Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-04-2015 t/m heden

Besluit van 28 februari 2015, houdende het bij wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit (Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 13 oktober 2014, nr. WJZ / 14160558;

Gelet op artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140) en de artikelen 7, derde lid, eerste en derde alinea, 26, vierde lid, 36, onderdelen d en e, 41, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PbEU 2009, L 211) en artikel 7a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2014, nr. W15.14.0370/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 24 februari 2015, nr. WJZ /14202453;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§ 2. Afwijking van de wet bij ontheffing voor een project bij wege van experiment

Artikel 2

  • 1 Onze Minister kan gedurende vier jaar na de inwerkingtreding van dit besluit bij wege van experiment op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de artikelen 16, derde lid, 16a in samenhang met artikel 16, eerste lid, met uitzondering van de onderdelen h, j en m, in samenhang met 93 van de wet voor de uitvoering van een project dat voorziet in:

    • a. het voor maximaal 10.000 afnemers:

      • 1°. optimaliseren van vraag en aanbod van elektriciteit bij levering van decentraal opgewekte duurzame elektriciteit of

      • 2°. het aanleggen of onderhouden van een deel van een net, verbinding of hulpmiddel en het leveren van decentraal opgewekte duurzame elektriciteit.

    • b. het aanleggen of onderhouden van een projectnet en het leveren van decentraal opgewekte duurzame elektriciteit.

Artikel 3

  • 1 De ontheffing, bedoeld in artikel 2, kan worden verleend aan een vereniging voor een project dat bijdraagt aan ontwikkelingen op het gebied van decentraal opgewekte duurzame elektriciteit of elektriciteit opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet.

  • 2 De ontheffing heeft mede betrekking op handelingen van andere personen, die in het project zijn beschreven, waaronder de netbeheerder en leveranciers.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister kan aan een ontheffing voorschriften of beperkingen verbinden in verband met belangen van transportzekerheid, leveringszekerheid, veiligheid, milieu en bescherming van consumenten, tenzij uit de bij de aanvraag overgelegde documenten blijkt dat in voldoende mate met deze belangen is rekening gehouden en de door de aanvrager in deze documenten beschreven voorzieningen voldoende concreet zijn omschreven.

  • 2 Aan de ontheffing is het voorschrift verbonden het project uit te voeren in overeenstemming met de aanvraag en de bij de aanvraag overgelegde documenten.

  • 3 De ontheffing kan slechts worden overgedragen aan een andere houder met toestemming van Onze Minister.

  • 4 Voorschriften en beperkingen die betrekking hebben op een handeling die in het project is beschreven en door een andere persoon dan de aanvrager wordt uitgevoerd, gelden eveneens voor die andere persoon.

Artikel 5

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt een periode vastgesteld waarin een aanvraag wordt ingediend bij een door Onze Minister aangewezen instantie.

  • 2 Voor de aanvraag wordt gebruikgemaakt van een door Onze Minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 6

  • 2 Bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt de maximale opwekkingscapaciteit voor projecten vastgesteld in samenhang met het verwachte gebruik van de afnemers die deelnemen in die projecten.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister weigert een ontheffing te verlenen, indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan een bepaling van dit besluit;

    • b. voor de totstandkoming van het project in ontheffing krachtens een ander artikel dan artikel 7a van de wet kan worden voorzien;

    • c. voor de totstandkoming van het project geen ontheffing nodig is;

    • d. er aanwijzingen zijn dat de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening, waaronder de transportzekerheid of leveringszekerheid van elektriciteit aan één of meer afnemers, in één van de aangesloten netten in gevaar wordt gebracht;

    • e. er aanwijzingen zijn dat het project:

      • 1°. niet veilig kan worden uitgevoerd,

      • 2°. onvoldoende waarborgen biedt voor de bescherming van consumenten of

      • 3°. in strijd is met het belang van bescherming van het milieu;

    • f. aan het project een afnemer deelneemt, die geen lid is van de vereniging, tenzij de afnemer een rechtspersoon is waarover de vereniging volledige zeggenschap heeft;

    • g. niet alle afnemers zijn aangesloten op hetzelfde midden- of laagspanningsnet van de netbeheerder waarop de aanvraag betrekking heeft of binnen een half jaar na verlening van de ontheffing kunnen worden aangesloten;

    • h. een handeling die onderdeel is van het project niet geheel onder de verantwoordelijkheid van de houder van de ontheffing wordt uitgevoerd, tenzij die handeling door de netbeheerder of een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a van de wet tegen een redelijke vergoeding wordt uitgevoerd, indien daarvan blijkt uit een door de netbeheerder of de vergunninghouder ondertekend document;

    • i. een ander dan de vereniging, met uitzondering van een rechtspersoon waarover de vereniging volledige zeggenschap heeft, de duurzame elektriciteit opwekt;

    • j. een persoon of rechtspersoon die binnen de Europese Unie of in een derde land direct of indirect netbeheerder is dan wel direct of indirect leverancier of producent is van elektriciteit met een omvang groter dan het in de aanvraag vermelde op te wekken maximale vermogen in de vereniging enige vorm van zeggenschap uitoefent;

    • k. de algemene ledenvergadering van de vereniging in statutaire bepalingen, reglementen of overeenkomsten op enige wijze is uitgesloten van zeggenschap over de inrichting, voortgang of kostenverdeling van het project;

    • l. het niet aannemelijk is dat de leden van de vereniging de kosten van het project op korte en lange termijn kunnen dragen;

    • m. de vereniging niet genoegzaam aantoont te beschikken over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;

    • n. het project geen redelijke kans van slagen heeft met het oog op de gekozen vorm van organisatie, de benodigde kennis en expertise;

    • o. er geen voorziening is getroffen voor het geval een afnemer als bedoeld in artikel 95a van de wet, elektriciteit wil betrekken van een andere leverancier dan de vereniging;

    • p. afnemers over een aansluiting beschikken met een hogere doorlaatwaarde dan bedoeld in artikel 95a van de wet, met uitzondering van een afnemer die beschikt over een aansluiting voor een installatie die voor het project duurzame elektriciteit opwekt met een maximale capaciteit van 5 MW;

    • q. minder dan 80% van de afnemers consument zijn;

    • r. de capaciteit tot opwekking van elektriciteit van de vereniging en zijn leden gezamenlijk en door Onze Minister krachtens artikel 6 vastgestelde capaciteit te boven gaat;

    • s. de vereniging onvoldoende voorzieningen heeft getroffen voor het opvangen van een tekort of overschot aan elektriciteit door veranderingen in het opgewekte vermogen in de installaties van de vereniging en de leden van de vereniging;

    • t. afnemers in het project deelnemen die elektriciteit afnemen van een directe lijn, een gesloten distributiesysteem, een projectnet dat geen onderdeel is van dat project, of een hoogspanningsnet;

    • u. het project door zijn aard in Nederland niet herhaalbaar is;

    • v. de technische voorzieningen in het project niet worden uitgevoerd op een niveau dat gelijkwaardig is aan het technische niveau dat door een netbeheerder wordt gehanteerd;

    • w. het project niet inpasbaar is in het net van een netbeheerder;

    • x. er door de aanvrager onvoldoende voorzieningen zijn getroffen om taken als bedoeld in de artikelen 16 en 16a van de wet, waarvoor ontheffing is verleend, na afloop van het project, of zo nodig gedurende het project, over te kunnen dragen aan een netbeheerder, met name indien het project voorziet in het bouwen of aanleggen van een object waarin gebruikelijk door de netbeheerder wordt voorzien;

    • y. er door de aanvrager onvoldoende voorzieningen zijn getroffen om verplichtingen die voortvloeien uit het houden van een vergunning voor het leveren van elektriciteit na afloop van het project, of zo nodig gedurende het project, over te kunnen dragen aan een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a van de wet.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel q, is niet van toepassing op een aanvraag die betrekking heeft op een projectnet.

Artikel 8

  • 1 Indien in de periode, bedoeld in artikel 5, meer aanvragen worden ingediend dan bedoeld in artikel 6, eerste lid, stelt Onze Minister een rangschikking op.

  • 2 Onze Minister rangschikt een project zonder projectnet hoger naar mate het project meer dan andere projecten in vergelijking met de bestaande situatie:

    • a. het aandeel duurzame elektriciteit in het totale energieverbruik van de afnemers vergroot, waaronder in het geval van warmtekrachtkoppeling wordt verstaan: de bijdrage van het project in het verhogen van het rendement van de totale verbruikte energie door de afnemers,

    • b. de netbelasting verlaagt door het synchroniseren van de vraag naar elektriciteit met het aanbod van elektriciteit en het sturen van vraag en aanbod,

    • c. een kans van slagen heeft, gelet op de technische, economische, administratieve en juridische uitvoerbaarheid, de benodigde kennis en expertise van de deelnemers in het project alsmede de organisatievorm en de financiering van het project gedurende de gehele looptijd, waarbij rekening wordt gehouden met de kans dat deelnemers gedurende de looptijd van het project niet langer aan het project wensen deel te nemen,

    • d. kan leiden tot overeenkomstige projecten in Nederland nadat is voorzien in voortzetting ervan anders dan als experiment als bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de wet,

    • e. kan leiden tot een significant grotere betrokkenheid van consumenten die deelnemen aan het experiment bij de gezamenlijke energievoorziening dan elders in Nederland,

    • f. bij de toepassing van de criteria onder a tot en met e afwijkt van andere projecten in Nederland en daardoor bijdraagt aan het verwerven van nieuwe kennis met betrekking tot decentraal opgewekte duurzame elektriciteit of elektriciteit opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling,

    • g. indien een project na de toepassing van de criteria onder a tot en met f als gelijkwaardig wordt beschouwd, wordt dat project hoger gerangschikt dat naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen dan genoemd in die criteria in hogere mate bijdraagt aan ontwikkelingen als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet.

  • 3 Voor een project met een projectnet geldt de volgorde van binnenkomst als criterium voor de rangschikking.

Artikel 9

Onze Minister kan een ontheffing wijzigen, nieuwe voorschriften en beperkingen aan de ontheffing verbinden of de ontheffing intrekken indien:

  • a. de houder van de ontheffing dit verzoekt;

  • b. de voorwaarden voor de ontheffing, de bij de ontheffing opgenomen voorschriften of de bij de ontheffing opgelegde beperkingen niet worden nagekomen;

  • c. de krachtens dit besluit in afwijking van de wet van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen niet worden nagekomen of de bepalingen van de wet die van toepassing zijn niet worden nagekomen;

  • d. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • e. de houder van de ontheffing niet langer in staat wordt geacht de activiteit waarvoor ontheffing is verleend of de in de ontheffing opgenomen voorschriften na te komen;

  • f. de transportzekerheid van elektriciteit in een net in gevaar is;

  • g. de leveringszekerheid van elektriciteit in een net in gevaar is;

  • h. zich een nieuw feit voordoet dat, indien dat feit voorzien was bij de beoordeling van de aanvraag dit feit geleid zou hebben tot weigering van de ontheffing;

  • i. na een termijn van ten minste vier jaar en drie maanden na het verlenen van de ontheffing blijkt dat het project geen of slechts een geringe bijdrage levert aan ontwikkelingen als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet;

  • j. in verband met verandering van de wet, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarmee bij de ontheffing rekening wordt gehouden, zwaarder moeten wegen dan het belang van betrokkenen bij een ongewijzigd besluit.

§ 3. Afwijking van de wet na ontheffing

Artikel 10

  • 3 Overeenkomstig artikel 85, eerste lid, van de wet, kan bij ministeriële regeling worden voorzien in een vergoeding voor het in rekening brengen van kosten aan een houder van een ontheffing.

Artikel 11

In afwijking van artikel 16, eerste lid, met uitzondering van de onderdelen h, j en m, van de wet is een netbeheerder niet gehouden een taak als bedoeld in dat artikel te verrichten, indien die taak door een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 2 krachtens die ontheffing wordt verricht.

Artikel 12

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt houdt rekening met artikel 14 van verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 36, onderdelen d en e, van de richtlijn.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan na een klacht van een afnemer of op verzoek van een orgaan van de vereniging beoordelen of de door de vereniging vastgestelde tarieven zijn berekend volgens een methode die overeenkomt met de eerder goedgekeurde berekeningsmethode. Artikel 51 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

In afwijking van artikel 95d van de wet heeft een houder van een ontheffing van rechtswege een vergunning als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de wet met dien verstande dat:

Artikel 14

In afwijking van de artikelen 95b, eerste lid, eerste volzin, en 95cb, eerste lid, eerste volzin, van de wet is een leverancier, anders dan de houder van de ontheffing, niet gehouden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit, bedoeld in artikel 95b, eerste lid, eerste volzin, respectievelijk bedragen te factureren of te innen als bedoeld in artikel 95cb, eerste lid, eerste volzin, van de wet, met betrekking tot taken die de houder van de ontheffing op zich heeft genomen.

§ 4. Duur, beoordeling en evaluatie

Artikel 15

  • 1 Onze Minister verleent een ontheffing voor een termijn van maximaal tien jaar.

  • 2 Onze Minister kan de termijn, genoemd in het eerste lid, verlengen tot een redelijke termijn langer dan tien jaar, indien:

    • a. niet bij of krachtens de wet is voorzien in voortzetting van het project anders dan als experiment als bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de wet en beëindiging van het project in redelijkheid niet gevergd kan worden, of

    • b. het project voorziet in de aanschaf van goederen waarvoor een afschrijvingstermijn tegen economische waarde geldt die langer is dan tien jaar.

Artikel 16

  • 1 Onze Minister kan bij de ontheffing bepalen op welke momenten gedurende de looptijd en na afloop van het project een verslag van het project wordt overgelegd om:

  • 2 De houder van de ontheffing zendt in ieder geval binnen vier jaar en drie maanden na het verlenen van de ontheffing een verslag over de voortgang en resultaten van het project aan Onze Minister.

  • 3 Het verslag, bedoeld in het tweede lid, heeft in ieder geval betrekking op de volgende vragen:

    • a. is het aandeel duurzame energie van het totale eindverbruik van energie bij de afnemers die deelnemen aan het project vergroot?

    • b. heeft het project geleid tot een significant mindere belasting van het net?

    • c. in welke mate zijn de afnemers tevreden over de geleverde diensten en in hoeverre blijkt dat uit een afname van het percentage afnemers in vergelijking met het totaal aantal afnemers in het betrokken gebied of verandering van het aantal afnemers?

  • 4 In het geval het project betrekking heeft op warmtekrachtkoppeling wordt tevens de vraag beantwoord in hoeverre door het gebruik van warmtekrachtkoppeling het rendement van de aangevoerde energiedragers verhoogd is.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 28 februari 2015

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Uitgegeven de tiende maart 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

Naar boven