Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 10-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2016 en zichtdatum 19-05-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 18-03-2016

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 december 2014, nr. MBO/664185, houdende regels voor het verhogen van de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs (Regeling kwaliteitsafspraken mbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel I. Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. investeringsbudget: aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 2.1;

  • b. kwaliteitsplan: kwaliteitsplan als bedoeld in artikel 1.4;

  • c. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, de Minister van Economische Zaken;

  • d. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

  • d. resultaatafhankelijk budget: aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 3.2;

  • e. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 1.2. Doelstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De minister verstrekt aan instellingen voor de kalenderjaren 2015 tot en met 2018 jaarlijks een aanvulling op de bekostiging ten behoeve van activiteiten die erop zijn gericht de kwaliteit van het onderwijs van de instelling te verhogen.

Artikel 1.3. Investeringsbudget

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De aanvulling op de bekostiging, bedoeld in artikel 1.2, bestaat uit het investeringsbudget.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

De aanvulling op de bekostiging, bedoeld in artikel 1.2, bestaat uit het investeringsbudget en het resultaatafhankelijk budget.

Artikel 1.4. Kwaliteitsplan

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

  • 1 De instellingen stellen voor de kalenderjaren 2015 tot en met 2018 een kwaliteitsplan op.

  • 2 De instellingen leggen in het kwaliteitsplan gemotiveerd vast:

    • a. wat hun uitgangssituatie op het moment van opstellen van het kwaliteitsplan is ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs, in het bijzonder ten aanzien van de in bijlage 1 genoemde thema’s en, indien van toepassing, ten aanzien van andere, niet in de bijlage genoemde thema’s waaraan zij de aanvulling op de bekostiging willen besteden;

    • b. wat de resultaten zijn die zij ten aanzien van het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs willen bereiken;

    • c. op welke wijze zij die resultaten willen bereiken;

    • d. hoe zij de aanvulling op de bekostiging willen besteden ten aanzien van het bereiken van die resultaten.

  • 3 De instellingen motiveren ten aanzien van de in bijlage 1 genoemde thema’s waaraan zij de aanvulling op de bekostiging niet willen besteden om welke reden zij hiertoe geen noodzaak zien.

  • 4 De instellingen dienen het kwaliteitsplan uiterlijk op 30 april 2015 in bij de minister.

Artikel 1.5. Uitvoering

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De instellingen ondertekenen een uitvoeringsovereenkomst met de minister. De ondertekende uitvoeringsovereenkomst wordt uiterlijk op 1 maart 2015 door de instellingen ingediend bij de minister.

  • 2 De instellingen winnen advies in over het door hen opgestelde kwaliteitsplan en de uitvoering daarvan bij een door de minister aangewezen instantie.

  • 3 Een door de minister aangewezen instantie adviseert de minister over de beoordeling van het kwaliteitsplan ten aanzien van het thema stimuleren van excellentie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

4 De minister kan aan de instantie, bedoeld in het derde lid, subsidie verstrekken.

Artikel 1.6. Monitor en evaluatie

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

  • 1 De instellingen dienen in 2016, 2017 en 2018 uiterlijk op 1 maart een schriftelijke tussenrapportage over de voortgang van de uitvoering van het kwaliteitsplan in bij de minister.

  • 2 De instellingen dienen in 2019 uiterlijk op 1 maart een schriftelijke eindrapportage over de uitvoering van het kwaliteitsplan in bij de minister.

  • 3 De effecten van de aanpak van het beleid inzake het verhogen van de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs worden uiterlijk in 2017 tussentijds geëvalueerd.

  • 4 De effecten van de aanpak van het beleid inzake het verhogen van de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs worden uiterlijk in 2019 geëvalueerd.

Artikel 1.7. Verantwoordingsplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De verantwoording van de aanvulling op de bekostiging geschiedt conform het bepaalde in artikel 13, tweede lid, onder a, van de Regeling OCW-subsidies.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

De verantwoording van de aanvulling op de bekostiging geschiedt conform het bepaalde in artikel 13, tweede lid, onder c, van de Regeling OCW-subsidies.

Artikel 1.8. Besteding

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De aanvulling op de bekostiging kan ook worden aangewend voor andere activiteiten van de onderwijsinstelling dan waarvoor deze aanvullende vergoeding wordt verstrekt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Artikel 2.5 is vernummerd tot artikel 1.8.

Hoofdstuk 2. Investeringsbudget

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Artikel 2.1. Investeringsbudget

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het investeringsbudget wordt aan de instellingen verstrekt ten behoeve van het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs van de instelling, in het bijzonder ten behoeve van de thema’s:

  • a. professionalisering;

  • b. intensivering van het taal- en rekenonderwijs;

  • c. terugdringen van voortijdig schoolverlaten;

  • d. bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming;

  • e. stimuleren van excellentie;

  • f. verbeteren van studiesucces.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

f. verbeteren van studiewaarde.

Artikel 2.2. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

  • 1 De subsidieplafonds worden jaarlijks bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Voor het kalenderjaar 2015 is voor het verstrekken van het investeringsbudget, met uitzondering van het deel dat is bedoeld voor het thema stimuleren van excellentie, maximaal 163,5 miljoen euro beschikbaar.

  • 3 Voor het kalenderjaar 2015 is voor het verstrekken van het investeringsbudget dat is bedoeld voor het thema stimuleren van excellentie maximaal 24,0 miljoen euro beschikbaar.

Artikel 2.3. Verdeling

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Artikel 2.4. Stimuleren van excellentie

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

  • 1 Instellingen die in aanmerking willen komen voor het deel van het investeringsbudget dat is bedoeld voor het thema stimuleren van excellentie, dienen dit thema in het kwaliteitsplan op te nemen. Artikel 1.4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De minister beoordeelt uiterlijk op 15 juli 2015 het thema stimuleren van excellentie, zoals dat is opgenomen in het kwaliteitsplan. Voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van het beoordelingskader in bijlage 2.

  • 3 Het investeringsbudget dat is bedoeld voor het thema stimuleren van excellentie wordt uitsluitend toegekend aan instellingen waarvan dit onderdeel van het kwaliteitsplan door de minister is goedgekeurd.

Artikel 2.5. Besteding

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De aanvulling op de bekostiging kan ook worden aangewend voor andere activiteiten van de onderwijsinstelling dan waarvoor deze aanvullende vergoeding wordt verstrekt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Artikel 2.6 is vernummerd tot artikel 2.5.

Artikel 2.6. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

  • 1 De betaling van het investeringsbudget vindt plaats volgens het kasritme van de betaling van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.2.4, tweede lid, van de wet. De eerste betaling vindt plaats in de maand mei 2015.

  • 2 In afwijking van het eerste lid vindt de eerste betaling van het deel van het investeringsbudget dat is bedoeld voor het thema stimuleren van excellentie, voor zover instellingen daarvoor in aanmerking komen, plaats in de maand september 2015.

Hoofdstuk 3. Resultaatafhankelijk budget

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor deze paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het hoofdstuk is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. basiswaarde: de waarde, bedoeld in artikel 3.5;

  • b. diploma: een door een deelnemer die op 1 oktober van het betreffende schooljaar de leeftijd van 27 jaar nog niet had bereikt, behaald diploma als bedoeld in artikel 2.2.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet op grond waarvan de instelling bekostiging heeft ontvangen of zal ontvangen;

  • c. diplomawaarde: de waarde, bedoeld in bijlage 3, die overeenkomstig het opleidingsniveau wordt toegekend aan de diploma’s van de basisberoepsopleiding, de vakopleiding en de middenkader- of specialistenopleiding;

  • d. eenheid: een groep van beroepsopleidingen van een instelling van eenzelfde opleidingsniveau, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de wet, binnen een opleidingsdomein;

  • e. grenswaarde: de waarde, bedoeld in bijlage 5;

  • f. landelijk budget voor behoud: aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 3.7;

  • g. landelijk budget voor verbetering: aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 3.8;

  • h. referentiewaarde: de waarde, bedoeld in bijlage 4;

  • i. schooljaar: de periode van 1 oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot 1 oktober in het betreffende kalenderjaar;

  • j. studiewaarde: de waarde, bedoeld in artikel 3.4;

  • k. vooropleiding: de vooropleiding, bedoeld in bijlage 4.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.2. Resultaatafhankelijk budget

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De minister kan een resultaatafhankelijk budget verstrekken aan de instellingen voor zover zij deelnemers naar een diploma van een zo hoog mogelijk niveau, gegeven hun vooropleiding, hebben begeleid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De subsidieplafonds worden jaarlijks bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Voor het kalenderjaar 2016 is voor het verstrekken van het resultaatafhankelijk budget maximaal 99 miljoen euro beschikbaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.4. Studiewaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister stelt de studiewaarde vast door per diploma het verschil te berekenen tussen de diplomawaarde en de referentiewaarde die hoort bij de vooropleiding van de deelnemer die het diploma heeft behaald.

  • 2 Indien een deelnemer eerder, maar op of na 1 oktober 2010, een diploma heeft behaald, dan wordt de studiewaarde verminderd met de studiewaarde van dat eerder behaalde diploma.

  • 3 Indien de studiewaarde berekend op basis van het eerste of tweede lid, lager is dan nul, dan wordt de studiewaarde van dat diploma op nul vastgesteld.

  • 4 Voor iedere eenheid wordt de gemiddelde studiewaarde bepaald door het gemiddelde te berekenen van de studiewaarden die in een schooljaar in de betreffende eenheid zijn behaald.

  • 5 Indien in een eenheid in de schooljaren 2011 tot en met 2014 gemiddeld minder dan vijftig diploma’s per schooljaar zijn behaald, wordt de gemiddelde studiewaarde van de eenheid in afwijking van het vierde lid gelijkgesteld aan de gemiddelde studiewaarde van het opleidingsdomein binnen de instelling waartoe de eenheid behoort. Indien ook in dit opleidingsdomein gemiddeld minder dan vijftig diploma’s per schooljaar zijn behaald, wordt de studiewaarde gelijkgesteld aan de gemiddelde studiewaarde van de instelling in de schooljaren 2011 tot en met 2014.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.5. Basiswaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De basiswaarde van een eenheid wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde studiewaarde van de eenheid in de schooljaren 2011 tot en met 2014.

  • 2 Indien in een eenheid in de schooljaren 2011 tot en met 2014 gemiddeld minder dan vijftig diploma’s per jaar zijn behaald, wordt de basiswaarde in afwijking van het eerste lid gelijkgesteld aan de gemiddelde studiewaarde van het opleidingsdomein binnen de instelling waartoe de eenheid behoort. Indien ook in dit opleidingsdomein gemiddeld minder dan vijftig diploma’s per jaar zijn behaald, wordt de basiswaarde gelijkgesteld aan de gemiddelde studiewaarde van de instelling in de schooljaren 2011 tot en met 2014.

  • 3 De minister stelt de basiswaarden van de eenheden per instelling uiterlijk binnen twee maanden na publicatie van deze regeling bij beschikking vast.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.6. Verdeling

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister verdeelt het in artikel 3.3 bedoelde bedrag voor het desbetreffende kalenderjaar over de instellingen op basis van de diploma’s behaald in het schooljaar voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar.

  • 2 De minister maakt voor de verdeling van het in artikel 3.3 bedoelde bedrag onderscheid tussen het landelijk budget voor behoud en het landelijk budget voor verbetering.

  • 3 Het landelijk budget voor behoud wordt per schooljaar berekend door het in artikel 3.3 bedoelde bedrag te delen door het totaal aantal behaalde diploma’s in dat schooljaar te vermenigvuldigen met het aantal diploma’s dat op grond van artikel 3.7 voor het behoud van resultaten in aanmerking komt.

  • 4 Het landelijk budget voor verbetering wordt bepaald door het in artikel 3.3 bedoelde bedrag te verminderen met het landelijk budget voor behoud.

  • 6 Indien het resultaat van de in artikel 3.7, vierde lid, en artikel 3.8, derde lid, bedoelde verdeelsleutels zou zijn dat het maximum, bedoeld in het vijfde lid, wordt overschreden, dan wordt het bedrag waarmee het maximum wordt overschreden verdeeld over de instellingen naar rato van het bedrag dat zij op grond van artikel 3.7, eerste lid, en 3.8, eerste lid, ontvangen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.7. Landelijk budget voor behoud

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het deel van het landelijk budget voor behoud waarvoor een instelling in aanmerking komt, is de som van het bedrag waarvoor de eenheden binnen die instelling op grond van het tweede en derde lid gezamenlijk worden meegerekend.

  • 2 Een eenheid deelt voor het kalenderjaar 2016 mee in de verdeling van het landelijk budget voor behoud, indien de basiswaarde van de eenheid hoger is dan de grenswaarde die voor de eenheid van toepassing is, en indien de gemiddelde studiewaarde van de eenheid in het schooljaar voorafgaand aan dat kalenderjaar hoger is dan de grenswaarde voor de eenheid.

  • 3 Een eenheid deelt voor de kalenderjaren 2017 en 2018 mee in de verdeling van het landelijk budget voor behoud, indien de gemiddelde studiewaarde van de eenheid in het schooljaar voorafgaand aan dat kalenderjaar voor het tweede opeenvolgende schooljaar hoger is dan de grenswaarde van die eenheid.

  • 4 Het landelijk budget voor behoud wordt verdeeld over de in het tweede dan wel derde lid bedoelde eenheden op grond van de verdeelsleutel:

    Bijlage 256854.png

    Hierin staat DiEh voor het aantal diploma’s dat is behaald in het schooljaar van de eenheid die voor het landelijk budget voor behoud in aanmerking komt; LTB voor het landelijk totaal van de diploma’s die zijn behaald in het schooljaar van alle eenheden die in aanmerking komen voor het landelijk budget voor behoud; en LBB voor het landelijk budget voor behoud.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.8. Landelijk budget voor verbetering

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het deel van het landelijk budget voor verbetering waarvoor een instelling in aanmerking komt is de som van het bedrag waarvoor de eenheden binnen die instelling op grond van het tweede lid gezamenlijk worden meegerekend.

  • 2 Een eenheid wordt meegerekend voor de verdeling van het landelijk budget voor verbetering, indien de gemiddelde studiewaarde van de eenheid in het voorafgaande schooljaar hoger is dan de basiswaarde van de eenheid.

  • 3 Het landelijk budget voor verbetering wordt verdeeld over de in het tweede lid bedoelde eenheden op grond van de verdeelsleutel:

    Bijlage 256855.png

    Hierin staat dE voor elke eenheid voor het positieve verschil tussen de gemiddelde studiewaarde en de basiswaarde, met dien verstande dat indien het positieve verschil groter is dan 0,1, dE wordt vastgesteld op 0,1; DiE voor het aantal diploma’s in de eenheid die in aanmerking komt voor het landelijk budget voor verbetering; LTV voor het landelijk totaal van dE maal DiE voor alle eenheden met verbetering; en LBV voor het landelijk budget voor verbetering.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.9. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De betaling van het resultaatafhankelijk budget vindt jaarlijks plaats in de maand november van het betreffende kalenderjaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.10. Fusie en splitsing

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In geval van fusie van instellingen betrekt de minister bij de toepassing van dit hoofdstuk de gegevens van de instellingen die in de gefuseerde instelling zijn opgegaan en berekent het deel van het resultaatafhankelijk budget waarvoor de instelling in aanmerking komt voor de gefuseerde instelling op basis van die gegevens.

  • 2 In geval van splitsing van instellingen betrekt de minister bij de toepassing van dit hoofdstuk de afspraken omtrent de toerekening van de gegevens aan elk van de instellingen die daarover door de betrokken bevoegde gezagsorganen zijn gemaakt, blijkend uit een door die bevoegde gezagsorganen aan de minister overgelegde en ondertekende verklaring dienaangaande.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.11. Onvoorziene omstandigheden

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien meer dan een derde van de instellingen niet in aanmerking komt voor het resultaatafhankelijk budget als gevolg van omstandigheden waarop de instellingen geen invloed hebben, dan kan de minister met inachtneming van het subsidieplafond besluiten om voor alle instellingen de basiswaarden, de grenswaarden dan wel de referentiewaarden opnieuw vast te stellen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3.12. Invoeringsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor het kalenderjaar 2016 wordt de hoogte van het resultaatafhankelijk budget als volgt berekend:

    • a. 50% van het subsidieplafond voor 2016, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, wordt berekend op grond van de artikelen 3.4 tot en met 3.8;

    • b. 50% van het subsidieplafond voor 2016 wordt verdeeld over de instellingen op grond van de verdeelsleutel, bedoeld in het derde lid.

  • 2 Voor het kalenderjaar 2017 wordt de hoogte van het resultaatafhankelijk budget als volgt berekend:

    • a. 65% van het subsidieplafond voor 2017, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, wordt berekend op grond van de artikelen 3.4 tot en met 3.8;

    • b. 35% van het subsidieplafond voor 2017 wordt verdeeld over de instellingen op grond van de verdeelsleutel, bedoeld in het derde lid.

  • 3 De verdeling van het gedeelte van het subsidieplafond bedoeld in het eerste lid onder b respectievelijk in het tweede lid onder b, over de instellingen, geschiedt op grond van de volgende verdeelsleutel:

    Bijlage 256856.png

    Hierin staat dH voor elke instelling voor het aantal diploma’s met een diplomawaarde die hoger is dan de referentiewaarde die hoort bij de vooropleiding van de deelnemers die het diploma hebben behaald; LTdH voor het landelijk totaal aantal diploma’s dat hoger is dan de referentiewaarde die hoort bij de vooropleiding van de deelnemers die het diploma hebben behaald; LBd voor het landelijk budget voor 2016, bedoeld in het eerste lid onder b, respectievelijk 2017, bedoeld in het tweede lid, onder b.

  • 4 In afwijking van artikel 3.6, zesde lid, wordt in 2016 respectievelijk 2017, indien het resultaat van de in artikel 3.12, eerste lid, onder a. en b. bedoelde verdeelsleutels zou zijn dat het in artikel 3.6, vijfde lid, bedoelde maximum wordt overschreden voor 2016, dan wordt het bedrag waarmee dit maximum wordt overschreden, verdeeld over de instellingen naar rato van het bedrag dat zijn op grond van artikel 3,12, eerste lid, onder a ontvangen. Voor 2017 wordt dit verdeeld over de instellingen naar rato van het bedrag dat zij op grond van artikel 3.12, tweede lid, onder a, ontvangen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Bijlage 1. bij artikel 1.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De in deze bijlage beschreven doelstellingen en activiteiten dienen per thema, voor zover mogelijk, SMART te worden geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

De instellingen formuleren het kwaliteitsplan mede met het oog op de verwachte resultaten voor vsv en studiesucces, waarvoor vanaf 2016 resultaatafhankelijke bekostiging plaatsvindt.

Thema

Omschrijving

Deelaspecten (indien van toepassing)

Professionalisering

Aan de hand van de Regeling bekwaamheid management en professionalisering onderwijspersoneel hebben de instellingen eerder een plan van aanpak opgesteld ten aanzien van bekwaamheid van het management, professionalisering van onderwijspersoneel en kwaliteitsverbetering HRM-beleid. Hiervan wordt een actualisatie gevraagd in het kwaliteitsplan, waarbij de instellingen ook aandacht besteden aan de

Bekwaamheid van het management:

Instellingen geven aan hoe zij hun managers gaan scholen en wanneer zij welke activiteiten hiertoe gaan ontplooien. Daarbij kunnen zij gebruik maken van het door de MBO Raad ontwikkelde competentieprofiel voor het management.

 

zeven thema’s van de Lerarenagenda 2013-2020

(Kamerstukken II 2013/14, 27 923, nr. 171) is gepubliceerd. Hiernaast worden deze en de overige deelaspecten van het thema ‘professionalisering’ beschreven.

Professionalisering van het onderwijspersoneel

Instellingen geven aan hoe en met welk resultaat zij hun onderwijspersoneel in staat stellen zich verder te professionaliseren. Zij geven aan wanneer zij welke acties hiertoe gaan ondernemen.

     
   

Kwaliteitsverbetering HRM-beleid

Instellingen geven aan welke activiteiten zij wanneer gaan ontplooien ten aanzien van het structureel voeren van functionerings-, beoordelings- en contextgesprekken en het onderhouden van bekwaamheidsdossiers. In het kwaliteitsplan wordt aandacht besteed aan kwaliteitsontwikkeling binnen en tussen teams en instellingen, onder meer door middel van peer review en kennismanagement. Tevens wordt aandacht geschonken aan de begeleiding van beginnende leraren.

     
   

Instellingen geven aan hoe, wanneer en met welk resultaat zij werken aan de ambities uit de Lerarenagenda 2013-2020, waaronder begeleiding en ontwikkeling van startende docenten, meer masteropgeleide docenten, bekwaamheidsonderhoud, betere aansluiting en samenwerking met het bedrijfsleven, betere inzet ICT, verbetering samenwerkende teams, registratie in het Lerarenregister en het werken aan een systeem van kwaliteitsborging. De instellingen geven hierbij aan hoe hun activiteiten zich verhouden tot de ambities uit de Lerarenagenda.

     
   

Professionalisering van examenfunctionarissen

Instellingen geven aan hoe, met welk resultaat en wanneer zij hun examenfunctionarissen, waaronder in ieder geval de leden van de examencommissies, in staat stellen zich verder te professionaliseren.

Intensivering van het onderwijs in de Nederlandse taal en in rekenen

Instellingen geven aan hoe en wanneer zij het taal- en rekenonderwijs in hun instelling gaan vormgeven met het oog op het behalen van de benodigde taal- en rekenvaardigheden door de deelnemers. Zij geven aan welke activiteiten zij gaan inzetten op het gebied van:

– professionalisering van docenten en overige functionarissen op het gebied van taal- en rekenonderwijs;

– extra onderwijstijd;

– nieuwe of aangepaste faciliteiten;

– andere activiteiten die nodig zijn voor het behalen van de benodigde taal- en rekenvaardigheden.

 

Terugdringen van voortijdig schoolverlaten (vsv)

Instellingen geven aan welke activiteiten zij wanneer gaan ontplooien om voortijdig schoolverlaten te voorkomen met het oog op het verder terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters op de instelling. Instellingen geven tevens aan welke activiteiten zij gaan ondernemen om het voorkomen van voortijdig schoolverlaten structureel te borgen in het eigen onderwijsproces en hoe zij structurele borging van de samenwerking met andere onderwijsinstellingen en gemeenten in de RMC-regio gaan vormgeven. De instelling zet de middelen op dit kwaliteitsthema in voor het treffen van maatregelen op instellingsniveau om zodoende de vsv-streefnormen te halen. Deze normen zijn voor de verschillende onderwijsniveau bepaald voor de resterende schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 en vastgelegd in het vsv-convenant. Bij het behalen van de normen komt de instelling in aanmerking voor de variabele prestatiebeloning. De streefnormen zijn een vertaling van de landelijke doelstelling van 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 (gemeten over schooljaar 2014/2015). Deze doelstelling wordt bereikt door intensieve samenwerking tussen instellingen uit vo en mbo en andere partijen als gemeenten, zorg en hulpverlening en werkgevers.

Voor de groep kwetsbare jongeren nemen de instellingen in het kwaliteitsplan op welke ambitieuze en haalbare afspraken zij willen maken in de regionale samenwerking met jeugdzorg, gemeenten en OCW.

 

Het bevorderen van de beschikbaarheid en de kwaliteit van de beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv)

Instellingen geven aan hoe, met welk resultaat en wanneer zij zich inzetten om de beschikbaarheid en de kwaliteit van de bpv-plaatsen te verhogen. In het kwaliteitsplan is aandacht voor de verantwoordelijkheden van de instelling t.a.v. de bpv zoals voorbereiding en matching, (de begeleiding tijdens) de bpv-periode, beoordeling en evaluatie. Bij deze beschrijving kunnen instellingen gebruik maken van het Bpv-protocol.

 

Het stimuleren van excellentie

Instellingen geven aan op welke wijze zij excellentie en de ontwikkeling van een duurzame excellentiecultuur binnen de instelling stimuleren. Zie verder bijlage 2.

 

Het verbeteren van studiesucces

Instellingen kunnen aparte, resultaatgerichte activiteiten ontplooien om studiesucces te bevorderen. Instellingen geven aan hoe de activiteiten op de verschillende thema’s doorwerken op het verbeteren van studiesucces en met welk beoogd resultaat. Met studiesucces wordt de verhoging van het onderwijsniveau gemeten, waarbij als uitgangspunt de vooropleiding van de student geldt.

 

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

De in deze bijlage beschreven doelstellingen en activiteiten dienen per thema, voor zover mogelijk, SMART te worden geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

De instellingen formuleren het kwaliteitsplan mede met het oog op de verwachte resultaten voor vsv en studiewaarde, waarvoor vanaf 2016 resultaatafhankelijke bekostiging plaatsvindt.

Thema

Omschrijving

Deelaspecten (indien van toepassing)

Professionalisering

Aan de hand van de Regeling bekwaamheid management en professionalisering onderwijspersoneel hebben de instellingen eerder een plan van aanpak opgesteld ten aanzien van bekwaamheid van het management, professionalisering van onderwijspersoneel en kwaliteitsverbetering HRM-beleid. Hiervan wordt een actualisatie gevraagd in het kwaliteitsplan, waarbij de instellingen ook aandacht besteden aan de

Bekwaamheid van het management:

Instellingen geven aan hoe zij hun managers gaan scholen en wanneer zij welke activiteiten hiertoe gaan ontplooien. Daarbij kunnen zij gebruik maken van het door de MBO Raad ontwikkelde competentieprofiel voor het management.

 

zeven thema’s van de Lerarenagenda 2013-2020

(Kamerstukken II 2013/14, 27 923, nr. 171) is gepubliceerd. Hiernaast worden deze en de overige deelaspecten van het thema ‘professionalisering’ beschreven.

Professionalisering van het onderwijspersoneel

Instellingen geven aan hoe en met welk resultaat zij hun onderwijspersoneel in staat stellen zich verder te professionaliseren. Zij geven aan wanneer zij welke acties hiertoe gaan ondernemen.

     
   

Kwaliteitsverbetering HRM-beleid

Instellingen geven aan welke activiteiten zij wanneer gaan ontplooien ten aanzien van het structureel voeren van functionerings-, beoordelings- en contextgesprekken en het onderhouden van bekwaamheidsdossiers. In het kwaliteitsplan wordt aandacht besteed aan kwaliteitsontwikkeling binnen en tussen teams en instellingen, onder meer door middel van peer review en kennismanagement. Tevens wordt aandacht geschonken aan de begeleiding van beginnende leraren.

     
   

Instellingen geven aan hoe, wanneer en met welk resultaat zij werken aan de ambities uit de Lerarenagenda 2013-2020, waaronder begeleiding en ontwikkeling van startende docenten, meer masteropgeleide docenten, bekwaamheidsonderhoud, betere aansluiting en samenwerking met het bedrijfsleven, betere inzet ICT, verbetering samenwerkende teams, registratie in het Lerarenregister en het werken aan een systeem van kwaliteitsborging. De instellingen geven hierbij aan hoe hun activiteiten zich verhouden tot de ambities uit de Lerarenagenda.

     
   

Professionalisering van examenfunctionarissen

Instellingen geven aan hoe, met welk resultaat en wanneer zij hun examenfunctionarissen, waaronder in ieder geval de leden van de examencommissies, in staat stellen zich verder te professionaliseren.

Intensivering van het onderwijs in de Nederlandse taal en in rekenen

Instellingen geven aan hoe en wanneer zij het taal- en rekenonderwijs in hun instelling gaan vormgeven met het oog op het behalen van de benodigde taal- en rekenvaardigheden door de deelnemers. Zij geven aan welke activiteiten zij gaan inzetten op het gebied van:

– professionalisering van docenten en overige functionarissen op het gebied van taal- en rekenonderwijs;

– extra onderwijstijd;

– nieuwe of aangepaste faciliteiten;

– andere activiteiten die nodig zijn voor het behalen van de benodigde taal- en rekenvaardigheden.

 

Terugdringen van voortijdig schoolverlaten (vsv)

Instellingen geven aan welke activiteiten zij wanneer gaan ontplooien om voortijdig schoolverlaten te voorkomen met het oog op het verder terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters op de instelling. Instellingen geven tevens aan welke activiteiten zij gaan ondernemen om het voorkomen van voortijdig schoolverlaten structureel te borgen in het eigen onderwijsproces en hoe zij structurele borging van de samenwerking met andere onderwijsinstellingen en gemeenten in de RMC-regio gaan vormgeven. De instelling zet de middelen op dit kwaliteitsthema in voor het treffen van maatregelen op instellingsniveau om zodoende de vsv-streefnormen te halen. Deze normen zijn voor de verschillende onderwijsniveau bepaald voor de resterende schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 en vastgelegd in het vsv-convenant. Bij het behalen van de normen komt de instelling in aanmerking voor de variabele prestatiebeloning. De streefnormen zijn een vertaling van de landelijke doelstelling van 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 (gemeten over schooljaar 2014/2015). Deze doelstelling wordt bereikt door intensieve samenwerking tussen instellingen uit vo en mbo en andere partijen als gemeenten, zorg en hulpverlening en werkgevers.

Voor de groep kwetsbare jongeren nemen de instellingen in het kwaliteitsplan op welke ambitieuze en haalbare afspraken zij willen maken in de regionale samenwerking met jeugdzorg, gemeenten en OCW.

 

Het bevorderen van de beschikbaarheid en de kwaliteit van de beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv)

Instellingen geven aan hoe, met welk resultaat en wanneer zij zich inzetten om de beschikbaarheid en de kwaliteit van de bpv-plaatsen te verhogen. In het kwaliteitsplan is aandacht voor de verantwoordelijkheden van de instelling t.a.v. de bpv zoals voorbereiding en matching, (de begeleiding tijdens) de bpv-periode, beoordeling en evaluatie. Bij deze beschrijving kunnen instellingen gebruik maken van het Bpv-protocol.

 

Het stimuleren van excellentie

Instellingen geven aan op welke wijze zij excellentie en de ontwikkeling van een duurzame excellentiecultuur binnen de instelling stimuleren. Zie verder bijlage 2.

 

Het verbeteren van studiewaarde

Instellingen kunnen aparte, resultaatgerichte activiteiten ontplooien om studiewaarde te bevorderen. Instellingen geven aan hoe de activiteiten op de verschillende thema’s doorwerken op het verbeteren van studiewaarde en met welk beoogd resultaat. Met studiewaarde wordt de verhoging van het onderwijsniveau gemeten, waarbij als uitgangspunt de vooropleiding van de student geldt.

 

Bijlage 2. bij artikel 2.4, tweede lid, van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Beoordelingskader bij het thema stimuleren van excellentie

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Criterium

Omschrijving

Minimale vereisten

Ambitie en visie

Het plan is ambitieus. Het plan geeft een visie op excellentie, op de ontwikkeling van de meest getalenteerde studenten en op de ontwikkeling van een duurzame excellentie-

De instelling beschrijft in het plan haar visie op excellentie(programma’s) en op de ontwikkeling van een duurzame excellentiecultuur binnen de instelling.

 

cultuur binnen de instelling.

Het plan bevat concreet te behalen resultaten/prestaties.

Het plan bevat een analyse van de beginsituatie.

De instelling geeft aan welke inspanning wordt geleverd, wat de gewenste resultaten zijn in de tijd en hoe men tot deze resultaten komt. Ook geeft de instelling aan op grond van welke input- of outputindicatoren zij zich verantwoordt over de voortgang.

     
   

Minimale vereisten aan de beschreven excellentieprogramma’s:

– De excellentieprogramma’s zijn ten minste gericht op het verwerven van excellent vakmanschap, aanwijsbare verbreding en verdieping van de hiervoor benodigde kennis, inzichten en vaardigheden.

– Het betreffen aantoonbaar verzwaarde onderwijsprogramma’s voor de meest getalenteerde studenten; bijvoorbeeld zichtbaar doordat de onderwijstijd van deze programma’s van de wettelijke verplichte minimumnormen voor onderwijstijd overstijgen.

– Voor studenten die met succes een excellentieprogramma hebben doorlopen, voegt de instelling – binnen de wettelijke mogelijkheden – relevantie informatie toe aan het diploma dan wel de resultatenlijst bij het diploma van de betreffende studenten. Hierdoor wordt de meerwaarde zichtbaar voor het afnemend werkveld en het vervolgonderwijs.

     
   

De instelling beschrijft in het plan onder meer hoe zij internationalisering vorm geeft. Ook beschrijft de instelling hoe zij inzet op eigentijdse meester-gezeltrajecten en de samenwerking met betreffende brancheorganisaties hierbij. In het geval de instelling er voor kiest niet op internationalisering en/of meester-gezeltrajecten in te zetten, wordt in het plan gemotiveerd waarom hiertoe is besloten.

Uitvoerbaarheid en haalbaarheid

De inrichting van de organisatie is zodanig vormgegeven dat een succesvolle uitvoering van het excellentieplan mogelijk is.

De doelstellingen en activiteitenplanning zijn uitvoerbaar en haalbaar in de tijd.

De instelling beschrijft in het plan op welke wijze zij er zorgt dat voldoende deskundig personeel wordt ingezet voor sturing, afstemming, kennisdeling, communicatie, planning en uitvoering van de beoogde excellentieprogramma’s.

In het plan is aangegeven hoe de beschreven doelstellingen uitvoerbaar en haalbaar zijn in de tijd.

Breed gedragen en kennisdeling

Het plan is gedragen door de instelling.

Het plan geeft het draagvlak weer van belanghebbenden (studenten, docenten en (leer)bedrijven). Ook wordt beschreven hoe de kennisdeling en het leren van ervaringen wordt georganiseerd.

Bijlage 3. bij artikel 3.1 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Overzicht diplomawaarden

Opleidingsniveau

Diplomawaarde

Basisberoepsopleiding

2

Vakopleiding

3

Middenkader- of specialistenopleiding

4

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

De bijlage is nieuw toegevoegd.

Bijlage 4. bij artikel 3.1 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Overzicht referentiewaarden

Vooropleiding

Referentiewaarde

Praktijkonderwijs

1,20

Vmbo zonder diploma

1,72

Havo/vwo zonder diploma

3,66

Vmbo bbl

2,62

Vmbo kbl

3,31

Vmbo gl

3,65

Vmbo tl

3,70

Havo/vwo

3,69

Overig

2,25

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

De bijlage is nieuw toegevoegd.

Bijlage 5. bij artikel 3.1 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Overzicht grenswaarden

Aggregatieniveau

Domeincode

Niveau diploma

Grenswaarde

Niveau van de eenheid

     

opleidingsdomein

79000

2

0,07

 

79000

3

0,27

 

79000

4

0,52

opleidingsdomein

79010

2

0,09

 

79010

3

0,18

 

79010

4

0,55

opleidingsdomein

79020

2

0,05

 

79020

3

0,22

 

79020

4

0,55

opleidingsdomein

79030

3

0,11

 

79030

4

0,52

opleidingsdomein

79040

2

0,04

 

79040

3

0,19

 

79040

4

0,56

opleidingsdomein

79050

2

0,13

 

79050

3

0,24

 

79050

4

0,66

opleidingsdomein

79060

2

0,06

 

79060

3

0,19

 

79060

4

0,57

opleidingsdomein

79070

2

0,08

 

79070

3

0,23

 

79070

4

0,50

opleidingsdomein

79080

2

0,14

 

79080

3

0,20

 

79080

4

0,57

opleidingsdomein

79090

2

0,10

 

79090

3

0,18

 

79090

4

0,55

opleidingsdomein

79100

2

0,05

 

79100

3

0,12

 

79100

4

0,50

opleidingsdomein

79110

2

0,07

 

79110

3

0,17

 

79110

4

0,45

opleidingsdomein

79120

2

0,09

 

79120

3

0,22

 

79120

4

0,53

opleidingsdomein

79130

2

0,08

 

79130

3

0,14

 

79130

4

0,56

opleidingsdomein

79140

2

0,12

 

79140

3

0,24

 

79140

4

0,55

opleidingsdomein

79150

2

0,10

 

79150

3

0,18

 

79150

4

0,48

opleidingsdomein

79160

2

0,03

 

79160

3

0,12

Niveau van het opleidingsdomein

     

opleidingsdomein

79000

 

0,27

opleidingsdomein

79010

 

0,27

opleidingsdomein

79020

 

0,24

opleidingsdomein

79030

 

0,36

opleidingsdomein

79040

 

0,50

opleidingsdomein

79050

 

0,30

opleidingsdomein

79060

 

0,19

opleidingsdomein

79070

 

0,24

opleidingsdomein

79080

 

0,33

opleidingsdomein

79090

 

0,39

opleidingsdomein

79100

 

0,23

opleidingsdomein

79110

 

0,17

opleidingsdomein

79120

 

0,25

opleidingsdomein

79130

 

0,32

opleidingsdomein

79140

 

0,37

opleidingsdomein

79150

 

0,28

opleidingsdomein

79160

 

0,06

Niveau van de instelling

   

0,31

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 13647, datum inwerkingtreding 19-03-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

De bijlage is nieuw toegevoegd.

Naar boven