Vreemdelingencirculaire 2000 (D)

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-01-2018 t/m 31-03-2019

Vreemdelingencirculaire 2000 (D)

D1. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen

1. Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen die gelden voor vreemdelingen die een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a Vw aanvragen.

De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 45a, 45b, 45d Vw.

2. Beleidsregels

De IND wijst de aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen af als in ieder geval één van de in artikel 45b Vw genoemde gronden zich voordoet en de artikelen 3.124, 3.125 en 3.126 Vb hierop geen uitzondering maken.

De IND gaat bij te vroeg of te laat ingediende aanvragen uit van de regels zoals die zijn opgenomen voor de behandeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd respectievelijk de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd (zie paragraaf C2/10.1 en C5/2 Vc).

2.1. De duur van het ononderbroken verblijf in Nederland

De IND wijst een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen niet af op grond van artikel 45b, tweede lid, aanhef en onder a, als de vreemdeling direct voorafgaande aan het moment van het nemen van het besluit vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf heeft.

2.2. De aard van het verblijfsrecht

De IND neemt aan dat sprake is van een verblijfsrecht van tijdelijke aard als bedoeld in artikel 45b, eerste lid, onder a, Vw als de verblijfsvergunning is verleend onder een beperking als genoemd in artikel 3.5, tweede lid, Vb, tenzij de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning ongelimiteerd kan worden verlengd.

De IND neemt aan dat sprake is van een formeel beperkt verblijfsrecht van de vreemdeling als bedoeld in artikel 45b, eerste lid, onder b, Vw als:

  • de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning; of

  • de vreemdeling verblijf heeft gedurende een bezwaar- of beroepsprocedure tegen de weigering een verblijfsvergunning te verlenen, verlengen of wijzigen en gedurende een bezwaar- of beroepsprocedure, gericht tegen een intrekking van een verblijfsvergunning.

Als de IND de verblijfsvergunning vervolgens alsnog verleent, dan beschouwt de IND de periode van verblijf gedurende de bezwaar- of beroepsprocedure (achteraf bezien) niet meer als formeel beperkt verblijfsrecht.

2.3. Middelen van bestaan

Als de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan ter hoogte van minimaal het normbedrag voor alleenstaanden als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, VV, telt de IND het duurzame, zelfstandig verworven inkomen van het gezinslid bij wie hij verblijft mee bij de berekening van de middelen van bestaan. In dat geval geldt het toepasselijke normbedrag voor gezinnen als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, aanhef en onder a, Vb. Een kind dat feitelijk niet langer bij een gezinslid verblijft omdat hij buitenshuis een volledige dagopleiding volgt (al dan niet met een studiebeurs), wordt geacht nog steeds bij dit gezinslid te verblijven.

2.4. Openbare orde of nationale veiligheid

De IND maakt gebruik van de bevoegdheid om een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen wegens gevaar voor de openbare orde dan wel nationale veiligheid af te wijzen, zoals bedoeld in artikel 45b, tweede lid, aanhef en onder d en e, Vw en artikel 3.125, tweede lid, Vb, tenzij dit in strijd is met internationale verplichtingen.

2.5. Inburgeringsvereiste

In aanvulling op artikel 3.96a, tweede lid, aanhef en onder b, Vb geldt dat de IND niet verlangt dat de vreemdeling gedurende acht jaar ononderbroken was ingeschreven in de GBA of rechtmatig in Nederland verbleef.

2.5.1. Ontheffing vanwege een psychische of lichamelijke belemmering of verstandelijke handicap

Op grond van artikel 3.96a, derde lid, Vb ontheft de IND de vreemdeling van de wettelijke verplichting het inburgeringsexamen te behalen als hij aantoont dat hij een zodanige psychische of lichamelijke belemmering of verstandelijke handicap heeft, dat hij binnen vijf jaren niet in staat is om het inburgeringsexamen te behalen.

2.5.2. Ontheffing met een beroep op de hardheidsclausule

Op grond van artikel 3.96a, vierde lid, Vb past de IND in ieder geval de hardheidsclausule toe als de vreemdeling ondanks aantoonbaar geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht het inburgeringsexamen te behalen.

In dit verband wordt verwezen naar paragraaf B9/8.1, ad 2 Vc.

De IND maakt in ieder geval geen gebruik van de in artikel 3.96a, vierde lid, Vb gegeven bevoegdheid als de vreemdeling stelt dat hij:

  • geen aanbod tot een inburgeringsvoorziening heeft gekregen;

  • geen inburgeringsvoorziening heeft opgelegd gekregen;

  • geen aanbod tot een taalkennisvoorziening heeft gekregen;

  • geen taalkennisvoorziening heeft opgelegd gekregen; of

  • nooit heeft geweten dat hij het inburgeringsexamen moet behalen.

2.6. Intrekking EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen

Voor het aannemen van frauduleuze verkrijging als bedoeld in artikel 45d, derde lid, aanhef en onder b, Vw en artikel 3.127, tweede lid, Vb is als regel opzet vereist. Hierbij is niet van belang of de gegevens door de aanvrager persoonlijk zijn verstrekt.

Naar boven