Beleidsregel tegemoetkoming visverbod voor het jaar 2015

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 03-05-2016 t/m heden

Beleidsregels van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 april 2016, nr. WJZ/16009144, houdende de regels betreffende het verstrekken van een tegemoetkoming aan beroepsvissers die schade hebben geleden als gevolg van het verbod op grond van artikel 5.10 van de Wet dieren (Beleidsregel tegemoetkoming visverbod voor het jaar 2015)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • afschrijving: afschrijving als bedoeld in de artikelen 3.30 en 3.34 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;

  • de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190);

  • Minister: de Minister van Economische Zaken;

  • netto jaarresultaat: omzet verminderd met de vaste en de variabele kosten, voordat dit bedrag is verminderd met de verschuldigde inkomsten- en vennootschapsbelasting.

Artikel 2

  • 1 De Minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan degene die tot en met 31 december 2014 viste in de wateren, bedoeld in bijlage 16 van de Uitvoeringsregeling visserij, en wiens overeenkomst van huur van visrecht of schriftelijke toestemming voor het stellen van vaste vistuigen in 2015 door de Minister is opgezegd onderscheidenlijk ingetrokken als gevolg van het visverbod, bedoeld in artikel 28b van de Uitvoeringsregeling visserij, voor zover door de aanvrager geen vervangende vislocatie is geaccepteerd.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het gemiddelde netto jaarresultaat, berekend uit de netto jaarresultaten die zijn behaald in de jaren 2013 en 2014 uit de visserij op aal en wolhandkrab in de gebieden, waarop het in het eerste lid bedoelde verbod ziet.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan de Minister het netto jaarresultaat, behaald uit de visserij op aal of wolhandkrab in het jaar 2013 of 2014, hanteren, indien:

    • a. uit de boekhouding van de aanvrager blijkt dat de opbrengst uit de visserij op aal of wolhandkrab in één van de betreffende jaren significant lager is dan hetgeen te verwachten is op grond van de opbrengsten van voorgaande jaren;

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat deze lagere opbrengst verband houdt met omstandigheden die niet aan hem te wijten zijn, en

    • c. de aanvrager daartoe een verzoek indient.

  • 4 Indien de aanvrager aannemelijk maakt dat de opbrengsten uit de visserij op aal of wolhandkrab zowel in 2013 als in 2014 als gevolg van omstandigheden als bedoeld in lid 3, onderdeel b, significant lager zijn geweest dan hetgeen onder normale omstandigheden te verwachten is, kan de Minister het netto jaarresultaat, behaald uit de visserij op aal of wolhandkrab in 2012, hanteren, indien van dat resultaat in de boekhouding van de aanvrager een melding wordt gemaakt en indien de aanvrager daartoe een verzoek indient.

  • 5 De tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, in voorkomend geval berekend met inachtneming van het derde of vierde lid, wordt vermeerderd met een bedrag dat gelijkstaat aan het gemiddelde netto jaarresultaat in de jaren 2013 en 2014, voor zover:

  • 6 Indien een aanvrager aannemelijk maakt dat de afschrijvingskosten in de jaren die als referentie worden gehanteerd, of in geval van toepassing van het derde of vierde lid, in het jaar dat als referentie wordt gehanteerd, significant hoger zijn dan de kosten die in het jaar 2015 redelijkerwijs hadden mogen worden verwacht, wordt het netto jaarresultaat vermeerderd met het verschil tussen in de boekhouding opgenomen afschrijving en de afschrijving die redelijkerwijs mag worden verwacht.

  • 7 In voorkomend geval wordt het netto jaarresultaat verminderd met de tegemoetkoming die in het betreffende jaar voor de betreffende wateren is uitgekeerd op grond van artikel 4:68 van de Regeling LNV-subsidies.

  • 8 De te verlenen tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, en de overige steun die de aanvrager reeds heeft ontvangen op grond van de de-minimisverordening, bedraagt maximaal het bedrag aan de-minimis steun dat kan worden verstrekt op grond van de de-minimisverordening.

Artikel 3

  • 1 De Minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan degene die tot en met 31 december 2014 viste in de wateren, bedoeld in bijlage 16 van de Uitvoeringsregeling visserij, en wiens overeenkomst van huur van visrecht of schriftelijke toestemming voor het stellen van vaste vistuigen in 2015 door de Minister is opgezegd onderscheidenlijk ingetrokken als gevolg van het visverbod, bedoeld in artikel 28b van de Uitvoeringsregeling visserij, voor zover door de aanvrager geen vervangende vislocatie is geaccepteerd.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt voor de door de huurder of de houder van de schriftelijke toestemming met het oog op de visserij gedurende de looptijd gemaakte kosten, welke wegens de vroegere beëindiging van de huur of de toestemming niet meer uit de te verkrijgen opbrengsten van de visserij kunnen worden goedgemaakt.

  • 3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend vanaf 1 januari 2015 over een periode van een jaar.

  • 4 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt voor kosten die met het oog op de visserij zijn gemaakt voor onder meer de volgende posten:

    • a. afschrijvingen op vaste activa, voor zover nog niet afgeschreven;

    • b. personeelskosten, waarbij rekening wordt gehouden met kostenbeperkende maatregelen die getroffen zijn of redelijkerwijs getroffen hadden kunnen worden;

    • c. financieringskosten, voor zover die kosten gedurende de resterende looptijd van de beëindigde overeenkomst van huur van visrecht of de schriftelijke toestemming voor het stellen van vaste vistuigen niet meer kunnen worden goed gemaakt;

    • d. overige vaste kosten die zijn gemaakt in 2015 en die voortvloeien uit onomkeerbare verplichtingen die zijn aangegaan voor 1 januari 2015.

  • 5 Voor zover een tegemoetkoming wordt verstrekt in de afschrijvingskosten van productiemiddelen, worden de afschrijvingskosten in 2013 en 2014 als referentie gehouden.

  • 6 Indien bedrijfsmiddelen kunnen worden blijven ingezet voor de visserij, zal de tegemoetkoming naar rato worden toegekend.

Artikel 4

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2 en 3 kan gedurende een periode van zes weken worden ingediend. De periode vangt aan met ingang van de zevende dag volgend op de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 Een aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. de jaarrekeningen en de boekhouding van 2012, 2013 of 2014, voor zover relevant op grond van de artikelen 2 of 3;

    • b. documenten ter onderbouwing van een beroep op het derde tot en met zesde lid van de artikelen 2 of 3, voor zover van toepassing;

    • c. een verklaring de-minimissteun, voor zover een beroep wordt gedaan op artikel 2.

Artikel 5

De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de de-minimisverordening.

Artikel 6

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegemoetkoming visverbod voor het jaar 2015.

Artikel 7

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 april 2016

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

M.H.P. van Dam

Naar boven