Aanbevelingen
[Regeling vervallen per 16-12-2014]
Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
[Regeling vervallen per 16-12-2014]
PMV-01 bevat een milde variant van Pepinomozaïekvirus (PepMV). Het vaccineren van
tomatenplanten met PMV-01 beschermt tegen schade door andere varianten van PepMV,
stam CH2 en zorgt voor een gedeeltelijke bescherming tegen varianten van andere PepMV
stammen (EU, LP, US1). Om een zo goed mogelijk effect te bekomen en om schade te voorkomen/te
beperken, dienen deze richtlijnen met betrekking tot het gebruik van PMV-01 strikt
opgevolgd te worden.
-
– PMV-01 is toepasbaar in de commerciële tomatenteelt onder glas.
-
– De behandeling gebeurt op jonge tomatenplanten, zo snel mogelijk na het planten en
uiterlijk voor de eerste tros tot bloei komt.
-
– Het is raadzaam eerst een spuittest met water uit te voeren om na te gaan hoeveel
volume er verspoten wordt per rij, en op basis daarvan het juiste spuitvolume te bepalen.
-
– Product goed schudden alvorens te verdunnen om zwevende deeltjes in suspensie te brengen.
-
– Verspuiten binnen 24 uur na verdunning tot de gebruiksconcentratie.
-
– Verdunde spuitoplossing in spuitapparatuur goed mengen voor behandeling.
-
– Spuitdruk: 5-6 bar, met minimale afstand tussen de spuitdop en het blad van 30 cm.
Hou bij de keuze van de spuitdoppen rekening met de optimale drukrange van de doppen.
-
– Bespuiting nauwkeurig uitvoeren. Zorg ervoor dat de volledige dosis rechtstreeks op
de planten terecht komt en dat alle planten geraakt worden. Tracht een zo goed mogelijke
bladbedekking te bekomen.
-
– Bij gebruik van een spuitboom voor hagen slechts één dop gebruiken.
-
– Reinig de filters regelmatig (minimaal om de 2u).
-
– Meng de spuitvloeistof voldoende vaak (minimaal om de 2u).
-
– Voer een gewasverzorging uit kort na toepassing van het product, bij voorkeur binnen
de 24u. De gewasverzorging moet een handmatige plantmanipulatie inhouden, zodat de
plant lichtjes gekwetst wordt en de virusdeeltjes die oppervlakkig op het bladoppervlak
aanwezig zijn voortgezet worden van plant tot plant. Voorbeelden van dergelijke gewasverzorging
zijn aankoorden, indraaien, zaadlobben wegnemen of blad plukken.
Classificatie volgens huidige EU wetgeving:
V35-NL – Micro-organismen kunnen mogelijk sensibiliserende reacties veroorzaken.
S2 – Buiten bereik van kinderen bewaren.
S13 – Verwijderd houden van eet- en drinkwaren.
S20/21 – Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik.
S23 – Spuitnevel niet inademen.
S24 – Aanraking met de huid vermijden.
S37 – Draag geschikte handschoenen.
S42 – Tijdens de ontsmetting/bespuiting een geschikte adembescherming dragen.
SP1 – Zorg er voor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt.