Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2018.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Regeling van de Minister van Financiën van 15 augustus 2014 houdende regels voor periodiek evaluatieonderzoek (Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 38, tweede lid, onder a, van de Comptabiliteitswet 2001;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. Onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid: het periodieke onderzoek, zoals bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001;

    • b. Subsidie-evaluatie: de evaluatie van een subsidie, zoals bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c. Beleidsdoorlichting: een synthese-onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van (een substantieel, samenhangend deel van) het beleid, dat wordt gevoerd op grond van één of meer beleidsartikelen van de Rijksbegroting;

    • d. Doeltreffendheid van het beleid: de mate waarin de beleidsdoelstelling dankzij de inzet van de onderzochte beleidsinstrumenten wordt gerealiseerd;

    • e. Doelmatigheid van het beleid: de relatie tussen de effecten van het beleid en de kosten van het beleid.

    • f. Onafhankelijke deskundige: een natuurlijk persoon die inhoudelijk deskundig is maar geen verantwoordelijkheid draagt voor het te onderzoeken beleid.

Artikel 2. Onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid kent de volgende kwaliteitseisen:

    • a. het onderzoek maakt duidelijk welk beleid wordt onderzocht en wat de doelstellingen van dat beleid zijn;

    • b. het onderzoek beoogt de vraag te beantwoorden in hoeverre het beleid, alsmede de daarmee samenhangende uitgaven, doeltreffend of doelmatig is;

    • c. de conclusies van het onderzoek worden onderbouwd door onderliggende bevindingen;

    • d. de in het onderzoek gebruikte onderzoeksmethode is valide en betrouwbaar, het rapport geeft inzicht in de gebruikte evaluatiemethode en in de mogelijkheden en onmogelijkheden om de doeltreffendheid en/of de doelmatigheid van het betreffende beleid vast te stellen.

  • 2 Bij de uitvoering van een onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid wordt minimaal één onafhankelijke deskundige betrokken.

  • 3 De onafhankelijk deskundige geeft een onafhankelijk oordeel over het uitgevoerde onderzoek.

  • 4 De manier waarop een of meer onafhankelijke deskundigen bij het onderzoek betrokken is/ zijn geweest wordt beschreven in het onderzoeksrapport.

Artikel 3. De beleidsdoorlichting

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Al het beleid dat mede wordt gevoerd op grond van één of meer beleidsartikelen uit de Rijksbegroting wordt periodiek (bijvoorbeeld eens per vier jaar en ten minste eens in de zeven jaar) geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. In de begroting en het jaarverslag wordt aangegeven welke beleidsdoorlichtingen in welk jaar zijn of worden uitgevoerd.

  • 2 Een beleidsdoorlichting bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a. een afbakening van het te onderzoeken beleidsterrein;

    • b. de gehanteerde motivering voor het beleid en de met het beleid beoogde doelen;

    • c. een beschrijving van het beleidsterrein en de onderbouwing van de daarmee gemoeide uitgaven;

    • d. een overzicht van eerder uitgevoerd onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid en een onderbouwing van de gekozen evaluatieprogrammering;

    • e. de effecten van het gevoerde beleid en een analyse en beoordeling van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid, dat wil zeggen alle instrumenten in hun onderlinge samenhang, en – indien relevant – de effecten van het beleid op economische groei en regeldruk;

    • f. een beschouwing over de maatregelen die genomen kunnen worden ter verdere verhoging van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid;

    • g. een beschrijving van beleidsopties indien er significant minder middelen (-/- 20%) beschikbaar zijn.

  • 3 De minister die het aangaat, zendt de beleidsdoorlichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 4 Bij elke beleidsdoorlichting geeft ten minste één van de betrokken onafhankelijke deskundigen een oordeel over de kwaliteit van de beleidsdoorlichting en een toelichting op de betrokkenheid en inbreng van de onafhankelijke deskundige bij de totstandkoming van de beleidsdoorlichting. Deze toelichting wordt opgenomen in de beleidsdoorlichting of als bijlage meegestuurd naar de Tweede Kamer.

  • 5 Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 2, tweede lid, zijn onafhankelijke deskundigen die betrokken zijn bij een beleidsdoorlichting niet afkomstig van een ministerie. Medewerkers van inspectiediensten, de Auditdienst Rijk en departementale onderzoeksinstellingen met een onafhankelijke status kunnen wel als onafhankelijke deskundige optreden.

Artikel 4. Subsidie-evaluaties

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Onverminderd hetgeen bepaald is in de Algemene wet bestuursrecht zijn de kwaliteitseisen uit artikel 2, eerste lid, van toepassing op subsidie-evaluaties.

Artikel 5. Intrekken oude regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek, zoals laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 6. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek.

Artikel 7. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 15 augustus 2014

De

Minister

van Financiën,

J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven