2. Gegevens over de jeugdige
Voor de beleidsinformatie jeugd worden gegevens over de jeugdige uitgevraagd om de
informatie op persoonsniveau beschikbaar te hebben. Op deze manier kunnen kruistabellen
worden gemaakt tussen kenmerken zoals leeftijd en geslacht en het gebruik van jeugdhulp,
of de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Ook is samenloop van diverse
vormen van jeugdhulp en inzet vanuit het gedwongen kader op deze manier inzichtelijk
te maken. De publicatie van de gegevens zal altijd op geaggregeerd niveau zijn en
nooit herleidbaar tot personen. Omdat niet elke jeugdige een BSN heeft, worden ook
de geboortedatum en het geslacht uitgevraagd. De postcode wordt uitgevraagd voor controledoeleinden
en om de woonplaats van de jeugdige conform het woonplaatsbeginsel aan te duiden.
2.1. Jeugdige
Conform artikel 1.1 van de Jeugdwet de persoon die:
-
1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,
-
2°. de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of
-
3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt
en ten aanzien van wie op grond van deze wet:
-
– is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan
de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar,
noodzakelijk is;
-
– vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk
is, of
-
– is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken
van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting
van de jeugdhulp noodzakelijk is.
Toelichting:
Jeugdhulp is op grond van bovenstaande definitie beschikbaar voor personen tot 18
jaar. De onderdelen 2° en 3° geven aan welke uitzonderingen daarop gelden.
2.2. Burgerservicenummer
Het unieke persoonsnummer waarmee de jeugdige staat ingeschreven in de Basisregistratie
personen (BRP).
Toelichting:
Bij wet is geregeld dat het burgerservicenummer(BSN) gebruikt moet worden. Alleen
in uitzonderlijke gevallen mag daarom onbekend worden ingevuld. Indien er geen BSN
bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 999999999 genoteerd. Bij ongeboren
kinderen wordt 000000000 genoteerd.
2.3. Geboortedatum
De geboortedatum van de jeugdige weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Bij sommige jongeren is de exacte geboortedatum niet bekend. Indien de geboortedag
niet bekend is, wordt dat aangegeven door JJJJMM00 te noteren. Indien (ook) de geboortemaand
niet bekend is, dan wordt dat aangegeven door JJJJ0000 te noteren. Bij ongeboren kinderen
wordt 000000000 genoteerd.
2.4. Geslacht
Het geslacht van de jeugdige, waarbij de volgende opties gelden:
-
• Vrouw (V)
-
• Man (M)
-
• Onbekend (O)
2.5. Postcode/gemeente ter duiding van de woonplaats
De postcode van het adres van de gezagsdrager van de jeugdige. In geval het gezag
berust bij een gecertificeerde instelling of als de jeugdige 18 jaar of ouder is,
dan gaat het om de postcode van het adres van het werkelijke verblijf van de jeugdige.
Als het adres van de gezagsdrager onbekend is of buiten Nederland, dan gaat het om
het adres van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag.
Als de postcode niet bekend is, dan volstaat de CBS code van de gemeente.
Toelichting:
De postcode is nodig om te bepalen aan welke gemeente en wijk de beleidsinformatie
over de betreffende jeugdige moet worden toegekend. Om die reden wordt aangesloten
bij het adres conform het zogenaamde woonplaatsbeginsel uit de Jeugdwet.
De wijze waarop het woonplaatsbeginsel gehanteerd moet worden, is uitgewerkt in een
factsheet en mindmap. Hierin is een stappenplan opgenomen voor het bepalen van de
verantwoordelijke gemeente. Kijk voor de meest actuele informatie op www.rijksoverheid.nl
en op de website van de VNG: https://vng.nl/onderwerpenindex/jeugd/jeugdhulp/woonplaatsbeginsel-1
Zo veel als mogelijk dient de postcode (6 posities) doorgegeven te worden. Dit is
belangrijk om de beleidsinformatie waar mogelijk ook op wijkniveau weer te geven.
Uiteraard zullen ook de aantallen per wijk niet tot de persoon herleidbaar zijn en
hanteert het CBS hiervoor de geldende privacyregels.
3. Gegevens over jeugdhulp
De beleidsinformatie jeugd richt zich op het inzichtelijk maken van het jeugdhulp-gebruik.
Dit houdt in dat jeugdhulpaanbieders een aantal gegevens over de door hen geleverde
jeugdhulp dienen aan te leveren. Het gaat om het type jeugdhulp, de start- en einddata,
de organisatie die verwezen heeft naar de jeugdhulp en de reden van beëindiging van
de jeugdhulp.
3.1. Jeugdhulp
Conform artikel 1.1 van de Jeugdwet is jeugdhulp:
-
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders
bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen
van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen
of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van ouders of
adoptiegerelateerde problemen;
-
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig
functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke
beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de
leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
-
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke
verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen
met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of
psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet
hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp
in het kader van jeugdstrafrecht;
Toelichting:
Alleen over de professionele jeugdhulp in natura dient gerapporteerd te worden aan
het CBS. Dit is de jeugdhulp in natura waarvoor de wettelijke kwaliteitseisen van
hoofdstuk 4 van de Jeugdwet en de eisen gegevensverwerking uit hoofdstuk 7 gelden. Dat betekent dat geen informatie
aan het CBS wordt verstrekt over de toegangsgesprekken, PGB’s en preventie. Dit wordt
hieronder nader toegelicht.
Toegang
De gesprekken die een deskundige in de gemeentelijke toegang in het kader van de toeleiding
naar en advisering over eventuele jeugdhulp met jeugdigen en ouders voert, worden
niet beschouwd als jeugdhulp. Ook als die deskundige preventieve opvoedondersteuning
verleent, geldt dit niet als jeugdhulp. Hierover dient dan ook niet aan het CBS te
worden gerapporteerd.
PGB
Zoals in paragraaf 1.3 reeds is opgenomen, betreft het alleen de jeugdhulp die in
natura wordt geleverd. Over jeugdhulp die wordt gefinancierd met een PGB dienen geen
gegevens aan het CBS te worden verstrekt. Deze gegevens worden integraal door de SVB
aan het CBS geleverd.
Preventie
Als een jeugdhulpaanbieder een jeugdige of ouders van een jeugdige (anonieme) adviezen
of consulten biedt, ook al is dat voorafgaand aan de start van jeugdhulp, dan wordt
dit niet als jeugdhulp beschouwd, maar als preventie. En daarover moeten geen gegevens
verstrekt worden aan het CBS. Dit geldt tevens voor het verstrekken van folders en
overige vormen van informatie. Voor het nader onderscheiden van preventieve hulp en
ambulante jeugdhulp, wordt verwezen naar de leidraad toegang preventief-ambulant.
Zie de link: https://jeugdmonitor.cbs.nl/publicaties/Leidraad-toegang-preventief-ambulant
3.2. Verwijzer
De organisatie of persoon die de jeugdige en/of zijn/haar ouders heeft verwezen naar
de jeugdhulp, waarbij de volgende opties gelden:
-
• Gemeentelijke toegang (01)
-
• Huisarts (02)
-
• Jeugdarts (03)
-
• Gecertificeerde instelling (04)
-
• Medisch specialist (05)
-
• Geen verwijzer (06)
-
• Onbekend (07)
-
• Rechter, Officier van Justitie, functionaris Justitiële jeugdinrichting (08)
Toelichting:
Alleen de niet eenduidig uitlegbare opties worden hieronder toegelicht.
(01) De keuzes bij verwijzer betreffen alleen de routes zoals deze in de Jeugdwet worden onderkend. Allereerst gaat het om de toegang zoals deze door de gemeente is
georganiseerd. Medewerkers binnen bijvoorbeeld een wijkteam of een Centrum voor Jeugd
en Gezin zijn dan gemandateerd om namens het betreffende college een verleningsbeslissing
jeugdhulp te nemen. Ook kan het zijn dat een gemeente professionals bij een gecontracteerde
jeugdhulpaanbieder mandaat heeft verleend voor het nemen van een verleningsbeslissing
jeugdhulp. Gemeenten kunnen ook afspraken hebben gemaakt met onderwijsinstellingen
over leerlingen die jeugdhulp nodig hebben. Indien jeugdhulp gestart is via het onderwijs,
dan wordt dit in het kader van de beleidsinformatie beschouwd als jeugdhulp die is
gestart via de gemeentelijke toegang. Dit geldt ook voor jeugdhulp die wordt geboden
in het kader van drang/preventieve jeugdbescherming.
(04) Jeugdhulp kan ook starten indien een gecertificeerde instelling in het kader
van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering betrokken
is bij een jeugdige en bepaalt dat jeugdhulp noodzakelijk is. In het kader van een
jeugdreclasseringmaatregel betreft dit de jeugdhulp die niet rechtstreeks voortvloeit
uit een strafrechtelijke beslissing: 1) jeugdhulp die gedurende een toezicht- en begeleidingstraject
wordt ingezet; 2) jeugdhulp die in het kader van vrijwillige toezicht en begeleiding
door jeugdreclassering wordt ingezet.
(06) Afhankelijk van de gemeentelijke verordening is het ook mogelijk dat jeugdhulp
gestart wordt zonder een verleningbeslissing of een verwijzing; dit betreft dan vrij
toegankelijke jeugdhulp.
(07) De optie onbekend kan alleen gekozen worden bij jeugdhulp die voor 1-1-2015 gestart
is.
(08) Op basis van de Jeugdwet kan een rechter alleen verwijzer naar jeugdhulp zijn als sprake is van een strafrechtelijke beslissing (dus bijvoorbeeld een advies van de rechter voor hulp in het kader van een familierechtzaak/gezag-
en omgang valt niet onder deze categorie). Het betreft in deze categorie jeugdhulp die rechtstreeks voortvloeit
uit een strafrechtelijke beslissing: 1) jeugdhulp als bijzondere voorwaardelijke veroordeling,
schorsing of OM-afdoening als zodanig in beslissing genomen, evenals jeugdhulp als
onderdeel van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) als zodanig in vonnis opgenomen;
2) jeugdhulp als onderdeel van een Scholings- en TrainingsProgramma (STP) evenals
jeugdhulp als onderdeel van een voorwaardelijke beëindiging Plaatsing in Inrichting
Jeugdigen (PIJ). Ook hulp voor een 18+jeugdige veroordeeld onder het jeugdstrafrecht,
waarbij de volwassenreclassering (3RO) de Toezicht- & Begeleidingsmaatregel uitvoert,
valt onder categorie 08 (dit betreft namelijk altijd alleen jeugdhulp die rechtstreeks
voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing, namelijk jeugdhulp die is opgenomen
in het vonnis). Tot slot: met ‘functionaris JJI’ wordt bedoeld de selectiefunctionaris/inrichtingsarts/directeur
van een justitiële jeugdinrichting (JJI).
Andere opties dan bovenstaande zijn er niet.
3.3. Hulpvorm
De volgende jeugdhulpvormen worden onderscheiden:
Toelichting
In onderstaande tabel staat een toelichting per hulpvorm:
Jeugdhulp zonder verblijf
|
De jeugdige verblijft thuis, in het eigen gezin. Of anders gezegd, de jeugdige slaapt
thuis. In ieder geval formeel. Het kan zijn dat de jeugdige bij opa en oma slaapt
of bij iemand anders, echter dit is dan niet formeel zo geregeld.
|
Uitgevoerd door het wijk- of buurtteam
|
Nagenoeg elke gemeente werkt met de inzet van wijk- of buurtteams. Soms doen deze
teams vooral casuïstiek overleg, maar veelal bieden deze teams ook hulp. Als deze
hulp valt onder de definitie van jeugdhulp uit de Jeugdwet, dan dient daarover beleidsinformatie aan het CBS te worden geleverd. Bij het type
jeugdhulp wordt dan voor de optie ‘jeugdhulp zonder verblijf’ gekozen ‘uitgevoerd
door het wijk- of buurtteam’. De teams hebben soms andere namen, ook dan valt de jeugdhulp
in deze categorie. Soms zijn de wijk- en buurtteam samengesteld uit medewerkers die
bij verschillende organisaties werkzaam zijn. Op dat moment zouden twee registraties
plaats kunnen vinden, via de organisatie waar de medewerker in dienst is, of in de
cliëntregistratie van het wijk- of buurtteam. De gegevens voor het CBS dienen vanuit
het registratiesysteem van het wijk- of buurtteam geleverd te worden en niet (ook)
vanuit de registratiesystemen van de organisaties waar de medewerkers in dienst zijn.
Echter, indien het wijk- of buurtteam geen eigen registratiesysteem heeft, dan dienen
de gegevens te worden geleverd door de organisatie die de registratie over de jeugdhulp
voert. Van belang is dat de gegevens voor de beleidsinformatie niet dubbel worden
geleverd. Voor het onderscheid met preventieve hulp, raadpleeg de leidraad toegang
preventief-ambulant.
Zie de link: https://jeugdmonitor.cbs.nl/publicaties/Leidraad-toegang-preventief-ambulant
|
Niet uitgevoerd door het wijk- of buurtteam
|
Gemeenten kunnen jeugdhulp zonder verblijf ook inkopen bij andere aanbieders dan de
wijk- of buurtteams. In dat geval wordt de optie ‘jeugdhulp zonder verblijf niet uitgevoerd
door het wijk- of buurtteam’ gekozen. Er zijn drie opties in deze.
|
Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder
|
Ambulante jeugdhulp op locatie betreft ambulante hulp of groeps-gesprekken op het
kantoor waarbij in principe één (algemene) expertise tegelijkertijd binnen de hulpverlening
wordt ingezet. Het betreft o.a. face-to-face contacten met de jeugdige en/of ouders,
ook wel poliklinische contacten genoemd. Ook groepsgesprekken of SOVA trainingen (sociale
vaardigheden) vallen onder deze categorie. De gesprekken duren maximaal twee uur.
|
Daghulp op locatie van de aanbieder
|
Bij daghulp is een begeleider of hulpverlener minimaal een dagdeel in de nabije omgeving
van de jeugdige. De hulp kan individueel plaatsvinden, maar ook in een groep. Dagbesteding
en dagstructurering vallen hier ook onder. Daghulp vindt plaats op de locatie van
de aanbieder. Een belangrijke voorwaarde van de dagbehandeling is dat een multidisciplinair
team voor de dagbehandeling wordt ingezet. Het gaat bijvoorbeeld om een combinatie
van fysiotherapie, gedragstherapie en psychotherapie die tijdens de dagbehandeling
wordt ingezet.
|
Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige
|
Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige vindt plaats bij de jeugdige thuis, op school
of elders in het netwerk van de jeugdige. In ieder geval niet op locatie bij de aanbieder.
De intensiteit kan variëren van één of enkele tot 24 uur per dag.
|
Jeugdhulp met verblijf
|
De jeugdige verblijft elders. Of anders gezegd, de jeugdige slaapt formeel elders,
niet zijnde thuis in het eigen gezin. Dit betekent dat het hier alleen om de verblijfsvormen
gaat waarbij er sprake is van een overnachting. Ook verblijf in logeerhuizen, alleen
tijdens weekenden of juist door de week, vallen onder jeugdhulp met verblijf.
|
Pleegzorg
|
De jeugdige verblijft in een pleeggezin. Er is van pleegzorg sprake als er een pleegcontract
is tussen de pleegouder(s) en een pleegzorgaanbieder. Hiervan is ook sprake in geval
van vakantie-/weekendopvang indien dat onderdeel uitmaakt van het hulpaanbod.
|
Gezinsgericht
|
Alle vormen van verblijf die een gezinssituatie benaderen, maar geen pleegzorg zijn.
Te denken valt aan gezinshuizen, logeerhuizen en zorgboerderijen waar overnacht wordt.
|
Gesloten plaatsing
|
De jeugdige verblijft bij een jeugdhulpaanbieder op basis van een machtiging gesloten
jeugdzorg of op basis van een machtiging BOPZ (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen)
|
Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan bovenstaand verblijf
|
De jeugdige verblijft op de accommodatie van de jeugdhulpaanbieder, veelal in een
groep met andere jeugdigen. In feite betreft het alle vormen van verblijf die niet
onder een van de voorgaande categorieën vallen. Hieronder vallen ook begeleid wonen
en kamertraining. Deze hulpvormen vinden doorgaans plaats in een verblijf van de hulpaanbieder.
|
De beleidsinformatie wordt per jeugdige en per type jeugdhulp (of maatregel) geleverd
aan het CBS. Alle jeugdhulp van dezelfde hulpvorm die onderdeel is van één hulpverleningsplan
of behandelplan, wordt als één record aan het CBS geleverd. Als een jeugdhulpaanbieder
meerdere ambulante modules of programma’s tegelijkertijd of na elkaar aanbiedt, dan
gelden deze samen als record waarover aan CBS gegevens moeten worden geleverd. Daarbij
is de startdatum van de eerste module de datum aanvang jeugdhulp en de einddatum van
de laatste module de datum einde jeugdhulp. Als twee verschillende jeugdhulpaanbieders
(kunnen ook wijk- of buurtteams zijn) tegelijkertijd een ambulante module aanbieden,
dan leveren zij beiden daarover gegevens aan bij het CBS. Ieder doet dat over de eigen
betrokkenheid. Alle hulpverlening en behandeling die gedurende de pleegzorg en het
residentiële verblijf plaatsvinden en door dezelfde jeugdhulpaanbieder worden aangeboden,
vallen onder de pleegzorg en het residentiële verblijf. Als een andere jeugdhulpaanbieder
in deze situatie een ambulante module aanbiedt, dan levert hij daarover afzonderlijk
gegevens aan bij het CBS. Het betreft dan jeugdhulp zonder verblijf.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de sleutel van een record in principe wordt gevormd
door het BSN, de datum aanvang jeugdhulp en de hulpvorm. Als het BSN onbekend is,
dan wordt de sleutel gevormd door het geslacht, de geboortedatum, de postcode, de
datum aanvang jeugdhulp en de hulpvorm. Indien er meerdere vormen van hulp worden
geboden waarbij deze sleutelcombinatie hetzelfde is, dan dienen deze gegevens samengevoegd
te worden tot één record (tenzij er sprake is van een tweeling). Als er vervolgens
alsnog twee (of meer) records zouden ontstaan met dezelfde BSN en hulpvorm maar verschillende
aanvangsdatums, waarbij de records wél overlappen in de tijd, dan dienen ook deze
records te worden samengevoegd tot één record. De aanvangsdatum wordt de eerste aanvangsdatum
en de einddatum wordt pas ingevuld als de laatste zorg eindigt. Het is alleen mogelijk
om in één verslagperiode 2 (of meer) records te leveren met dezelfde BSN en hulpvorm
als deze records elkaar niet overlappen in de tijd. Met andere woorden, de aanvangsdatum
van het ene record moet steeds na de einddatum van het daarvoor gestarte record liggen.
3.4. Gestart met crisis
Als de hulpverlening is aangevangen met het stabiliseren van een crisissituatie, dient
dit te worden aangegeven. Hierbij gelden de volgende opties
Toelichting
Of de jeugdhulp is aangevangen met het stabiliseren van een crisissituatie is het
professionele oordeel van de jeugdhulpprofessional. Er is daarmee geen vaste definitie
van crisis. Iedere professional heeft een beeld bij het onderscheid crisis-geen crisis.
3.5. Datum aanvang jeugdhulp
De dag waarop de jeugdhulpaanbieder start met het uitvoeren van de jeugdhulp. De datum
van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de dag waarop de feitelijke hulpverlening start. In geval van jeugdhulp
zonder verblijf gaat het om het eerste gesprek tussen de jeugdige en/of de ouders
met de hulpverlener/behandelaar om met elkaar kennis te maken en te starten met de
hulpverlening/behandeling. De hulpverlening dient in dit gesprek daadwerkelijk te
starten, dus niet een eerste kennismaking gevolgd door plaatsing op een wachtlijst.
Bij jeugdhulp met verblijf wordt de dag aangehouden volgend op de eerste overnachting.
3.6. Datum einde jeugdhulp
De laatste dag waarop de jeugdhulpaanbieder uitvoering geeft aan de jeugdhulp. De
datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de dag waarop de jeugdhulp eindigt. Dit kan twee dingen betekenen:
-
• De hulpverlening stopt in zijn geheel. Dit houdt in dat er na deze dag geen sprake
meer is van een feitelijke hulpverleningsrelatie of behandelovereenkomst.
-
• Er kan ook sprake zijn van een (tussentijdse) wijziging in het type hulpvorm, bijvoorbeeld
van jeugdhulp met verblijf naar jeugdhulp zonder verblijf.
In geval van jeugdhulp met verblijf is de datum einde jeugdhulp de dag na de laatste
overnachting.
3.7. Reden beëindiging jeugdhulp
De reden waarom de jeugdhulp is beëindigd, waarbij de volgende opties gelden:
-
• Beëindigd volgens plan (01)
-
• Voortijdig afgesloten: in overeenstemming (02)
-
• Voortijdig afgesloten: eenzijdig door de cliënt (03)
-
• Voortijdig afgesloten: eenzijdig door de aanbieder (04)
-
• Voortijdig afgesloten: wegens externe omstandigheden (05)
Toelichting:
De reden van de beëindiging van de jeugdhulp geeft een indruk van de ‘uitval’ tijdens
de uitvoering van de jeugdhulp. De optie ‘voortijdig afgesloten: in overeenstemming’
wordt gekozen als tussentijds de situatie van de jeugdige of het gezin verandert waardoor
de gestarte jeugdhulp niet meer passend is. Dan wordt, in overeenstemming met de jeugdige
en ouders, gekozen voor de inzet van een ander type jeugdhulp, of wordt de jeugdhulp
afgerond. Als de jeugdhulp geheel volgens plan wordt uitgevoerd, wordt gekozen voor
de optie ‘beëindigd volgens plan’. Ook als de jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt
en de jeugdhulp wordt beëindigd óf wordt voortgezet onder een andere wet (Zvw, Wmo, Wlz) dan dient als reden beëindiging te worden gekozen voor ‘beëindigd volgens plan’.
De opties ‘eenzijdig door de cliënt’ en ‘eenzijdig door de aanbieder’ zijn in feite
de opties waarbij van ‘uitval’ kan worden gesproken. De cliënt komt bijvoorbeeld niet
meer naar sessies of onttrekt zich aan de residentiële voorziening. Het kan ook zijn
dat de aanbieder de jeugdhulp stopt. In beide gevallen geldt dat de uitvoering van
het plan nog niet is afgerond.
De uitvoering van het plan kan ook stoppen wegens externe omstandigheden, bijvoorbeeld
omdat de jeugdige overleden is of is verhuisd en de hulpverlening bij deze jeugdhulpaanbieder
eindigt.
4. Gegevens over outcome jeugdhulp
In dit hoofdstuk zijn de gegevens opgenomen die worden uitgevraagd over de outcomecriteria
jeugdhulp. Met deze gegevens wordt de outcome van de ingezette jeugdhulp in kaart
gebracht. In deze paragraaf is nader uitgewerkt om welke gegevens het precies gaat.
4.1. Uitgezonderde categorieën
Het aanleveren van gegevens over outcome jeugdhulp aan het CBS is niet verplicht:
-
– voor gecertificeerde instellingen,
-
– voor solistisch werkende jeugdhulpverleners,
-
– voor zover de gemeente met de jeugdhulpaanbieder andere outcomecriteria heeft afgesproken
dan de outcomecriteria die in de volgende paragrafen worden besproken. (Indien de
gemeente en de jeugdhulpaanbieder gedeeltelijk outcomecriteria hebben afgesproken
die hieronder worden genoemd en gedeeltelijk zelf andere outcomecriteria hebben geformuleerd,
dienen derhalve slechts gegevens bij het CBS te worden aangeleverd over de outcomecriteria
die hieronder worden genoemd.)
Deze uitzonderingen volgen rechtstreeks uit artikel 7.5.3, eerste lid, onderdeel m, van het Besluit Jeugdwet.
4.2. Landelijke set outcomecriteria
De Vereniging Nederlandse Gemeenten en branches van aanbieders zijn een set van outcomecriteria
overeengekomen waarmee inzicht in resultaat kan worden verschaft. Deze set bestaat
uit de volgende indicatoren:
-
1. Uitval van cliënten;
-
2. Tevredenheid van cliënten over het nut/effect van de jeugdhulp;
-
3. Doelrealisatie van de hulp, uitgesplitst naar de volgende 4 outcomecriteria:
En in geval van een individuele voorziening (‘niet-vrij toegankelijke jeugdhulp’)
ook:
Twee van bovenstaande outcomecriteria kunnen al afgeleid worden uit de verplichte
gegevens die over jeugdhulp uitgevraagd worden. Dit betreft het outcomecriterium ‘uitval
van cliënten’ (op basis van reden beëindiging jeugdhulp, zie paragraaf 3.8) en dit
betreft het outcomecriterium ‘mate waarin er na beëindiging geen nieuwe start jeugdhulp
plaatsvindt’. De outcomecriteria 3.3 en 3.4 worden getest in pilots. Deze outcomecriteria
zullen nader worden ingevuld en treden in werking bij een volgende aanpassing van
het informatieprotocol.
4.3. Tevredenheid van de cliënt over het nut/effect van de jeugdhulp (nr. 2)
Dit outcomecriterium is gebaseerd op de volgende vraag: Geef met een rapportcijfer
van 1 tot 10 aan hoe nuttig deze hulp voor u / jou was?
(1 = volkomen nutteloos, ik had er niets aan; 10 = uitstekend, ik had er heel veel
aan).
Voor deze indicator gelden de volgende opties:
4.4. De mate waarin de cliënt zonder hulp verder kan (nr. 3.1)
Dit outcomecriterium is gebaseerd op de volgende stelling: ‘Ik heb voldoende aan de
hulp gehad om na de hulp zelf verder te gaan.’
Hierbij gelden de volgende opties:
-
• Helemaal niet mee eens – ik heb juist een zelfde soort of zwaardere hulp nodig (01)
-
• Niet mee eens – maar met een lichtere vorm van hulp red ik het goed (02)
-
• Wel mee eens – voor nu heb ik geen verdere hulp nodig, maar ik verwacht dat ik later
nog wel eens om hulp zal aankloppen (03)
-
• Helemaal mee eens- ik heb geen verdere hulp meer nodig (04)
4.5. Type informant
Bij elke meting van outcomecriteria die wordt aangeleverd, dient ook te worden aangegeven
wie de meting heeft ingevuld.
Hierbij gelden de volgende opties:
Bij ieder jeugdhulprecord dat aan het CBS wordt geleverd, kunnen de outcomecriteria
worden meegeleverd. Daarbij kan er worden gescoord door de jeugdige zelf én door een
ouder/opvoeder. Hierdoor kunnen per jeugdhulprecord maximaal 2 metingen aan het CBS
worden aangeleverd.
5. Gegevens over jeugdbescherming en jeugdreclassering
In dit hoofdstuk zijn de gegevens opgenomen die worden uitgevraagd over jeugdbescherming
en jeugdreclassering. Het betreft gegevens die door de gecertificeerde instellingen
worden aangeleverd aan het CBS. Met deze gegevens wordt de inzet van het gedwongen
kader in kaart gebracht. Type maatregel, start- en einddatum en reden beëindiging
maken onderdeel uit van de gegevensset.
5.1. Kinderbeschermingsmaatregelen
Conform artikel 1.1 van de Jeugdwet is een kinderbeschermingsmaatregel:
Voogdij en de voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 257, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
5.1.1. Type kinderbeschermingsmaatregel
Er zijn vijf verschillende kinderbeschermingsmaatregelen. Deze zijn beschreven in
de artikelen 254 en 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het betreft:
-
• Ondertoezichtstelling (11)
-
• Voorlopige ondertoezichtstelling (12)
-
• Voogdij (21)
-
• Voorlopige voogdij (22)
-
• Tijdelijke voogdij (23)
5.1.2. Datum aanvang kinderbeschermingsmaatregel
De datum van de eerste dag waarop de beschermingsmaatregel geldt. De datum staat in
de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter. De datum van deze dag
wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum van de aanvang wordt doorgegeven door de gecertificeerde instelling die als
eerste met de uitvoering van de maatregel start. Als tussentijds de uitvoering van
de maatregel wordt overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling, dan geeft
de ‘nieuwe’ instelling deze datum niet meer door.
5.1.3. Datum einde kinderbeschermingsmaatregel
De datum van de laatste dag waarop de kinderbeschermingsmaatregel wordt toegepast.
De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum einde kinderbeschermingsmaatregel wordt pas aan het CBS geleverd nadat de
kinderbeschermingsmaatregel daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet
op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals
opgenomen in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter. De datum
einde kinderbeschermingsmaatregel wordt doorgegeven door gecertificeerde instelling
die als laatste met de uitvoering van de maatregel is belast.
5.2. Jeugdreclassering
Conform artikel 1.1 van de Jeugdwet is jeugdreclassering:
Reclasseringswerkzaamheden, genoemd in artikel 77hh, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, begeleiding, genoemd in artikel 77hh, tweede lid, van dat wetboek en het begeleiden
van en toezicht houden op jeugdigen die deel nemen aan een scholings- en trainingsprogramma
als bedoeld in artikel 3 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het geven van de aanwijzingen, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van die wet, of de overige taken die bij of krachtens de wet aan de gecertificeerde instellingen
zijn opgedragen.
5.2.1. Type jeugdreclassering
De volgende typen jeugdreclassering worden onderscheiden:
-
• Toezicht en begeleiding: gedwongen kader(41)
-
• Toezicht en begeleiding: vrijwillig (42)
-
• Individuele trajectbegeleiding Harde Kern (50)
-
• Individuele trajectbegeleiding Criem (51)
-
• Scholings- en trainingsprogramma (61)
-
• Gedragsbeïnvloedende maatregel (62)
-
• Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel (63)
5.2.2. Datum aanvang jeugdreclassering
De datum van de eerste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is
vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is
vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden. De
datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum van de aanvang wordt doorgegeven door de gecertificeerde instelling die als
eerste met de uitvoering van de maatregel start. Als tussentijds de uitvoering van
de maatregel wordt overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling, dan geeft
de ‘nieuwe’ instellingen deze datum niet meer door.
5.2.3. Datum einde jeugdreclassering
De datum van de laatste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum
is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel
is vastgelegd. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum einde jeugdreclassering wordt pas aan het CBS geleverd nadat de jeugdreclassering
daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd
op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de betekende beschikking
die onherroepelijk is geworden.
De datum einde jeugdreclassering wordt doorgegeven door de gecertificeerde instelling
die als laatste met de uitvoering van de maatregel is belast.
5.2.4. Inzet erkende interventie bij jeugdreclassering
In het dossier van de jeugdige waarvoor een gecertificeerde instelling jeugdreclassering
uitvoert, neemt de gecertificeerde instelling op of er gedurende de uitvoering van
de jeugdreclassering en in het kader van de uitvoering van de jeugdreclassering één
of meer erkende interventies zijn ingezet.
Toelichting:
Het gaat er niet om, om aan te geven welke interventies zijn ingezet of hoeveel of
wanneer. Alleen de notie of er een erkende interventie is ingezet (ja of nee) is voldoende.
Hierbij gelden de volgende opties
Het betreft hier interventies die zijn erkend door de deelcommissie justitiële interventies.
Voor meer informatie zie: www.justitieleinterventies.nl/erkende-interventies
5.3. Overige gegevens kinderbescherming en jeugdreclassering
5.3.1. Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jeugdige is beëindigd. Per type maatregel gelden
andere opties.
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
-
• Bereiken meerderjarigheid jeugdige (01)
-
• Tussentijdse opheffing (02)
-
• Niet verlengd (03)
-
• Beëindiging volgens plan (04)
-
• Gezagsbeëindigende maatregel (05)
-
• Overlijden jeugdige (06)
-
• VOTS omgezet in OTS (07)
Opties bij (tijdelijke/voorlopige) voogdij:
-
• Bereiken meerderjarigheid jeugdige (11)
-
• Voogdij naar pleegouder (12)
-
• Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd (13)
-
• Herstel gezag (14)
-
• Overlijden jeugdige (15)
Opties bij jeugdreclassering:
-
• Beëindiging volgens plan (21)
-
• Tussentijdse opheffing (22)
-
• Overgang naar volwassen reclassering (23)
-
• Terugmelding (24)
-
• Nader besluit rechter (25)
-
• Overlijden jeugdige (26)
Optie bij activiteiten in het preventief justitieel kader (zie ook paragraaf 5.4.):
Toelichting:
De reden beëindiging wordt doorgegeven door gecertificeerde instelling die als laatste
met de uitvoering van de maatregel is belast.
De optie ‘niet verlengd’ wordt gebruikt indien een verlenging wel is aangevraagd,
maar door de rechter niet is toegekend.
De optie ‘beëindiging volgens plan’ wordt gebruikt als de termijn van de OTS is afgelopen
en geen verlenging is aangevraagd.
5.3.2. Datum overgedragen
De dag waarop de gecertificeerde instelling de uitvoering voor een maatregel kinderbescherming
of jeugdreclassering heeft overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling.
De datum van deze dag wordt weergegevens als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de laatste dag waarop de ‘vorige’ gecertificeerde instelling nog verantwoordelijk
was voor de uitvoering van de maatregel.
5.3.3. Datum overgedragen gekregen
De dag waarop de gecertificeerde instellingen de uitvoering van een maatregel kinderbescherming
of jeugdreclassering heeft overgedragen gekregen van de ‘vorige’ gecertificeerde instelling.
De datum van deze dag wordt weergegevens als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de eerste dag waarop de ‘nieuwe’ gecertificeerde instelling verantwoordelijk
is geworden voor de uitvoering van de maatregel. Deze dag is één dag later dan de
datum overgedragen (zie 5.3.2).
5.4. Activiteiten in het preventief justitieel kader
Dit betreft activiteiten van de gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming en
jeugdreclassering. Deze specifieke preventieve- en nazorgactiviteiten die zich in
het veld van de vrijwillige hulpverlening afspelen betreffen geen jeugdhulp, maar
activiteiten die uitgaan van de inzet van de specifieke expertise van de gecertificeerde
instelling om (opnieuw) een maatregel te voorkomen.
Toelichting:
Indien er sprake is van activiteiten in het preventief justitieel kader, dan wordt
dit middels de code (31) weergegeven in het veld ‘type maatregel’.
5.4.1. Datum aanvang activiteiten in het preventief justitieel kader
De eerste dag waarop de gecertificeerde instelling de activiteiten in het preventief
justitieel kader inzet. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
5.4.2. Datum einde activiteiten in het preventief justitieel kader
De laatste dag waarop de gecertificeerde instellingen de activiteiten in het preventief
justitieel kader inzet. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
6. Gegevens van de jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling
Om de gegevens voor de beleidsinformatie jeugd aan het CBS te kunnen verstrekken en
controleren is een aantal gegevens van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling
nodig. Gemeenten dienen deze gegevens aan het CBS te verstrekken voor alle jeugdhulpaanbieders
en gecertificeerde instellingen waar zij afspraken mee hebben gemaakt over het leveren
van jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering.
Het betreft de volgende gegevens per organisatie:
-
• Naam van de instelling of praktijk (verplicht)
-
• Straat van het postadres (verplicht, tenzij er een postbus is opgegeven)
-
• Huisnummer van het postadres, inclusief eventuele huisnummer toevoeging (verplicht,
tenzij er een postbus is opgegeven)
-
• Postbusnummer (indien van toepassing; niet verplicht)
-
• Postcode van het postadres (4 cijfers, 2 letters; verplicht)
-
• Plaatsnaam waar de instelling is gevestigd (verplicht)
-
• Algemeen telefoonnummer (verplicht, tenzij het telefoonnummer van een contactpersoon
is opgegeven)
-
• Algemeen e-mailadres (verplicht, tenzij het e-mailadres van een contactpersoon is
opgegeven)
-
• KvK nummer (verplicht)
-
• Naam van het concern waartoe de instelling behoort (indien van toepassing; niet verplicht)
-
• Naam of nummer van de vestiging (indien van toepassing; niet verplicht)
-
• Naam van de contactpersoon voor het CBS (verplicht)
-
• Functie van de contactpersoon (niet verplicht)
-
• Telefoonnummer van de contactpersoon (niet verplicht)
-
• E-mailadres van de contactpersoon (niet verplicht)
Het CBS is verantwoordelijk voor het actueel houden van het bestand. Het CBS zal gemeenten
periodiek vragen om een actuele lijst en dan zal het CBS deze doornemen. Gemeenten
nemen in hun contracten met aanbieders op dat zij zich melden als nieuwe aanbieder
bij het CBS, zodat zij de verplichte gegevens over het jeugdhulpgebruik gaan leveren.