetreffende netgebied wordt ingevoed.

B5.6.11a

In afwijking van B5.6.10 wordt tot uiterlijk 1 juli 2017 op verzoek van de invoeder het gas dat wordt ingevoed op een regionaal transportnet aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder toegerekend met de actuele calorische uurwaarde van het gas dat vanuit het landelijk gastransportnet in het desbetreffende netgebied wordt ingevoed.

B5.6.12

Indien B5.6.11 wordt toegepast, overlegt de invoeder aan de netbeheerder jaarlijks een rapport van de gerealiseerde calorische waarden per uur.

B5.6.13

Gas dat door verbruikers wordt afgenomen in een netgebied wordt aan (de erkende programmaverantwoordelijken van) deze verbruikers toegerekend met de gewogen gemiddelde calorische waarde voor het desbetreffende netgebied, bepaald op basis van de hoeveelheden en calorische waarden volgens paragraaf 4.1 en de informatie en gegevens als bedoeld in B5.6.9 tot en met B5.6.11.

B5.7. Allocatie bij pieklevering

B5.7.1

In de situatie dat daadwerkelijk pieklevering plaatsvindt, worden de allocaties met afnamecategorie G1A en G2A van een erkende programmaverantwoordelijke op exitpunten die de verbinding vormen tussen het landelijk gastransportnet en een regionaal gastransportnet in twee delen opgesplitst, waarbij de hoeveelheid voor een uur die kleiner is dan de gesommeerde vastgestelde exitcapaciteit ten behoeve van kleinverbruikers van de betreffende erkende programmaverantwoordelijke aan de betreffende erkende programmaverantwoordelijke wordt toegekend en het meerdere aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

B5.7.2

De in B5.7.1 genoemde splitsing zal door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in de near-real-time allocatie worden verwerkt.

B5.7.3

De in B5.7.1 genoemde splitsing zal niet door de regionale netbeheerder in de off line allocaties en het bijbehorende berichtenverkeer (“LALL”) worden verwerkt. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal de splitsing na ontvangst van de allocaties aanbrengen in de sommeerde allocaties.

Bijlage 6. Rekenregels reconciliatie

B6.1

Deze bijlage bevat de rekenregels, die de regionale netbeheerder in acht moet nemen bij het uitvoeren van het maandelijkse reconciliatieproces.

B6.2. Berekeningen per profielafnemers met verbruiksprofiel

B6.2.1. Profielafnemers waarvoor in de laatste maand van de reconciliatieperiode een meterstand is vastgesteld

B6.2.1.1

Voor profielafnemers waarvoor in de laatste maand van de reconciliatieperiode een meterstand is vastgesteld, kunnen in het algemeen drie termijnen worden onderscheiden:

  • De recente verbruiksperiode; dit betreft het tijdvak tussen de laatste en de voorlaatste vastgestelde meterstand. Voor deze periode berekent de regionale netbeheerder de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie op basis van de vastgestelde meterstanden zoals beschreven in B6.2.3 van deze bijlage.

  • De periode vóór de recente verbruiksperiode; dit betreft het tijdvak vanaf het begin van de reconciliatieperiode tot aan de datum waarop de voorlaatste meterstand is vastgesteld. De in deze periode daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie is al in een eerder reconciliatieproces berekend. De regionale netbeheerder handelt deze periode af conform B6.2.4 van deze bijlage.

  • De periode na de recente verbruiksperiode; dit betreft het tijdvak tussen de laatste vastgestelde meterstand en het einde van de reconciliatieperiode. Voor het berekenen van het verbruik zijn geen meterstanden beschikbaar. De regionale netbeheerder past hiervoor de regels toe van B6.2.5 van deze bijlage.

B6.2.2. Profielafnemers waarvoor in de laatste maand van de reconciliatieperiode geen meterstand is vastgesteld

B6.2.2.1

Voor profielafnemers waarvoor in de laatste maand van de reconciliatieperiode geen meterstand is vastgesteld, kunnen in het algemeen twee termijnen worden onderscheiden:

  • De periode tot aan de laatste vastgestelde meterstand; dit betreft het tijdvak vanaf het begin van de reconciliatieperiode tot aan de datum waarop de laatste meterstand is vastgesteld. De in deze periode daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie is al in een eerder reconciliatieproces berekend. De regionale netbeheerder handelt deze periode af conform B6.2.4 van deze bijlage.

  • De periode vanaf de laatste vastgestelde meterstand; dit betreft het tijdvak tussen de laatste vastgestelde meterstand en het einde van de reconciliatieperiode. Voor het berekenen van het verbruik zijn geen meterstanden beschikbaar. De regionale netbeheerder handelt deze periode af conform B6.2.5 van deze bijlage.

B6.2.3. Afgenomen energie in de recente verbruiksperiode

B6.2.3.1

De regionale netbeheerder bepaalt van de desbetreffende profielafnemer de recente verbruiksperiode en de in deze verbruiksperiode daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie. De recente verbruiksperiode is de periode tussen de laatste en de voorlaatste vastgestelde meterstand. De meterstanden worden geacht te zijn opgenomen aan het begin van een gasdag. De daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie van de profielafnemer is het gemeten verbruik (berekend op basis van vastgestelde meterstanden en eventueel gecorrigeerd voor druk en temperatuur), uitgedrukt in MJ (dus vermenigvuldigd met de volume gewogen gemiddelde calorische bovenwaarde over de verbruiksperiode). Eventueel geconstateerde fouten in de opgenomen meterstanden die zijn geconstateerd tussen het moment van meteropname en het moment dat de reconciliatieberekening wordt uitgevoerd, dienen te leiden tot een correctie van het gemeten verbruik.

B6.2.3.2

De aldus bepaalde daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie wordt vervolgens door de regionale netbeheerder verdeeld over de desbetreffende kalendermaanden, waarbij een kalendermaand bestaat uit volledige gasdagen. De regionale netbeheerder berekent de door een profielafnemer in een kalendermaand daadwerkelijk afgenomen energie, rekening houdend met de meetcorrectiefactor (MCF) van het netgebied, volgens de formule:

Bijlage 257113.png

waarin:

Eklant, vperiode = de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie van de profielafnemer in de recente verbruiksperiode;

Σ (VPPc,h x MCFnetgebied,h)mnd = de som van het uurlijkse product van de profielfractie van het verondersteld profiel voor de desbetreffende profielcategorie, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied en de meetcorrectiefactor van het netgebied; bedoelde som wordt berekend over (het gedeelte van) de desbetreffende kalendermaand waarvoor de hoeveelheid moet worden vastgesteld;

Σ (VPPc,h x MCFnetgebied,h)vperiode = de som, berekend over de recente verbruiksperiode van het uurlijkse product van de profielfractie van het verondersteld profiel voor de desbetreffende profielcategorie, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied en de meetcorrectiefactor van het netgebied;

Eklant,mnd = de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie van de profielafnemer in de desbetreffende kalendermaand.

B6.2.4. Afgenomen energie reeds eerder gereconcilieerd

B6.2.4.1

De regionale netbeheerder heeft voor de bedoelde periode de daadwerkelijke hoeveelheid energie van de desbetreffende profielafnemer in een voorgaand reconciliatieproces reeds berekend op basis van vastgestelde meterstanden en dient er voor te zorgen dat de tijdens het onderhavige reconciliatieproces per kalendermaand vast te stellen daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie van de profielafnemer gelijk is aan de tijdens bedoeld voorgaand reconciliatieproces vastgestelde hoeveelheid.

B6.2.5. Toegerekende energie nog niet gereconcilieerd

B6.2.5.1

De regionale netbeheerder bepaalt de toegerekende hoeveelheid energie voor de profielafnemer, afgenomen in de periode vanaf de laatste vastgestelde meterstand tot aan het einde van de reconciliatieperiode. De berekening van de energiehoeveelheid voor de genoemde periode is conform de in B3.5.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas opgenomen berekening van geschat verbruik, rekening houdend met de meetcorrectiefactor (MCF) van het netgebied:

Eklant, toegerekend = SJV x 35,17 x Σ(VPPc,h x MCFnetgebied,h

waarin:

SJV = sndaardjaarverbruik van de profielafnemer;

Σ(VPPc,h x MCFnetgebied,h) = de som van het uurlijkse product van de profielfractie van het verondersteld profiel voor de desbetreffende profielcategorie, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied en de meetcorrectiefactor van het netgebied, over de periode waarvoor de hoeveelheid moet worden vastgesteld;

Eklant, toegerekend = de toegerekende energie van de profielafnemer voor het tijdvak tussen de laatste vastgestelde meterstand en het einde van de reconciliatieperiode, uitgedrukt in MJ.

B6.2.5.2

Vervolgens verdeelt de regionale netbeheerder de conform het vorige artikel bepaalde toegerekende hoeveelheid energie over de desbetreffende kalendermaanden, waarbij een kalendermaand bestaat uit volledige gasdagen.

De regionale netbeheerder berekent de door een profielafnemer in een kalendermaand toegerekende energie, volgens de formule:

Bijlage 257114.png

waarin:

Eklant, toegerekend = de toegerekende hoeveelheid energie van de profielafnemer voor het tijdvak tussen de laatste vastgestelde meterstand en het einde van de reconciliatieperiode;

Σ (VPPc,h x MCFnetgebied,h)mnd = de som van het uurlijkse product van de profielfractie van het verondersteld profiel voor de desbetreffende profielcategorie, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied, en de meetcorrectiefactor van het netgebied; bedoelde som wordt berekend over dat deel van de desbetreffende kalendermaand waarvoor de hoeveelheid moet worden vastgesteld;

Σ (VPPc,h x MCFnetgebied,h)periode = de som van het uurlijkse product van de profielfractie van het verondersteld profiel voor de desbetreffende profielcategorie, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied, en de meetcorrectiefactor van het netgebied; bedoelde som wordt berekend over de periode tussen de laatste vastgestelde meterstand en het einde van de reconciliatieperiode;

Eklant, mnd = de toegerekende hoeveelheid energie van de profielafnemer in het desbetreffende deel van de kalendermaand, uitgedrukt in MJ.

B6.3. Berekeningen per telemetriegrootverbruiker

B6.3.1

Voor elke kalendermaand binnen de reconciliatieperiode berekent de regionale netbeheerder voor iedere telemetriegrootverbruiker de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid energie door de dagelijks of uurlijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen te sommeren en de sommatie uit te drukken in MJ. In principe zijn dit dezelfde uurwaardes als gebruikt tijdens het allocatieproces, behoudens een enkele gecorrigeerde waarde. De correctie van de aan een erkende programmaverantwoordelijke toegewezen hoeveelheid energie (op maandbasis) ten gevolge van een gecorrigeerde uurwaarde voor een telemtriegrootverbruiker, wordt dus tijdens het reconciliatieproces uitgevoerd.

B6.3.2

Voor de telemetriegrootverbruiker waarvoor met de regionale netbeheerder is overeengekomen dat zij (gedurende de betreffende kalendermaand) gelijktijdig een relatie hebben met meer dan één leverancier en/of met meer dan één erkende programmaverantwoordelijke, verdeelt de regionale netbeheerder de hoeveelheid over de desbetreffende leveranciers en/of erkende programmaverantwoordelijken. conform een met deze partijen overeengekomen verdeling.

B6.4. Berekening van de maand-meetcorrectiefactor (MMCF)

B6.4.1

Aanvullend op de meetcorrectiefactor die tijdens het maandelijkse allocatieproces is bepaald, wordt een voor de desbetreffende kalendermaand geldende maand-meetcorrectiefactor (MMCF) van een netgebied bepaald. Het toepassen van deze maand-meetcorrectiefactor maakt het onder meer mogelijk volumeherberekeningen ten gevolge van correcties van dagelijks of uurlijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen op het netgebied of de verbruiker (de zogenaamde correctie-energie) te verwerken tijdens het reconciliatieproces.

B6.4.2. De maand-meetcorrectiefactor wordt als volgt bepaald

B6.4.2.1. Bepaal maandtotaal profielafnemers

Als eerste stap berekent de regionale netbeheerder de totale afgenomen hoeveelheid op het desbetreffende netgebied. De door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in het kader van de allocatie ter beschikking gestelde uurmetingen op het netgebied van de hoeveelheid gas worden gesommeerd en verhoogd met de eventueel op het netgebied aanwezige en volgens B3.1.1 verstrekte restenergie en volgens B4.1.1 verstrekte correctie-energie tot een maandtotaal (d.i. het maandtotaal netgebied).

De regionale netbeheerder bepaalt de totale door de profielafnemers via het betreffende netgebied afgenomen hoeveelheid in de betreffende kalendermaand (d.i. het maandtotaal profielklanten) door het maandtotaal van het netgebied te verminderen met de gedurende de desbetreffende kalendermaand afgenomen hoeveelheid energie (inclusief de eventueel aanwezige en volgens B3.2.2 respectievelijk B4.2.1 verstrekte rest- en correctie-energie) door de telemetriegrootverbruikers.

B6.4.2.2. Correcties op het maandtotaal netgebied

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op enig moment vaststelt dat een in het kader van het allocatieproces aan de regionale netbeheerder beschikbare gestelde uurhoeveelheid voor een netgebied onjuist is en deze onjuiste uurhoeveelheid heeft betrekking op een maand vallende binnen de reconciliatieperiode, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de regionale netbeheerder ingevolge paragraaf B4.1.1 (bijlage 4, verwerken van correctie-energie) schriftelijk op de hoogte stellen van de te corrigeren hoeveelheid. De regionale netbeheerder stelt in dat geval het in de vorige artikel beschreven maandtotaal netgebied vast en neemt daarbij deze correctie in acht.

B6.4.2.3. Extra voedingspunten

Als een regionale netbeheerder niet alleen gas ontvangt vanuit het landelijk gastransportnet maar daarnaast ook gas ontvangt vanuit andere transportnetten, bergingen of productienetten (bijvoorbeeld in geval van biogasopwekking), zal de betreffende regionale netbeheerder hiermee bij de berekening van het maandtotaal profielklanten rekening moeten houden. De gedurende de kalendermaand op het netgebied gemeten hoeveelheid gas zal moeten worden verhoogd met de hoeveelheid gas die uit de andere gastransportnetten e.d. is ontvangen. De dan te volgen werkwijze is beschreven in paragraaf B5.6 van bijlage 5 (Bijzondere omstandigheden).

B6.4.2.4. Berekening MMCF van het netgebied

De regionale netbeheerder berekent de maand-meetcorrectiefactor van het netgebied (MMCF) voor de desbetreffende kalendermaand door het berekende maandtotaal profielklanten te delen door de som van de gedurende deze kalendermaand afgenomen hoeveelheid door de verbruikers, bedoeld in paragraaf 5.1.2 van de Allocatiecode gas en welke hoeveelheid is berekend zoals in deze paragraaf is aangegeven.

B6.5 Sommatie voor erkende programmaverantwoordelijke /leverancier op netgebied.

B6.5.1

De regionale netbeheerder sommeert voor elk netgebied per afnamecategorie voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie de berekende hoeveelheid energie per verbruiker voor elke kalendermaand. De per afnamecategorie aan de erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie toe te kennen hoeveelheid energie wordt verkregen door het totaal van:

  • de som van de hoeveelheid energie per verbruiker, waarvan de hoeveelheid is vastgesteld ingevolge paragraaf B6.3 van deze bijlage

  • de som van de hoeveelheid energie per verbruiker, waarvan de hoeveelheid is vastgesteld ingevolge paragraaf B6.2 van deze bijlage, te vermenigvuldigen met de MMCF (maand-meetcorrectiefactor) van het desbetreffende netgebied in de desbetreffende maand.

B6.5.2

Bij bedoelde sommatie moet door de regionale netbeheerder rekening worden gehouden met de omstandigheid dat, indien een verbruiker tijdens de reconciliatieperiode is veranderd van erkende programmaverantwoordelijke en/of leverancier, de hoeveelheid energie moet worden toegewezen aan de in de desbetreffende kalendermaand geldende erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie.

Bijlage B7. : Overzicht tijdschema allocatie

Bijlage 258279.png