In het kader van deze beleidsregels vindt de beoordeling van aanvragen voor financiering
en de besluitvorming over de inhoud van de daarop betrekking hebbende financieringsovereenkomst
plaats aan de hand van een aantal criteria. Dit zijn onverminderd het bepaalde in
het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken de hierna opgenomen criteria.
4.1. Commerciële haalbaarheid
Leningen en garantieverstrekkingen die ten laste komen van DGGF moeten commercieel
haalbaar zijn, er moet dus sprake zijn van een goed uitgewerkte business case. De
financiering wordt verstrekt als ondernemingsfinanciering en niet als projectfinanciering.
Er zal in ieder geval aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan om in aanmerking
te kunnen komen voor een DGGF lening en/of garantie:
-
• De rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de MKB onderneming dient bevredigend
te zijn;
-
• De rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de investering van de MKB onderneming
in het DGGF land dient bevredigend te zijn;
-
• De MKB onderneming die financiering aanvraagt of aan wie financiering is verstrekt
waarop garantie wordt aangevraagd mag niet in financiële moeilijkheden verkeren;
-
• Er mogen in de voorafgaande periode van twaalf maanden niet meer middelen aan de MKB
onderneming onttrokken zijn dan een redelijk te achten bedrijfsvoering meebrengt en
er zijn ook geen verplichtingen tot een zodanige onttrekking aangegaan;
-
• De MKB onderneming heeft op het moment van verstrekking van de financiering een vestiging
of filiaal in Nederland;
-
• De investering waarop de aanvraag betrekking heeft, heeft niet in overwegende mate
betrekking op het behalen van resultaten door waardestijging van onroerend goed of
andere activa zonder dat er sprake is van significante waarde toevoeging door eigen
productieve activiteiten;
-
• De financiering of garantie heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s
op de Staat;
-
• De gevraagde financiering of de financiering waarop garantie wordt gevraagd dient
niet ter vervanging van een bestaande financiering.
Naast bovenstaande algemene criteria zullen in ieder geval de volgende instrument
specifieke criteria gelden:
4.1.1. Lening aan een MKB onderneming
-
• Het dient voldoende aantoonbaar te zijn dat de deskundigheid, betrouwbaarheid, financiële
draagkracht en stabiliteit van de (co-)financier voldoende gewaarborgd is;
-
• De MKB-onderneming die de lening aanvraagt oefent niet het bank-, verzekerings- of
beleggingsbedrijf uit en heeft ook geen participatiemaatschappij;
-
• De vereiste (co)-financiering dient in zijn geheel in geld te worden verstrekt.
4.1.2. Lening aan een financier zijnde een investeringsfonds ingericht naar het recht
van één van de lidstaten van de Europese Unie met het oog op het verwerven van participaties
door deze financier (Fund-in Fund financiering)
-
• De financier betreft een vennootschap in de vorm van kapitaalvennootschap of een vennootschap
met afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de andere lidstaten
van de Europese Unie, waarin tenminste drie aandeelhouders of hoofdelijk aansprakelijke
vennoten deelnemen respectievelijk samenwerken zonder dat twee of drie van hen tot
dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een meerderheidsbelang heeft in de
vennootschap;
-
• Het dient voldoende aannemelijk te zijn dat de financier gedurende de investeringsperiode
daadwerkelijk zal beschikken over de middelen die de financier aan het investeringsbudget
bijdraagt;
-
• De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd
voor het verstrekken en beheren van financieringen, waarbij rekening wordt gehouden
met het belang van de Staat als verstrekker van een lening;
-
• Er dient voldoende vertrouwen te bestaan dat de betrokkenen de capaciteiten hebben
voor het verkrijgen van participaties en voor het beheer van de financier op een wijze
zoals bij participatiemaatschappijen gebruikelijk is. Daarnaast staat de financier
er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken en beheren van financieringen
en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn;
-
• Bij of in verband met het verkrijgen van een participatie verstrekt de financier geen
andere goederen dan geld;
-
• Het fondsplan gebaseerd is op de uitgangspunten dat:
-
– het aansluit bij de beleidsdoelstellingen van DGGF;
-
– een financier participaties verkrijgt gedurende een investeringsperiode van ten hoogste
zes jaar en deze uiterlijk zes jaar na afloop van de investeringsperiode vervreemdt;
-
– de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de investeringsperiode
in een MKB onderneming worden verkregen, ten minste € 100.000 en ten hoogste € 3.500.000
bedraagt;
-
– de gemiddelde totale verkrijgingprijs van de participaties die een financier gedurende
de investeringsperiode per MKB onderneming verkrijgt, over alle MKB ondernemingen
genomen ten hoogste € 1.200.000 bedraagt;
-
– de beheerskosten jaarlijks ten hoogste 5 procent bedragen van het investeringsbudget;
-
– de fondsbeheerder voor zijn werkzaamheden een beloning verkrijgt die afhankelijk is
van zijn individuele prestatie;
-
– voor achtergestelde vorderingen een rente wordt bedongen die ten minste gelijk is
aan de referentierente;
-
– bij de beslissing van de financier inzake de verkrijging van een participatie rekening
wordt gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende MKB onderneming;
-
• Het fondsplan dient voldoende te zijn onderbouwd;
-
• Er dient voldoende vertrouwen te bestaan dat het fondsplan naar behoren wordt uitgevoerd.
4.1.3. Garantie aan een MKB onderneming
-
• Het dient voldoende aantoonbaar te zijn dat de deskundigheid, betrouwbaarheid, financiële
draagkracht en stabiliteit van de financier voldoende gewaarborgd is. Hieronder wordt
verstaan:
-
a. De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd
voor het verstrekken en beheren van financieringen, waarbij rekening wordt gehouden
met het belang van de Staat als garantsteller;
-
b. De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken en beheren van
financieringen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid;
-
c. De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken en beheren
van financieringen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar
zijn;
-
• De MKB onderneming die de garantie aanvraagt oefent niet het bank-, verzekerings-
of beleggingsbedrijf uit en heeft ook geen participatiemaatschappij;
-
• De te garanderen financiering dient in zijn geheel in geld te worden verstrekt.
4.4. Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
De MVO-beoordeling is een integraal onderdeel van de financieringsaanvraag. Aanvragers
dienen te voldoen aan de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Deze richtlijnen maken duidelijk wat
de Nederlandse overheid van het gedrag van ondernemingen verwacht. Ze bieden een handvat
voor gedragscodes van ondernemingen om met verschillende aspecten van maatschappelijk
verantwoord ondernemen om te gaan. De richtlijnen gaan onder andere in op milieukwesties,
mensenrechten en arbeidsomstandigheden, maar bijvoorbeeld ook op corruptie, mededinging,
ketenverantwoordelijkheid, belastingen en informatieverstrekking.
In het kader van de OESO richtlijnen wordt vereist dat bedrijven hun ketenverantwoordelijkheid
serieus nemen. Hiertoe zullen zij, waar nodig ondersteund door RVO.nl, een risicoanalyse
volgens de OESO-richtlijnen uitvoeren met betrekking tot de belangrijkste toeleveringsketens
van de te financieren activiteit. Het betreft een analyse van de ketens van de meest
elementaire grondstoffen en halffabricaten benodigd voor de fabricage van het eindproduct.
Voor de MVO-beoordeling wordt de aangeleverde informatie beoordeeld aan de in het
desbetreffende DGGF-land geldende wet- en regelgeving. De hierbij gehanteerde internationale
richtlijnen zijn de IFC Performance Standards.
Op basis van de risicoanalyse zal voor projecten met een hoog risico een plan moeten
worden opgesteld om eventuele negatieve effecten te voorkomen dan wel te mitigeren.
Afgesproken IMVO maatregelen zijn onderdeel van de financieringsovereenkomst. De aanvrager
zal de in dit plan voorgestelde maatregelen uitvoeren en hierover communiceren.
Aanvragers dienen een goede reputatie te hebben op het gebied van IMVO. Dit blijkt
uit een vastgelegd IMVO-beleid voor de eigen onderneming. Het IMVO-beleid moet gebaseerd
zijn op de uitgangspunten van OESO, en eventueel gecertificeerd volgens ISO 26.000.
Het plan geeft aan hoe het IMVO-beleid in de praktijk wordt gebracht en wie daarvoor
verantwoordelijk is.
De mate waarin de wederpartij van RVO zelf in staat moet zijn om de vereiste due diligence
onderzoeken en de monitoring en rapportages met betrekking tot de voor de ontwikkelingsdoelstellingen
en de IMVO relevante aspecten uit te voeren, hangt mede af van de betrokkenheid van
meerdere partijen en de wijze waarop de financiering wordt vormgegeven: indien een
lening wordt verstrekt aan een financier met het oog op de financiering van een derde
partij, kunnen due diligence en monitoring worden uitgevoerd door de RVO indien deze
als cofinancier optreedt van dezelfde onderneming. Indien RVO niet als cofinancier
optreedt, kan de financier due diligence, monitoring en rapportages voor zijn rekening
moeten nemen. Case by case zal beoordeeld worden welke partij hiermee zal worden belast.
Het DGGF zal geen activiteiten financieren die op de FMO uitsluitingslijst, te vinden
op http://www.fmo.nl/exclusion-list, worden genoemd. Tevens zal van aanvragers worden
geëist dat zij geen gebruik maken van kunstmatige constructies om hun winsten of te
betalen bronheffingen te verlagen in DGGF landen. ‘Onder kunstmatige constructies’
vallen alle (juridisch legale) constructies, die enkel gericht zijn op het geheel
of gedeeltelijk ontlopen van belastingen in DGGF landen dan wel het kunstmatig verlagen
van de belastingaanslag in die landen.
Aan de financiering zal de bijzondere meldingsplicht, bedoeld in de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten subsidies, worden verbonden: De ontvanger van de financiering dient er zorg voor te dragen
dat de projectpartners en de eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van
kinderarbeid en/of dwangarbeid, noch voor het project waar de aanvraag betrekking
op heeft, noch voor andere activiteiten. De ontvanger dient eventuele feiten of omstandigheden
die wijzen op kinder- of dwangarbeid bij deze bedrijven onverwijld te melden bij RVO.nl.