Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen

[Regeling vervallen per 01-04-2019.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-03-2015 t/m 31-03-2019

Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

In deze aanwijzing worden de algemene uitgangspunten beschreven die het Openbaar Ministerie (OM) hanteert in het gebruik van de strafvorderingsrichtlijnen met betrekking tot daders van misdrijven waarop het meerderjarigenstrafrecht wordt toegepast.1 Daarnaast worden enkele algemene en specifieke strafverzwarende en strafverminderende factoren, die in richtlijnen zijn opgenomen, beschreven en toegelicht. In de bijlagen bij deze aanwijzing is aangegeven hoe de richtlijnen zijn opgebouwd en staan de afrondingsregels vermeld.

1. Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Het OM is verantwoordelijk voor de afdoening van strafzaken. In zaken die voor de rechter worden gebracht, formuleert de officier van justitie een strafeis, indien hij het strafbare feit bewezen acht en de dader strafbaar. De officier van justitie kan ook de verdachte in de gelegenheid stellen vervolging te voorkomen door bijvoorbeeld het betalen van een transactiebedrag of het uitvoeren van een taakstraf. Daarnaast kan hij in bepaalde gevallen op grond van de wet OM-afdoening zelf een sanctie opleggen. In al deze gevallen zal het OM een goede afweging maken bij het bepalen van de sanctie die in een concreet geval passend is. Bij sommige zaken is die afweging betrekkelijk eenvoudig. Bij andere zaken ingewikkeld, omdat veel verschillende factoren moeten worden meegewogen.

Veranderende maatschappelijke context

In de steeds veranderende samenleving is ook het (straf)recht voortdurend in beweging. Zo zijn de aard en omvang van criminaliteit de laatste decennia – deels door technologische ontwikkelingen – aanzienlijk veranderd, zijn mettertijd de opvattingen over de laakbaarheid en stafwaardigheid van bepaalde delicten gewijzigd en hebben de veranderende opvattingen over leed en schade mede ten grondslag gelegen aan de versterking van de positie van het slachtoffer binnen het strafproces.

Ook het sanctierecht heeft zich verder ontwikkeld. Ons sanctiestelsel is door nadere differentiatie steeds verder geëvolueerd. Hierdoor zijn er binnen het strafrecht aanzienlijk meer mogelijkheden om een toegesneden sanctie op te leggen, waardoor een meer persoonsgerichte aanpak mogelijk is.

Het strafrecht: herkenbaar, krachtig en op maat

Met de toepassing van strafrecht kan een adequate reactie worden gegeven op ontoelaatbaar gedrag dat strafbaar is gesteld. Het strafrecht is en blijft een zwaar middel. Dit betekent dat de strafrechtelijke reactie correct, zorgvuldig en tijdig moet zijn en dat met het strafrecht een effectieve bijdrage wordt geleverd aan de bestrijding van de hedendaagse criminaliteit. Bij de inzet van strafrecht moet onverkort worden vastgehouden aan de rechtstatelijke eisen en strafrechtelijke beginselen.

Met herkenbare en op maat toegesneden vervolgingsbeslissingen wordt een effectieve bijdrage geleverd aan een veilige en rechtvaardige samenleving. Voor wat betreft de aanpak van veel voorkomende criminaliteit wordt ingezet op het vergroten van de omgevingsgerichtheid en een slagvaardiger rechtshandhaving. Dit is uitgewerkt in de ZSM2-werkwijze, waarmee inmiddels binnen het OM standaard de meeste strafzaken worden afgedaan. Deze manier van werken uit zich in een probleemgerichte en slachtoffergerichte aanpak, waarbij in de regel binnen zeven dagen, maar soms al binnen zes uur na aanhouding door een officier van justitie na raadpleging van ketenpartners, slachtoffer en verhoor van de dader een betekenisvolle afdoening plaatsvindt. Soms wordt daarbij het strafrecht selectief ingezet als een goed alternatief, zoals bijvoorbeeld mediation, voorhanden is of juist voorwaardelijke straffen geëist als belangrijk onderdeel van een persoonsgerichte aanpak. Ook het combineren van sancties vindt plaats, alles om zo veel mogelijk een op maat gesneden reactie te geven.

In samenwerking met de betrokken partners in het interventienetwerk levert het OM een effectieve bijdrage aan het vergroten van de maatschappelijke veiligheid. Dat gebeurt door interventies die betekenisvol, selectief en op het juiste moment worden ingezet, in nauwe samenwerking met die partners.

Dit alles vraagt om strafvorderingsbeleid met heldere en herkenbare uitgangspunten per strafbaar feit (kader) maar nadrukkelijk ook (professionele) ruimte voor de officier van justitie om maatwerk toe te passen.

Een nieuw stelsel van richtlijnen

De bovenomschreven ontwikkelingen en gezichtspunten hebben geleid tot een nieuw stelsel van richtlijnen. Van het gedateerde bos/polaris systeem is afscheid genomen. Daarvoor zijn korte, transparante richtlijnen in de plaats gekomen die enerzijds normerend zijn en anderzijds de professional de benodigde ruimte geven om te komen tot een afdoening, die gericht is op de bijzondere omstandigheden van de zaak. De algemene uitgangspunten die van toepassing zijn bij het vorderen van straffen en straftoemeting door het OM zijn in deze aanwijzing opgenomen en zijn van toepassing op de richtlijnen.

2. Algemene uitgangspunten bij strafvordering en straftoemeting

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Met de inzet van het strafrecht en zeker met de daadwerkelijke straftoemeting worden doelen nagestreefd. Vanouds wordt veel gewicht toegekend aan vergelding, generale preventie (normbevestiging en afschrikking) en speciale preventie (beveiliging en resocialisatie). Tegenwoordig wordt ook veel belang gehecht aan herstel van de gevolgen van de inbreuk op de rechten van de getroffen burgers (genoegdoening aan het slachtoffer van een strafbaar feit, herstel in de oude toestand). Bij de strafvordering en straftoemeting hanteert het OM de volgende algemene uitgangspunten.

Maatwerk binnen gegeven kaders

Het OM streeft naar interventies die een voelbare normbevestiging alsmede een zichtbare reactie op criminaliteit opleveren en maximaal bijdragen aan herstel van het toegebrachte leed. De sanctie dient in verhouding te staan tot de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. Aansluiten bij de concrete problemen van burgers betekent dat interventies zichtbaar, merkbaar en herkenbaar moeten zijn voor slachtoffers, daders én de buurt waarin het delict is gepleegd. Doordat het OM in de ZSM-aanpak (na ruggespraak met partners) op basis van alle relevante informatie een snelle professionele beslissing realiseert, neemt het belang van de hieronder genoemde tweede stap bij het gebruik van de richtlijnen toe. Na het doorlopen van de eerste stap (uitgangspunt van de richtlijn) is er ruimte om in te gaan op de maatschappelijke context van het specifieke feit en om te komen tot een op de zaak toegesneden afdoening. Bij die tweede stap in de beoordeling zal niet alleen rekening worden gehouden met factoren die in de richtlijn zijn benoemd of in deze aanwijzing of andere beleidsregels zijn beschreven (recidive, bijzondere slachtoffers, schadevergoeding, voorwaardelijke straffen), maar ook met factoren die niet in richtlijnen zijn opgenomen, zoals bijvoorbeeld prioriteiten in het veiligheidsbeleid, gevoeligheid van de zaak, impact op de omgeving, adviezen van ketenpartners (zoals reclassering), persoonlijke omstandigheden van de verdachte (zoals draagkracht, studie/werk). Ook kan dan een buitengerechtelijke afdoening in overweging worden genomen.

Het gedifferentieerde sanctiestelsel ondersteunt optimaal het binnen de gestelde kaders effectief en professioneel beslissen over de strafeis of de zelfstandige afdoening in de concrete strafzaak. Het OM zal bij deze afdoeningen waar mogelijk gebruik maken van de strafbeschikking.

Schade dient te worden vergoed en voordeel te worden ontnomen

Schadevergoeding

Slachtofferzorg is een essentieel onderdeel van de afdoening geworden. Uitgangspunt is dat in alle strafzaken met slachtoffers/schade de (totale) schade door de dader(s) dient te worden vergoed. Bij de beslissing over de wijze van afdoen van de strafzaak wordt daarom schadevergoeding aan het/de slachtoffer(s) als verplicht element meegenomen en conservator beslag ten behoeve van schadevergoeding aan het slachtoffer nadrukkelijk overwogen.

Criminaliteit veroorzaakt tevens een grote maatschappelijke schadepost. Een groot deel van deze schade, met name letselschade, wordt niet geclaimd door slachtoffers omdat de ‘samenleving’ deze kosten via verzekeringen of rechtstreeks (overheden) voor haar rekening neemt. Indien toegebrachte schade wordt gedragen door de samenleving of als er sprake is van restschade die niet rechtstreeks te verhalen is op de dader of niet (volledig) is te claimen bij de verzekeraar dient de officier van justitie te overwegen om naast een taakstraf of vrijheidsstraf storting van geld in een waarborgfonds geweldsmisdrijven of ander fonds ten gunste van slachtoffers op te leggen of te vorderen in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.

Indien er ten tijde van de vervolgingsbeslissing of het formuleren van de eis ter terechtzitting door de verdachte geen schade is vergoed en er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte in staat is om de door hem veroorzaakte schade binnen afzienbare termijn te vergoeden, kan afhankelijk van de omvang van de schade gekozen worden voor een andere strafmodaliteit (taakstraf en/of onvoorwaardelijke gevangenisstraf) en/of een kwantitatieve verhoging van de strafbeschikking, transactie of eis ter terechtzitting. Een eventuele vordering tot toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en/of de aanwezigheid van een wettelijke voorschotregeling doet daar niet aan af.

Ontneming

Veel delicten zijn gericht op geldelijk gewin. Geld is drijfveer, motief en opbrengst van beroepscriminaliteit. Daarom is het afpakken van het wederrechtelijk genoten voordeel uitgangspunt. Als misdaad niet loont, verdwijnt een belangrijke prikkel om delicten te plegen. Bovendien is het belangrijk te voorkómen dat criminele winsten worden geherinvesteerd. Dat zijn de richtinggevende gedachten achter het afpakken van criminele winsten, bij georganiseerde misdaad én bij kleinere, veelvoorkomende criminaliteit. Het doel is zichtbaar en voelbaar maken dat misdaad niet mag lonen.

Herstel van de verstoorde rechtsorde en voorkomen van recidive

Naast bescherming van het slachtoffer zijn herstel van de verstoorde rechtsorde en het terugdringen van recidive doelstellingen van het OM. Het voorkomen van recidive dient bewerkstelligd te worden door het opleggen van gedragsaanwijzingen en het vorderen van vrijheidsbeperkende maatregelen en bijzondere voorwaarden. Met name bij first offenders die ernstige en/of recidivegevoelige delicten plegen kan een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf, gericht op effectieve gedragsbeïnvloeding het meest passend zijn. Daarbij kunnen naast de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten zal plegen ook bijzondere voorwaarden worden ingezet (art. 14c Wetboek van Strafrecht). Het instrument van de voorwaardelijke sanctiemodaliteiten kan meerdere doelen dienen (stok achter de deur, herstel van geleden schade en resocialisatie) en draagt bewezen bij aan het beperken en voorkomen van recidive. Verder is een gedragsaanwijzing ex art. 509hh Wetboek van strafvordering een passend instrument om – vooruitlopend op de strafrechtelijke afdoening door de rechter – ernstige overlast (verstoringen van de openbare orde of belastend gedrag jegens personen of goederen) te beëindigen en recidive te voorkomen.

3. Richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Artikel 130, lid 4 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie bepaalt dat het college van procureurs-generaal algemene en bijzondere aanwijzingen kan geven betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het OM. Richtlijnen maken deel uit van deze aanwijzingen en bevatten dwingende, normatieve regels inzake de strafvordering3. In de richtlijnen bepaalt het college het te voeren strafvorderingsbeleid bij de afdoening van diverse soorten van criminaliteit. Bij de totstandkoming van richtlijnen worden invloeden vanuit de politiek en vanuit de samenleving betrokken. Daarnaast worden experts en ketenpartners geraadpleegd.

Richtlijnen dienen ter ondersteuning bij de afdoening van strafzaken als tot strafvervolging of tot een OM-afdoening is besloten. In de richtlijnen is per feit zichtbaar wat als landelijk uniform uitgangspunt bij de beoordeling van strafzaken wordt gehanteerd. Omdat een straf proportioneel moet zijn, dient altijd een beoordeling van het individuele geval plaats te vinden. Het toepassen van alle strafvorderingsrichtlijnen in een strafzaak gebeurt daarom in twee stappen:

  • 1. Uitgangspunt. Bij de eerste stap wordt aan de hand van de richtlijnen bepaald welke sanctie als landelijk uitgangspunt4 geldt voor soortgelijke feiten.

  • 2. Maatwerk. Bij de tweede stap van de beoordeling wordt bepaald of het gevonden uitgangspunt passend is in de specifieke strafzaak die ter beoordeling voorligt. De richtlijnen benoemen naast het uitgangspunt enkele veelvoorkomende strafverzwarende factoren. Daarnaast zijn er strafverminderende omstandigheden, waarmee rekening gehouden kan worden. Bij afdoening van met name commune delicten zal standaard ook gekeken worden naar de schade van het slachtoffer, onderliggende sociale problematiek, impact op de omgeving en persoonlijke omstandigheden. Zo kan geringe of grote draagkracht invloed hebben op de hoogte van de geldboete en het wel of niet hebben van een dagbesteding invloed hebben op de omvang van de taakstraf. Soms zijn rapportages nodig om inzicht te krijgen in de mate van toerekeningsvatbaarheid of in het bestaan van een verstandelijke handicap of geestesziekte.

Stap 2 biedt de officier van justitie de professionele ruimte om per geval te komen tot een op maat gesneden sanctie. Hij maakt daarbij een zorgvuldige afweging van alle belangen. Uit het oogpunt van transparantie zal de officier van justitie zijn beslissing onderbouwen en de strafeis motiveren.5

In de bijlagen bij deze aanwijzing is opgenomen hoe de richtlijnen zijn opgebouwd, welke verhoudingen er worden aangehouden tussen de verschillende sanctiemodaliteiten, hoe omzetting naar andere sanctiemodaliteiten plaatsvindt en welke afrondingsregels er in de richtlijnen worden toegepast.

Meerdere feiten

Indien er meer feiten in een zaak worden vervolgd kunnen de sancties die de richtlijnen geven tot op zekere hoogte bij elkaar worden opgeteld. Indien de dader een veelpleger, zeer actieve veelpleger of stelselmatige dader is dient ook bij het plegen van meerdere feiten de voor deze doelgroepen toepasselijke richtlijn te worden gehanteerd.

Wanneer dezelfde sancties (bijvoorbeeld geldboetes) bij elkaar opgeteld – gelet op het draagkrachtbeginsel- tot een te hoge straf leiden verdient het de voorkeur deze om te zetten naar een taakstraf met behulp van het schema in bijlage 2. Indien er verschillende sancties zijn voorgesteld (bijvoorbeeld geldboete en taakstraf) worden deze in beginsel via hetzelfde schema omgerekend naar één sanctiemodaliteit. De uitkomst geldt dan als uitgangspunt. Vanzelfsprekend zal indien er sprake is van meerdere feiten ook dienen te worden bepaald of de verdachte wordt gedagvaard. Het cumuleren van sancties bij commune delicten kan niet onbeperkt worden doorgezet en vraagt om maatwerk. Gezien de aard van de delicten en het functioneel daderschap kunnen de sancties (vaak geldboetes) bij milieudelicten en economische delicten wel bij elkaar worden opgeteld.

4. Strafbepalende factoren

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Zoals vermeld benoemen de richtlijnen naast het uitgangspunt van de straf enkele veel voorkomende strafverhogende en strafverminderende factoren. De algemene in de wet vastgelegde factoren, zoals recidive en poging, alsmede veelvoorkomende specifieke strafbepalende factoren, zoals letselcategorieën, worden in deze aanwijzing beschreven.

In de richtlijnen zelf kunnen per feit nog andere voor dat delict specifieke strafbepalende factoren worden vermeld en toegelicht.

Strafverzwaring of strafvermindering

Strafverzwaring kan plaatsvinden

  • a. binnen de gekozen sanctiemodaliteit, bijvoorbeeld door verhoging van de geldboete of door onvoorwaardelijke in plaats van (deels) voorwaardelijke sancties op te leggen / te eisen;

  • b. door opschaling naar een zwaardere sanctiemodaliteit. Wat dit laatste betreft is aangesloten bij de betrekkelijke zwaarte van de hoofdstraffen, zoals bepaald in artikel 61 Sr. De volgorde van strafverzwaring in strafmodaliteit is geldboete > taakstraf > gevangenisstraf. Soms geldt echter een taakstrafverbod (artikel 22b Sr);

  • c. door te kiezen voor aanvullende sanctiemodaliteiten, die specifiek bedoeld zijn voor het type delict of de omstandigheden waaronder dit is gepleegd. Voorbeelden daarvan zijn: vrijheidsbeperkende maatregelen bij voetbal gerelateerd geweld, gedragsaanwijzingen bij huiselijk geweld en justitiële voorwaarden bij alcoholmisbruik.

Bij strafvermindering kan hetgeen is vermeld onder a en b andersom worden toegepast.

Mate van strafverzwaring of strafvermindering onder andere bij cumulatie

Bij recidive, poging, voorbereiding, medeplichtigheid en de vanuit de politiek aangegeven prioriteiten worden verhogings- of verlagingspercentages genoemd in deze aanwijzing en/of in de richtlijnen. Deze percentages dienen te worden toegepast op de sanctie in de richtlijntabel om het uitganspunt te bepalen (is de hierboven beschreven stap 1). Recidive is in de meeste gevallen al in de richtlijntabellen opgenomen. Cumulatie van meerdere toepasselijke verhogingspercentages kan in sommige gevallen leiden tot onredelijk hoge straffen. Indien zich dat voordoet dient bij de uiteindelijke straftoemeting (stap 2 hierboven) dit tot uiting te worden gebracht6. Met andere woorden: In de concrete zaak is het aan de officier van justitie om op basis van het verkregen uitganspunt met inachtneming van alle andere factoren en omstandigheden van het geval te komen tot een proportionele en op maat gesneden sanctie of strafeis (zie stap 2 hierboven). In de motivering bij zijn beslissing zal de officier van justitie rekenschap geven van de gekozen straftoemeting.

5. Algmene strafverzwarende factoren

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Medeplegen

Medeplegen wordt in het Wetboek van Strafrecht genoemd als een deelnemingsvorm, zonder dat er een waarde (bijvoorbeeld strafverhoging) aan wordt toegekend. Wel levert het in vereniging plegen als bestanddeel in een aantal wetsartikelen een strafverhoging op (137c ev., 138, 139, 182, 248, 311 Sr) of is het in de delictsomschrijving beschreven (art. 141 Sr). De verhogende werking is in de richtlijnen voor deze delicten verwerkt in het uitgangspunt bij het basisdelict of genoemd als strafverzwarende factor.

Bij delicten waarbij de openbare veiligheid (verstoring vitale frequenties van bijvoorbeeld luchtverkeer, politie en hulpverlening) of het veiligheidsgevoel van de burgers wordt aangetast (bijvoorbeeld dealen van drugs) en bij delicten met slachtoffers (bijv. mishandeling, bedreiging) zal het medeplegen respectievelijk het veiligheidsrisico, de overlast en de impact van het strafbare feit op het slachtoffer in de regel vergroten en daarom als strafverzwarende omstandigheid in de richtlijn worden vermeld.

Recidive

Bij het bepalen van de strafeis of de op te leggen sanctie wordt ingeval van recidive aangesloten bij het uitgangspunt van de recidivebepaling in artikel 43a Sr, dat de grondslag voor strafverhoging geeft wanneer ten tijde van het plegen van het nieuwe feit minder dan 5 jaar zijn verlopen na een eerdere veroordeling wegens een soortgelijk misdrijf (43b Sr).

De mate van recidive wordt bepaald door te tellen hoe vaak in de 5 jaar voorafgaand aan de datum waarop het nieuwe feit is gepleegd een soortgelijk delict heeft geleid tot een onherroepelijke veroordeling (ook buitenlandse), een betaalde transactie of afgedane strafbeschikking (waartegen geen verzet is gedaan). Het begrip 'soortgelijk' heeft zowel betrekking op de aard van het delict als de omvang ervan. Technische en beleidssepots dienen bij de recidivebepaling buiten beschouwing gelaten te worden. Tevens dient, gelet op artikel 22b lid 2 Sr, gecontroleerd te worden of er een kale taakstraf mogelijk is na een eerdere taakstraf voor een soortgelijk misdrijf. Bovenstaande laat echter onverlet dat recidive ouder dan vijf jaar in de context van de strafzaak kan worden meegewogen bij de beoordeling van de persoon van de dader en het bepalen van de hoogte en de modaliteit van de toe te passen sanctie of strafeis.

Indien een richtlijn niet zelf de recidive regelt of verhogingspercentages vermeldt, gelden de volgende algemene uitgangspunten:

1 x recidive binnen 2–5 jaar

Strafverhoging sanctie met 50%

1 x recidive binnen 2 jaar

Strafverhoging sanctie met 50% en/of

naaste hogere sanctiemodaliteit (geldboete > taakstraf > gevangenisstraf)

Let op het taakstrafverbod (art. 22b lid 2 Sr)1

Indien bijvoorbeeld reclasseringsbegeleiding gewenst is, kan een (deels) voorwaardelijke straf worden geëist

meermalen recidive

In beginsel dagvaarden en onvoorwaardelijke straf eisen.

Strafverhoging sanctie met 100% en/of

naaste hogere sanctiemodaliteit (geldboete > taakstraf > gevangenisstraf)

In beginsel geen geldboete-eis bij natuurlijke personen en taakstrafeis alleen bij lichtere vergrijpen.

Let op het taakstrafverbod (art. 22b lid 2 Sr) en bij verkeersmisdrijven op het puntenstelsel.

veelplegers, zeer actieve veelplegers en stelselmatige daders, waarbij de ISD-maatregel niet wordt gevorderd 2

Dagvaarden en onvoorwaardelijke gevangenisstraf eisen.

Straf minimaal 100% hoger dan het uitgangspunt in de toepasselijke richtlijn met als ondergrens 1 maand gevangenisstraf

1 Zie ook de Aanwijzing taakstraffen. Een combinatie van taakstraf en onvoorwaardelijke gevangenisstaf of vrijheidsbeperkende maatregel is wel mogelijk (art. 22b, lid 3 Sr)

2 Voor de definities wordt verwezen naar de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers.

Bij de meeste feiten is in de richtlijnentabel het uitgangspunt van de sanctie bij recidive vermeld.

Ernstige recidive bij zware delicten

Indien er sprake is van recidive bij strafbare feiten waarop gevangenisstraf van 8 jaar of meer als strafmaximum is gesteld én waarbij een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer spelen bij het bepalen van de strafeis spelen hoofdzakelijk vergelding en generale preventie als strafdoel. Hierbij geldt als uitgangspunt een verhoging van 100% van de straf in de toepasselijke richtlijn. Deze verhoging is met name gerechtvaardigd, omdat de dader zich blijkbaar niets gelegen laat aan de lichamelijke integriteit van een ander en de eerdere normstellende veroordeling. Bij ernstige recidive geldt het taakstrafverbod zowel ingeval van de situatie van art. 22b lid 1 als lid 2 Sr.

6. Specifieke strafverzwarende factoren

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

In deze paragraaf zijn enkele onderwerpen opgenomen waarover afspraken zijn gemaakt met de Minister van Veiligheid en Justitie en/of handhavingspartners en waarbij sprake is van strafverzwarende omstandigheden.

Ambtenaren en andere gezagsfunctionarissen

De opsporing en vervolging na incidenten van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak is een belangrijke prioriteit van het programma Veilige Publieke Taak (VPT) en een politiek speerpunt van het Kabinet. Werknemers met een publieke taak dienen hun werk onbelemmerd te kunnen uitoefenen. Geweld tegen deze werknemers wordt niet getolereerd. Ten behoeve van de opsporing en vervolging van geweldszaken tegen werknemers met een publieke taak zijn Eenduidige Landelijke Afspraken gemaakt.

Publieke taken zijn overheidstaken én taken in het publieke belang die zijn ontleend aan de grondwettelijke opdracht tot overheidszorg. Dit houdt in dat de taken door de overheid zelf kunnen worden uitgevoerd of in opdracht van deze overheid. Ook kan het gaan om private sectoren die in belangrijke mate zijn gereguleerd door de overheid (Openbaar Vervoer).

Bij een aantal misdrijven is sprake van een wettelijke strafverzwaringsgrond indien het feit is gepleegd tegen een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn/haar beroep. Strafverzwaring zal echter ook worden toegepast bij strafbare feiten gepleegd tegen:

  • andere personen die belast zijn met de uitoefening van een Veilige Publieke Taak (hulpverleners en ander medisch personeel, brandweer) Let op: dit geldt ook voor arbeidsgerelateerd(e) geweld of agressie, dat in de privétijd is gepleegd tegen deze beroepsbeoefenaren of tegen personen die behoren tot hun familiekring;

  • personen met een functie of rol met enige vorm van gezag omkleed (officials in de sport7), verkeersregelaars en ordehandhavers, zoals beveiligingsbeambten, suppoosten en treinconducteurs);

  • functionarissen in het openbaar vervoer (buschauffeur, machinist, trambestuurder en dergelijke):

  • functionarissen met een andere taak in het publieke domein (onderwijzend personeel, advocaten, deurwaarders en winkelpersoneel).

Het OM kiest juist hier voor effectieve en betekenisvolle interventies. Interventies die de dader confronteren met de gevolgen van zijn daad en bijdragen aan gedragsverandering. Denk hierbij aan (eventueel combinaties van) gerichte werkstraffen, leerstraffen als bijzonder voorwaarde, gedragsaanwijzingen en het maken van excuses aan het slachtoffer. Het uitgangspunt van de sanctie in de richtlijn wordt met 200% verhoogd als signaal dat dit soort crimineel gedrag niet wordt getolereerd.

Kwetsbare slachtoffers

Kwetsbare slachtoffers zijn diegenen die door leeftijd, lichamelijke of verstandelijke beperkingen dan wel door sociaal-culturele omstandigheden in een positie van afhankelijkheid verkeren ten opzichte van hun directe omgeving.

In een aantal gevallen is de afhankelijkheid ten opzichte van de dader in de wetsbepaling opgenomen (bijvoorbeeld in art. 248, 250 en 304 Sr). Voor huiselijk geweld wordt in de richtlijnen voor de strafmaatbepaling verwezen naar de richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld en de richtlijn kindermishandeling. Doel van de interventie zal altijd zijn om samen met de netwerkpartners tot een zo effectief mogelijke aanpak te komen.

In enkele richtlijnen (zakkenrollerij, insluiping) is als strafverzwarend vermeld het feit dat (kwetsbare) slachtoffers bewust zijn uitgekozen.

Discriminatoire aspecten (bij commune delicten)

Discriminerend taalgebruik en/of gebaren (anders dan bedoeld in art. 137c Sr), bedoeld als extra krenkend wordt/worden in het maatschappelijk verkeer als zeer storend ervaren. Dergelijke uitingen dienen dan ook strafverzwarend te worden beoordeeld. Onder discriminerend wordt uiteraard ook racistisch begrepen.

Onderscheid wordt gemaakt tussen situaties waarin het discriminerende element zich voordoet bij een minder ingrijpend feit (bijvoorbeeld bij een burenruzie waar over en weer grof gescholden wordt) of bij een ingrijpend feit. In het eerste geval is alertheid geboden en dient voor zover mogelijk een probleemgerichte aanpak plaats te vinden, waarbij ketenpartners een rol kunnen vervullen.

We spreken van een ingrijpend feit als sprake is van een aanzienlijke aantasting van de lichamelijke integriteit, een aanzienlijke inbreuk op het eigendom, een evidente inbreuk op de persoonlijke integriteit (geestelijke schade, levenssfeer), een extreme modus operandi, etc.. In deze gevallen dient niet alleen te worden gedagvaard, maar ook bij de strafeis maatwerk te worden toegepast, met als uitgangspunt een strafverzwaring van 100% ten opzichte van het uitgangspunt in de richtlijn.

Verstoring van de openbare orde en ernstige overlast

Bij de bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast maakt het OM gebruik van de bevoegdheden en instrumenten die met invoering van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (MBVEO8) zijn ingevoerd. De aanpak van de veroorzakers kenmerkt zich hier eerder in het gebruik van effectieve sancties, zoals gebiedsverbod, contactverbod, stadionverbod, huisarrest of een meldingsplicht, dan in strafverhoging op zichzelf. Een integrale aanpak met ketenpartners, zoals het bestuur en KNVB9 staat hierbij voorop. Juist hier probeert het OM samen met de netwerkpartners de impact van de interventie zo groot mogelijk te maken. Hieronder staan enkele situaties beschreven.

Overlastproblematiek

Het gaat hier om de situaties waarbij sprake is van aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. Het betreft veelal een samenstel van hinderlijke, overlast gevende en criminele gedragingen. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd en onveilig voelen, bewoners die weggepest worden en verhuizen of winkeliers die hun zaak sluiten en mede als gevolg daarvan verloederde buurten. Het kan hier gaan om groepscriminaliteit of overlast door bijvoorbeeld het handelen in drugs. De veelal persoonsgebonden aanpak wordt hier met ketenpartners afgestemd.

Evenementen en Oud&Nieuw

Met betrekking tot een aantal delicten, zoals mishandeling, openlijk geweld, vernieling en discriminatie, dient het eventuele feit dat dit rond een evenement plaatsvindt een strafverzwarende rol bij de beoordeling te spelen. Naast verstoring van het evenement spelen hier de veiligheidsrisico’s, zoals gevaar voor escalatie, paniek en aantasting van het veiligheidsgevoel. Met name de toenemende mate waarin dergelijke delicten onder die omstandigheden worden gepleegd maakt een harde aanpak noodzakelijk. Een verhoging van 75% op het uitgangspunt in de richtlijnen is hier geïndiceerd almede het toepassen van instrumenten om recidive te voorkomen (bijvoorbeeld stadionverbod of huisarrest bij de volgende jaarwisseling).

Onder evenement worden zowel georganiseerde evenementen begrepen zoals sportevenementen, als niet-georganiseerde evenementen, zoals de jaarwisseling. Lokaal kan worden afgesproken dat zal worden gedagvaard en dat de strafverzwaring bestaat uit het vorderen van gevangenisstraf en justitiële voorwaarden in het kader van het toepassen van (super)snelrecht, waarbij het streven erop gericht is de verdachte zo mogelijk vast te houden tot aan de rechtszitting.

Voetbal/sport

Over een strengere aanpak van voetbalvandalisme en voetbal gerelateerd geweld zijn afspraken met ketenpartners gemaakt. Waar mogelijk zal het OM zaken tegen voetbalvandalen via de ZSM-aanpak binnen een week afdoen en bij voetbal gerelateerd geweld snelrecht toepassen. Er wordt een strafverhoging van 50% toegepast op het uitgangspunt in de richtlijn. Dit geldt ook voor extremiteiten bij andere sporten.

Het OM vordert ter terechtzitting betreffende voetbal gerelateerd geweld tegen personen of goederen of racistisch, discriminerend gedrag naast een taakstraf of gevangenisstraf een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Wetboek van Strafrecht) inhoudende een gebieds-/stadionverbod met eventueel een meldplicht.10 In geval van een strafrechtelijk stadionverbod is het uitgangspunt dit zoveel mogelijk te combineren met een meldingsplicht. In geval van recidiverende voetbalvandalen neemt de noodzaak van een meldingsplicht toe. Onder recidiverende voetbalvandalen worden ook degenen verstaan die eenmaal of meermalen een civielrechtelijk stadionverbod (huisvredebreuk) hebben overtreden.

Ter ondersteuning van de vordering aan de rechter tot het opleggen van een stadionverbod kan de officier van justitie zijn bevoegdheid tot het opleggen van een gedragsaanwijzing inzetten (MBVEO). Mogelijkheden die art. 509hh Sv biedt zijn het opleggen van een gebiedsverbod in de vorm van een strafrechtelijk stadionverbod met daaraan gekoppeld een meldingsplicht, verplicht contact met de hulpverlening of een contactverbod met (een) bepaalde perso(o)n(en). De gedragsaanwijzing loopt vooruit op de strafrechtelijke afdoening door de rechter; de wetgever heeft de mogelijkheid gecreëerd om een lik-op-stukreactie te geven11.

Alcohol/drugs en (uitgaans)geweld

Indien er een duidelijke relatie is vastgesteld tussen het gepleegde delict en het gebruik van alcohol en/of drugs dient dit als substantieel strafverzwarend te worden beoordeeld. Dit geldt met name voor verstoringen van het uitgaansleven. Er wordt een verhoging van 75% op het uitgangspunt in de richtlijn toegepast. Middelengebruik leidt in het algemeen tot ontremming, maar dat betekent niet altijd dat een oorzakelijk verband tussen het middelen gebruik en het geweld zonder meer kan worden aangenomen. Of het in het concrete geval ook heeft geleid tot of heeft bijgedragen aan het geweld zal telkens afzonderlijk moeten worden beoordeeld. Persoonlijke en omgevingsfactoren spelen ook een rol. Bij de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de dader kan middelengebruik met het oog op de straftoemeting worden meegenomen en aanleiding zijn voor het toepassen van justitiële voorwaarden gericht op gedragsbeïnvloeding.

Burgermoed

Personen die proberen te verhinderen dat er een geweldsdelict gepleegd wordt, vechtenden proberen te scheiden, dader(s) aanspreken op laakbaar of strafbaar gedrag of deze proberen op heterdaad aan te houden verdienen extra bescherming, wanneer zij door hun optreden zelf slachtoffer worden. Wanneer een slachtoffer burgermoed betoond heeft, dient dit strafverzwarend mee te wegen tegen de dader.

Letsel

Als mogelijk gevolg van een geweldsdelict speelt letsel een belangrijke rol. Het slachtoffer en/of de benadeelde ervaart het delict als ernstiger naarmate de aard van het letsel ernstiger is. Om die reden is in de richtlijnen aan de aard van het toegebrachte letsel een strafverzwarende invloed toegekend. Als toelichting op de in de richtlijnen gehanteerde categorieën geldt het volgende:

  • Licht letsel, zoals blauw oog, bloedneus, tand door de lip, lichte kneuzingen of lichte ontvellingen; maar ook letsel voor de behandeling waarvan doorgaans de hulp van een eerstelijns arts wordt ingeroepen, zoals wonden waarvoor, uit cosmetisch oogpunt minder ernstige, hechtingen nodig zijn, een lichte hersenschudding, zwaardere kneuzingen of ontvellingen.

  • Zwaarder letsel, voor de behandeling waarvan een medisch specialist nodig is. Letsel dat als regel niet wordt begrepen in art. 82 Sr, zoals gebitsschade, gebroken neus, jukbeen of sleutelbeen, littekens in het gezicht of een zware hersenschudding.

Wanneer openlijke geweldpleging of poging zware mishandeling tot meer dan licht letsel heeft geleid kan ingevolge art. 22b lid 1 sub a Sr geen kale taakstraf meer worden gevorderd indien een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aanwezig wordt geacht. Een kale taakstraf is ook niet mogelijk bij de misdrijven, genoemd in artikel 22b lid 1 sub b Sr, te weten de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250 Sr. Een combinatie van een taakstraf met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel is wel mogelijk (art. 22b, lid 3 Sr).

Wapengebruik

Indien bij mishandeling, openlijke geweldpleging of bedreiging een wapen wordt gehanteerd om dit delict een grotere impact te geven wordt dit strafverzwarend meegewogen. Naarmate de globale gevaarzetting van het wapen groter is, is de dreigende werking voor het slachtoffer groter. Bij geweldsdelicten vergroot het de kans op zwaarder letsel. Een zwaardere sanctie is daardoor geïndiceerd en in de richtlijnen opgenomen.

De in de richtlijnen gehanteerde categorieën worden hieronder kort toegelicht:

  • Slag- of stootwapen. Dit omvat wapens als wapenstok en boksbeugels en dergelijke, maar ook overige voor bedreiging/mishandeling geschikte voorwerpen/wapens. Bij mishandeling worden een kopstoot en gegooide voorwerpen met deze categorie gelijkgesteld.

  • Steekwapen of een als zodanig aan te merken voorwerp. Naast messen, dolken of priemen kan hier ook gedacht worden aan schroevendraaiers en scharen.

Indien gebruik wordt gemaakt van een verboden wapen dient het bezit daarvan tevens te worden vervolgd met het oog op onttrekking aan het verkeer van het wapen.

(Nep)vuurwapens behoeven geen nadere toelichting.

7. Strafverminderende factoren

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

De wettelijke strafverminderende factoren, zoals poging, medeplichtigheid (verlaging strafmaximum met een derde) en voorbereiding (verlaging stafmaximum met de helft) zijn algemeen van toepassing

en in beginsel niet in de richtlijnen opgenomen. Indien van toepassing wordt het uitgangspunt van de sanctie in de richtlijn bij stap 1 van de beoordeling (zie hierboven bij 3) overeenkomstig verlaagd. Ook niet opgenomen in de richtlijnen zijn persoonlijke omstandigheden van de dader en andere factoren, die bij stap 2 van de beoordeling meegewogen kunnen worden in het voordeel van de verdachte.

Indien aannemelijk is dat er sprake is van verminderde draagkracht kan dat een reden zijn om de geldboetesanctie of strafeis te matigen. Het kan echter ook reden zijn om een betaling in termijnen op te leggen, de geldboete om te zetten naar een andere sanctie of een voorwaardelijke boete te eisen.

Hierboven is vermeld dat als algemeen uitgangspunt bij strafvordering geldt dat de dader de schade vergoed. De officier van justitie kan de impact die de schadevergoeding heeft op de dader meewegen in zijn afdoeningsbeslissing.

8. Overgangsrecht

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben onmiddellijke werking vanaf de datum van inwerkingtreding. Het OM hanteert als uitgangspunt dat nieuwe richtlijnen worden toegepast op strafbare feiten gepleegd vanaf de datum van inwerkingtreding van de richtlijn. Alleen in het geval een nieuwe richtlijn voor de verdachte gunstigere afdoeningsregels geeft zal de richtlijn ook van toepassing zijn op feiten gepleegd voor de datum van inwerkingtreding.

Bijlage 1. Opbouw van de richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

De richtlijnen voor strafvordering zijn in beginsel kort en overzichtelijk en bevatten per basisdelict of – casus de uitgangspunten voor de op te leggen of te eisen straf. In de richtlijnen worden de voor de daarin opgenomen delicten de bijzondere aandachtspunten vermeld en enkele bij het beschreven delict veelvoorkomende strafverzwarende of strafverminderende omstandigheden (deze zijn dus niet limitatief).

Bij meermalen recidive zullen de richtlijnen voor misdrijven begaan door natuurlijke personen geen gelboetes vermelden en in beginsel ook geen taakstraffen, tenzij het gaat om lichte delicten (het minimum aantal uren taakstraf is dan 20 uur). Bij meermalen recidive wordt de 100% verhoging toegepast op de straf bij de first offender (vaak geldboete) en/of vervolgens omgerekend naar de naast hogere straf. Indien in de tabel bij recidive – bijvoorbeeld in verband met het taakstrafverbod – geen taakstraf, maar gevangenisstraf is opgenomen in de richtlijn, wordt de hoogte van de gevangenisstraf bepaald aan de hand van de vervangende hechtenis van de naasthogere taakstraf. Bijvoorbeeld bij meermalen recidive wordt het uitgangspunt (van de first offender, stel geldboete van € 250) met 100% verhoogd naar € 500, omgezet naar taakstraf is dat 40 uur, maar omdat er geen taakstraf, maar gevangenisstraf opportuun wordt gevonden is deze 20 dagen, gelijk aan de vervangende hechtenis van die taakstraf. Zie bijlage 2.

Verhouding sancties

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Indien in de richtlijnen bij een basiscasus of -delict meerdere sancties als uitgangspunt worden genoemd worden de in bijlage 2 opgenomen verhoudingen aangehouden tussen de geldboete, taakstraf en gevangenisstraf.

Voor wat betreft de vervangende hechtenis is aangesloten bij het gestelde in de artikelen 22d Sr (vervangende hechtenis bij geldboete)12 en 24c Sr (vervangende hechtenis bij oplegging taakstraf).

De sancties die als uitgangspunt in de richtlijnen worden vermeld zijn afgerond volgens het schema in bijlage 3.

Omzetten van sancties naar andere modaliteit

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

In de richtlijnen voor commune delicten met een strafbedreiging van maximaal 6 jaar gevangenisstraf wordt in beginsel bij first offenders één sanctie als uitgangspunt vermeld. In beginsel is dat de lichtste strafmodaliteit, de geldboete, tenzij het OM een geldboete ongepast vindt, er een wettelijk taakstrafverbod geldt of het feit te zwaar is voor een andere straf dan gevangenisstraf. Wanneer wordt overwogen een andere sanctiemodaliteit toe te passen (bijvoorbeeld taakstraf in plaats van of naast een boete) dient bij de omzetting het schema in bijlage 2 te worden gebruikt. Bij omzetten van een geldboete naar taakstraf dient de boete eerst te worden omgerekend naar vervangende hechtenis. Vanuit de vervangende hechtenis wordt de taakstraf bepaald op 4 uur voor elke dag. Dus een geldboete van 200 euro(/4 dgn vv hts) staat gelijk aan 16 uur taakstraf. Geldt er een taakstrafverbod, dan wordt deze taakstraf omgezet naar 8 dagen gevangenisstraf. Ook taakstraffen die in de richtlijnen bij recidive zijn opgenomen dienen ingeval van een taakstrafverbod volgens bijlage 2 te worden omgerekend naar een andere sanctiemodaliteit. Om te bereiken dat een gelijkwaardige sanctie in een andere modaliteit wordt opgelegd wordt bij omzetting van sancties in beginsel niet afgerond volgens het schema in bijlage 3. Het schema in de tweede bijlage kan ook worden gebruikt indien het OM bij een gratieverzoek wil adviseren over omzetting van straffen en bij het omzetten van geldboete en taakstraffen na mislukte executie.

Afronden

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Afronding in de richtlijnen vindt altijd plaats in het voordeel van de verdachte, derhalve altijd naar beneden. De afrondingsregels staan in bijlage 3.

Bij het opstellen van strafvorderingsrichtlijnen wordt per basisdelict een startwaarde vastgelegd in een brondocument. In de richtlijnen zelf staan altijd afgeronde bedragen, taakstrafuren, gevangenisstraffen en maanden ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM), vaarbevoegdheid (OVB) of vliegbevoegdheid (OBV) als uitgangspunt vermeld. Bij indexeringen van geldboetes zal het (meestal verhogings)percentage op die start- of basiswaarde worden toegepast en vervolgens worden afgerond volgens het schema in bijlage 3.

In de richtlijnen staan dus als vertrekpunt afgeronde sancties vermeld, echter dit laat onverlet dat in het individuele geval bij het wegen van de strafverhogende en strafverminderende factoren en de persoonlijke omstandigheden tot hogere, lagere of andere straffen kan worden gekomen. Afronden zoals hier bedoeld vindt niet plaats wanneer een eenmaal door de officier van justitie vastgestelde sanctie wordt omgezet naar een andere sanctiemodaliteit volgens het schema in bijlage 2 (zie alinea hierboven). Bij gevangenisstraffen bestaat bovendien de mogelijkheid een straf te vorderen die gelijk is aan de tijd die door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht en eventuele bijkomende sancties daarop af te stemmen.

Bijlage 2. Omzettingstabel. tussenliggende bedragen/uren eerst naar beneden afronden

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

geldboete bedrag >

dagen verv. hts >

taakstraf uren >

dagen verv. hts of gs

 

geldboete bedrag >

dagen verv. hts

t/m € 50

1

4

2

 

€ 5.200

61

€ 100

2

8

4

 

€ 5.400

62

€ 150

3

12

6

 

€ 5.600

63

€ 200

4

16

8

 

€ 5.800

64

€ 250

5

20

10

 

€ 6.000

65

€ 300

6

24

12

 

€ 6.200

66

€ 350

7

28

14

 

€ 6.400

67

€ 400

8

32

16

 

€ 6.600

68

€ 450

9

36

18

 

€ 6.800

69

€ 500

10

40

20

 

€ 7.000

70

€ 550

11

44

22

 

€ 7.200

71

€ 600

12

48

24

 

€ 7.400

72

€ 650

13

52

26

 

€ 7.600

73

€ 700

14

56

28

 

€ 7.800

74

€ 750

15

60

30

 

€ 8.000

75

€ 800

16

64

32

 

€ 8.200

76

€ 850

17

68

34

 

€ 8.400

77

€ 900

18

72

36

 

€ 8.600

78

€ 950

19

76

38

 

€ 8.800

79

€ 1.000

20

80

40

 

€ 9.000

80

€ 1.100

21

84

42

 

€ 9.200

81

€ 1.200

22

88

44

 

€ 9.400

82

€ 1.300

23

92

46

 

€ 9.600

83

€ 1.400

24

96

48

 

€ 9.800

84

€ 1.500

25

100

50

 

€ 10.000

85

€ 1.600

26

104

52

 

€ 10.200

86

€ 1.700

27

108

54

 

€ 10.400

87

€ 1.800

28

112

56

 

€ 10.600

88

€ 1.900

29

116

58

 

€ 10.800

89

€ 2.000

30

120

60

 

€ 11.000

90

€ 2.100

31

124

62

 

€ 11.200

91

€ 2.200

32

128

64

 

€ 11.400

92

€ 2.300

33

132

66

 

€ 11.600

93

€ 2.400

34

136

68

 

€ 11.800

94

€ 2.500

35

140

70

 

€ 12.000

95

€ 2.600

36

144

72

 

€ 12.200

96

€ 2.700

37

148

74

 

€ 12.400

97

€ 2.800

38

152

76

 

€ 12.600

98

€ 2.900

39

156

78

 

€ 12.800

99

€ 3.000

40

160

80

 

€ 13.000

100

€ 3.100

41

164

82

 

€ 13.200

101

€ 3.200

42

168

84

 

€ 13.400

102

€ 3.300

43

172

86

 

€ 13.600

103

€ 3.400

44

176

88

 

€ 13.800

104

€ 3.500

45

180

90

 

€ 14.000

105

€ 3.600

46

184

92

 

€ 14.200

106

€ 3.700

47

188

94

 

€ 14.400

107

€ 3.800

48

192

96

 

€ 14.600

108

€ 3.900

49

196

98

 

€ 14.800

109

€ 4.000

50

200

100

 

€ 15.000

110

€ 4.100

51

204

102

 

€ 15.200

111

€ 4.200

52

208

104

 

€ 15.400

112

€ 4.300

53

212

106

 

€ 15.600

113

€ 4.400

54

216

108

 

€ 15.800

114

€ 4.500

55

220

110

 

€ 16.000

115

€ 4.600

56

224

112

 

€ 16.200

116

€ 4.700

57

228

114

 

€ 16.400

117

€ 4.800

58

232

116

 

€ 16.600

118

€ 4.900

59

236

118

 

€ 16.800

119

€ 5.000

60

240

120

 

€ 17.000

120

Bijlage 3. Afronding sancties in richtlijnen voor meerderjarigen (in beginsel niet gebruiken bij omzetten sancties)

[Regeling vervallen per 01-04-2019]

Bijlage 255069.png
  1. Het kader is ook van toepassing op enkele aanverwante overtredingen, zoals art. 11, lid 1 of 6 Opiumwet, 5 Wegenverkeerswet 1994 en 54 Wet Wapens en Munitie. Het accent in deze beleidsregel ligt op de commune misdrijven. Voor het jeugdstrafrecht en het toepassen van het jeugdstrafrecht op adolescenten (18 tot 23 jarigen) wordt verwezen naar de richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief Halt. ^ [1]
  2. ZSM staat voor Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel en Samenlevingsgericht Mogelijk en ontwikkelt zich steeds meer naar Zorgvuldig, Snel en Maatwerk. ^ [2]
  3. Richtlijnen worden ook gepubliceerd en hebben daarmee de status van recht in de zin van art. 79 RO. ^ [3]
  4. Het uitgangspunt bij stap 1 wordt verkregen door de sanctie vermeld in de richtlijntabel, eventueel verlaagd met de wettelijke van een derde bij poging of medeplichtigheid, en vervolgens te verhogen met de eventueel van toepassing zijnde percentages die volgen uit afspraken gemaakt met de Minister van Veiligheid en Justitie en/of handhavingspartners (bijvoorbeeld bij geweld onder invloed van alcohol of drugs + 75%). ^ [4]
  5. Ook indien door bijzondere omstandigheden wordt afgeweken van de richtlijn, dient dit te worden gemotiveerd (ECLI:NL:HR:2010:BK6942). ^ [5]
  6. In het vorige richtlijnenstelsel bos/polaris werd hiervoor de regeling van het afnemend strafnut gehanteerd. Het afnemend strafnut van steeds zwaardere sancties werd uitgedrukt door een schijvensysteem te hanteren dat voorzag in een afnemende invloed bij cumulaties van strafpunten. ^ [6]
  7. Onder official(s) in de sport wordt verstaan: een (officieel) persoon bij sportwedstrijden, wedstrijdleider of (hulp)scheidsrechter. Iemand die tijdens een sportwedstrijd oplet of er volgens de spelregels wordt gespeeld. Grensrechters of hulp- of assistent-scheidsrechters worden tevens als (sport)official aangemerkt. Het is hierbij is niet van belang door wie de desbetreffende functie wordt uitgevoerd. Wel van belang is dat het gaat om een functie of rol die met enig vorm van gezag is omkleed. ^ [7]
  8. Stb. 2010, 325 ^ [8]
  9. Zie de Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en-geweld. ^ [9]
  10. Deze passages zijn geschreven voor misdrijven. Bij aan voetbal gerelateerde overtredingen kunnen de boetes met 50% worden verhoogd en bij een (voetbal)evenement met 100%. ^ [10]
  11. Zie ook de Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld. ^ [11]
  12. Aangesloten wordt bij de tabel vervangende hechtenis geldboete, zoals gehanteerd door de rechters. ^ [12]
Naar boven