Subsidieregeling Vios po en vo

[Regeling vervallen per 01-01-2018.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 10-02-2016 t/m 31-12-2017

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 mei 2014, nr. IB/605553, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor het verankeren van internationale oriëntatie en samenwerking in het primair en voortgezet onderwijs (Subsidieregeling Vios po en vo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 70 van de Wet op het primair onderwijs, 71 van de Wet op de expertisecentra, 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs, 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht en 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Mandaat EP-Nuffic

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

De directeur van de Stichting EP-Nuffic is bevoegd om namens de Minister vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling besluiten te nemen en bezwaren af te handelen voor zover die strekken tot uitvoering van deze subsidieregeling. Hij is daarbij tevens bevoegd tot het treffen van een ondermandaatregeling.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De Minister kan aan het bevoegd gezag van een instelling subsidie verstrekken voor de verankering van internationalisering in het schoolbeleid. Voor scholen in het primair onderwijs die nog niet zijn gestart met internationalisering kan subsidie worden verstrekt voor de introductie ervan in het schoolbeleid.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a. Leerlingenmobiliteit:

      Samenwerking of uitwisseling van leerlingen met een buitenlandse partnerinstelling, mits dit onderdeel is van de verankering van internationalisering in het curriculum. Dit betekent dat de mobiliteit in dienst moet staan van het internationaliserende karakter van het curriculum, zoals bijvoorbeeld bij tweetalig onderwijs.

    • b. Lerarenmobiliteit:

      Nascholing in het buitenland van leraren, schoolleiders en lerarenopleiders.

    • c. Stages:

      Onderwijskundige stages in het buitenland van studenten aan de initiële lerarenopleiding zoals genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder 2°, niet zijnde extranei, mits deze een onderzoekscomponent bevat.

    • d. Curriculum:

      Invoering van vvto, tto, Elos – grensverleggend onderwijs, International Primary Curriculum of soortgelijk internationaliserend onderwijsconcept in het schoolcurriculum; invoering van Engels, Duits of Frans als deelvoertaal in het primair onderwijs met een maximum van 15% van de onderwijstijd; samenwerking en afstemming in het kader van internationalisering tussen onderwijsinstellingen uit verschillende onderwijslagen ten behoeve van doorlopende leerlijnen.

    • e. Nieuwe initiatieven:

      Nieuwe initiatieven die de verankering van internationalisering in het schoolbeleid bevorderen.

  • 3 Het eventueel niet voor de activiteiten aangewende deel van de subsidie kan, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, worden besteed aan andere activiteiten van de instelling waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De activiteiten moeten uiterlijk zijn uitgevoerd voor 1 augustus 2017.

Artikel 4. Subsidieplafonds

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het subsidieplafond voor het schooljaar 2014–2015 bedraagt € 2.250.000 en voor de schooljaren 2015–2016 en 2016–2017 onderscheidenlijk € 1.500.000.

  • 2 Naast het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid geldt voor het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving voor de schooljaren 2014–2015, 2015–2016 en 2016–2017 een subsidieplafond van jaarlijks € 4.000 voor de lerarenopleidingen en € 74.000 voor het groen vmbo bij Agrarische Opleidings Centra (AOC’s) en bij de afdelingen groen van desbetreffende scholengemeenschappen.

Artikel 5. Subsidieaanvraag en verdeelcriterium

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

  • 2 Aanvragen die betrekking hebben op het schooljaar 2016–2017 kunnen worden ingediend tot 1 april 2017, met dien verstande dat aanvragen die voor 15 april 2016 worden ingediend worden geacht te zijn ingediend op 14 april 2016. Mochten alle voor 15 april 2016 ingediende aanvragen tezamen het beschikbare budget te boven gaan, dan kan de Minister nadere regels stellen.

  • 3 Een aanvraag wordt voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit ingediend met gebruikmaking van het toepasselijke aanvraagformulier zoals gepubliceerd op de website van EP-Nuffic (www.epnuffic.nl).

  • 4 Voor aanvragen waarbij de te subsidiëren activiteiten betrekking hebben op het curriculum, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, geldt dat de aanvraag ingediend moet zijn voor 1 juli voorafgaand aan het schooljaar waar de aanvraag betrekking op heeft.

Artikel 6. Subsidieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Een beschikking tot subsidieverstrekking wordt gegeven binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. De subsidie wordt direct vastgesteld.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt indien is voldaan aan de volgende kwaliteitscriteria:

    • a. Algemeen

      • 1. Voor scholen in het primair onderwijs die willen starten met internationalisering geldt dat zij dienen aan te geven op welke wijze die internationalisering ook in de toekomst verankerd gaat worden.

      • 2. Internationalisering is verankerd in het schoolbeleid, bijvoorbeeld door opname in schoolplan, het opstellen van een beleidsplan internationalisering of het toerusten van een coördinator of commissie internationalisering.

      • 3. Er is een naar verwachting heldere leeropbrengst van de voorgestelde mobiliteit of curriculumontwikkeling en de verduurzaming ervan.

    • b. Specifiek voor mobiliteit (leerlingen, leraren, leraren in opleiding):

      • 1. Onderwijskundige invulling.

      • 2. Leerlingenmobiliteit moet onderdeel zijn van verankering van internationalisering in het curriculum. Dit betekent dat de mobiliteit in dienst moet staan van het internationaliserende karakter van het curriculum, zoals tto.

      • 3. Relevantie van de mobiliteit voor het onderwijs van de instelling (leeropbrengst moet binnen de school verspreid worden). Relevantie van het thema en/of land binnen het internationaliseringsbeleid van de school.

      • 4. Centraal stellen van internationaal contact van de leerlingen onderling.

      • 5. Samenwerking tussen de Nederlandse en buitenlandse scholen (onderwijskundige en organisatorische input van beide scholen).

      • 6. Disseminatie van de leeropbrengst in het scholenveld.

    • c. Specifiek voor curriculumontwikkeling:

      • 1. School toont aan ook zelf te investeren op basis van een beleidsplan of plan van aanpak.

  • 3 Voorts wordt subsidie slechts verstrekt indien:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet reeds via het subsidieprogramma Erasmus+ worden gesubsidieerd;

    • b. toekenning niet leidt tot overschrijding van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 4;

    • c. bij leerlingenmobiliteit deze mobiliteit in dienst staat van het internationaliserend karakter van het curriculum;

    • d. de buitenlandse partnerinstelling bij leerlingen- en lerarenmobiliteit en studentenstages niet het Nederlandse curriculum volgt;

    • e. de buitenlandse partnerinstelling bij leerlingen- en lerarenmobiliteit en studentenstages zich niet bevindt op Bonaire, Saba of St. Eustatius;

    • f. de buitenlandse partnerinstelling bij leerlingenmobiliteit en studentenstages geen commerciële instelling is;

    • g. de buitenlandse partnerinstelling bij lerarenmobiliteit een leercomponent biedt;

    • h. bij mobiliteit van leerlingen, leraren en leraren in opleiding de financiële bijdrage van de instelling minimaal 20% bedraagt van de totaal begrote kosten;

    • i. bij aanvragen waarbij de te subsidiëren activiteiten betrekking hebben op het curriculum niet reeds in drie voorafgaande jaren subsidie is ontvangen op grond van deze regeling of de voorgaande Subsidieregeling Bios po en vo;

    • j. bij vvto gestreefd wordt naar het behalen van het kwaliteitskeurmerk vvto en de school dit toelicht in het activiteitenverslag;

    • k. de activiteiten in het kader van tto en vvto plaatsvinden binnen de reguliere lesuren;

    • l. bij een subsidieaanvraag vvto en tto, zoals bedoeld in artikel 3.2.d, moet 50% van de subsidie bestemd zijn voor (na)scholing van leraren;

    • m. de activiteiten geen betrekking hebben op tpo.

Artikel 7. Berekening subsidiebedrag

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Om spreiding van middelen te waarborgen, geldt een maximaal te verstrekken subsidiebedrag per instelling per schooljaar. De berekening van de maximale subsidie wordt in eerste aanleg getoetst op het niveau van de vestiging, aan de hand van het 6-cijferig Brinnummer van de instelling.

Vervolgens wordt getoetst hoeveel subsidie de instelling als geheel ontvangt, door middel van een maximum voor het 4-cijferig Brin-nummer. De Minister hanteert de volgende maximale subsidies per onderdeel van de regeling:

a. Leerlingenmobiliteit

 

Maximaal € 150 per deelnemende leerling. Voor deelname van leerlingen met een handicap worden de kosten voor 100% vergoed, voor zover die kosten als sober en doelmatig kunnen worden aangemerkt en waarbij onderstaand maximum per vestiging/instelling gehandhaafd blijft.

 

Maximum per vestiging (6-cijferig Brin-nummer)

€ 6.000

Maximum per instelling bij 4 of meer vestigingen (4-cijferig Brin-nummer)

€ 20.000

b. Lerarenmobiliteit

 

Voor nascholingsactiviteiten van leraren en schoolleiders in het primair en

voortgezet onderwijs en lerarenopleiders: maximaal € 750 per deelnemer

 

Maximum per vestiging (6-cijferig Brin-nummer)

€ 1.500

Maximum per instelling bij 4 of meer vestigingen (4-cijferig Brin-nummer)

€ 3.000

Voor nascholingsactiviteiten van leraren en schoolleiders in het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving: maximaal € 750 per deelnemer

 

Maximum per vestiging (6-cijferig Brin-nummer)

€ 1.500

Maximum per instelling bij 4 of 5 vestigingen (4-cijferig Brin-nummer)

€ 3.000

Maximum per instelling bij 6 of 7 vestigingen (4-cijferig Brin-nummer)

€ 4.500

Maximum per instelling bij 8 of meer vestigingen (4-cijferig Brin-nummer)

€ 6.000

c. Stages

 

Voor stages – inclusief een onderzoekscomponent – van studenten aan lerarenopleidingen, niet zijn de extranei: maximaal € 750 per deelnemende student per stage.

 

Maximum per vestiging (6-cijferig Brin-nummer)

€ 7.500

Maximum per instelling bij 2 vestigingen of meer (4-cijferig Brin-nummer):

€ 15.000

d. Curriculum

 

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 onderdeel d.

 

e. Nieuwe initiatieven

 

Nieuwe initiatieven die de verankering van internationalisering in het schoolbeleid bevorderen. Maximum per instelling (4-cijferig Brin-nummer):

€ 2.500

Nota Bene: waar in bovenstaande tabel geen onderscheid wordt gemaakt tussen primair en voortgezet onderwijs en tussen regulier onderwijs en groen onderwijs, geldt de norm voor beide betreffende onderwijssoorten.

Artikel 8. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

De betaling van het gehele subsidiebedrag vindt plaats binnen 2 maanden nadat de subsidie is verleend.

Artikel 9. Besteding en verantwoording

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie vastgesteld en verstrekt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. De minister betaalt het subsidiebedrag ineens. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, wordt de subsidie vastgesteld en verstrekt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. De minister betaalt het subsidiebedrag ineens. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G1. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 10. Activiteitenverslag ten behoeve van evaluatie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Met het oog op evaluatie van de subsidie verstrekt de subsidieontvanger een activiteitenverslag, dat een overzicht bevat van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 2 Het activiteitenverslag wordt binnen twee maanden na afloop van de datum waarop de activiteiten moeten zijn uitgevoerd, gezonden aan: EP-Nuffic.

  • 3 Voor het model van het activiteitenverslag dient gebruik te worden gemaakt van het toepasselijke formulier zoals dit gepubliceerd staat op de website van EP-Nuffic (www.epnuffic.nl).

Artikel 11. Informatieplichten

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De subsidieontvanger werkt mee aan door of op verzoek van de Minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen. Tevens werkt de subsidieontvanger op verzoek van de Minister mee aan kennisdisseminatie en effectmeting.

  • 2 De subsidieontvanger informeert de Minister onverwijld schriftelijk indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart, aanzienlijk zijn vertraagd, gedeeltelijk zijn uitgevoerd of voortijdig worden beëindigd.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft voor zover het betreft besluiten die voor de vervaldatum zijn genomen.

Artikel 13. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Vios po en vo.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. Dekker

Naar boven