Onderzoeksprotocol aanlevering kostprijzen GRZ op basis van kostprijsmodel
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
1. Uitgangspunten
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
1.1. Doelstelling
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
Voor de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
tarieven vast van DBC-zorgproducten.
Voor de tarieven van de DBC-zorgproducten stelt de NZa de maximumtarieven vast op
basis van kostprijzen die gebaseerd zijn op werkelijke kosten die worden uitgevraagd
op basis van het kostprijsmodel. Het kostprijsmodel, dat als bijlage is gekoppeld
aan de beleidsregel ’Kostprijsberekening geriatrische revalidatiezorg (BR/CU-2112),
geeft inzicht in de totstandkoming van de kostprijzen en de wijze waarop deze berekend
en aangeleverd worden door de GRZ-instelling. De aanlevering van de kostprijsinformatie
gebeurt door middel van een aanleversjabloon met bijbehorende instructie.
De nadere regel (NR/CU-242) van de NZa verplicht instellingen om een externe accountant
onderzoek te laten verrichten naar de juistheid van de door die instelling berekende
kostprijsgegevens. Deze nadere regel (zie artikel 1: reikwijdte) is van toepassing op instellingen die geriatrische revalidatiezorg leveren.
Dit onderzoeksprotocol geeft richtlijnen voor het door een externe accountant van
de GRZ-instelling uit te voeren onderzoek naar de juistheid van de aangeleverde gegevens
door de GRZ-instelling inzake de kostprijzen.
1.2. Definities
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
De definities van begrippen in dit protocol zijn opgenomen in artikel 3 van de nadere
regel ‘Registratie en aanlevering kostprijzen geriatrische revalidatiezorg (kenmerk:
NR/CU-242).
1.3. Procedures
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
De werkwijze van het onderzoek naar de kostprijzen ziet er als volgt uit:
De GRZ-instelling vult het door de NZa beschikbaar gestelde aanleversjabloon in overeenkomstig
het kostprijsmodel en het terugkoppelsjabloon. Instellingen geven een externe accountant
opdracht tot het uitvoeren van een onderzoek naar de juistheid van de in het sjabloon
opgenomen gegevens.
Deze externe accountant hanteert het onderzoeksprotocol als kader voor zijn werkzaamheden.
Hij laat zich daarbij leiden door de geldende beroepsvoorschriften, in het bijzonder
de Verordening Gedragscode (VGC) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden
uit de Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA), delen 1 en 1A (NV COS), met name
COS 3.000. De instelling levert het definitieve door de externe accountant gewaarmerkte
aanleversjabloon, voorzien van een Assurance rapport, vóór de uiterlijke aanleverdatum
aan bij de NZa.
1.4. Leeswijzer
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
Hoofdstuk 1 geeft de uitgangspunten weer van het onderzoeksprotocol. Hoofdstuk 2 bevat
de kern van het onderzoeksprotocol en geeft het toetsingskader voor de externe accountant
van de GRZ-instelling weer.
In bijlage 2 is een modeltekst opgenomen voor een goedkeurend Assurance rapport. Bij een andersluidend
rapport past de accountant de inhoud van het rapport aan overeenkomstig de voorschriften
van de NV COS van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).
2. Onderzoeksaanpak
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
2.1. Doel en reikwijdte
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
De externe accountant onderzoekt in hoeverre de GRZ-instelling het kostprijsmodel
op een juiste wijze heeft gehanteerd en in hoeverre de gegevens zoals door de instelling
opgenomen in het aanleversjabloon voldoen aan het geldende normenkader zoals dat is
benoemd in het kostprijsmodel.
De externe accountant voert de assurance opdracht uit met inachtneming van dit onderzoeksprotocol.
Het kostprijsmodel geeft in samenhang met de instructie bij het aanleversjabloon,
aanwijzingen die zijn gericht op een controleerbare totstandkoming van de in het aanleversjabloon
opgenomen kostprijsinformatie.
Het onderzoek van de accountant mondt uit in een Assurance rapport bij het aanleversjabloon.
Uit dit Assurance rapport blijkt dat een redelijke mate van zekerheid wordt bereikt
dat het aanleversjabloon geen afwijkingen van materieel belang vertoont.
Het aanleversjabloon bevat een door de instelling opgestelde opgave, waarin onder
andere inzicht wordt gegeven in het aantal gerealiseerde eenheden productie in het
boekjaar en de nacalculatorische kostprijzen per kostendrager, uitgesplitst in de
voorgedefinieerde kostencategorieën.
In het Assurance rapport geeft de accountant een oordeel over de juistheid van de
gegevens zoals opgenomen in het aanleversjabloon. De eisen die aan deze gegevens worden
gesteld, dient de accountant op toereikende wijze in zijn werkprogramma op te nemen.
2.2. Onderzoeksaanpak
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
De onderzoeksaanpak is de primaire verantwoordelijkheid van de externe accountant.
Dit onderzoeksprotocol beoogt dan ook niet een aanpak van de assurance opdracht voor
te schrijven. Veelal baseert de externe accountant zich bij zijn onderzoek op een
(risico)analyse en komt hij op basis daarvan tot een optimale afweging van de in te
zetten onderzoeksmiddelen. Aangezien deze aanpak leidt tot maatwerk per instelling
is het voorschrijven van een aanpak ook niet mogelijk.
De accountant voert zijn onderzoek uit in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
Standaard 3000 ‘Assurance opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling
van historische financiële informatie’.
De accountant belast met het onderzoek van het aanleversjabloon dient zorg te dragen
voor een adequate onderzoeksaanpak en een op de instelling toegesneden werkprogramma.
2.3. Referentiekader
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
Als referentiekader voor de onderzoeksopdracht gelden de volgende documenten:
-
– De beleidsregel ‘Kostprijsberekening geriatrische revalidatiezorg’ (BR/CU-2112) met
daarbij als bijlage 1 het kostprijsmodel;
-
– De regeling ‘Registratie en aanlevering kostprijzen geriatrische revalidatiezorg’
(NR/CU-242);
-
– Aanleversjabloon met bijbehorende terugkoppelsjabloon.
Deze documenten zijn te vinden op de website van de NZa: http://www.nza.nl/zorgonderwerpen/zorgonderwerpen/ziekenhuiszorg/regelgeving/
2.4. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid (materialiteit)
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
De accountant dient zijn onderzoek zodanig in te richten dat een redelijke mate van
zekerheid wordt bereikt dat het aanleversjabloon geen afwijkingen van materieel belang
vertoont. Dit wil voor het onderhavige onderzoek zeggen dat het onderzoek met een
zodanig zekerheidsniveau moet worden uitgevoerd dat met 95% betrouwbaarheid gesteld
moet kunnen worden dat niet meer dan 5% van de aangeleverde gegevens onjuist of onzeker
is.
Voor de strekking van het Assurance rapport gelden de volgende toleranties, die uitgedrukt
zijn in een percentage van het totaal van de toegerekende kosten, volgens het kostprijsmodel:
|
Goedkeurend
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
Afkeurend
|
Fouten in het aanleversjabloon
|
≤ 3%
|
> 3% en ≤ 5%
|
n.v.t.
|
> 5%
|
Onzekerheden in het onderzoek
|
≤5%
|
> 5% en ≤ 10%
|
> 10%
|
n.v.t.
|
Gelet op de directe relatie van aantallen en geld is voor de in het aanleversjabloon
opgenomen aantallen eenheden kostendrager dezelfde materialiteit voor het totaal van
de verantwoorde aantallen eenheden kostendrager van toepassing. Met andere woorden;
de percentages in de bovenstaande tabel kunnen worden toegepast op bedragen, maar
ook op de aantallen eenheden kostendrager door deze te vermenigvuldigen met het betreffende
kostprijsbedrag en te relateren aan de totale toegerekende kosten.
De externe accountant rapporteert aan de instelling naar aanleiding van zijn bevindingen
en informeert de instelling daarbij over alle (eventueel) tijdens het onderzoek geconstateerde
onjuistheden en onzekerheden. De instelling brengt op basis hiervan correcties aan
in het aanleversjabloon. Het kan voorkomen dat het doorvoeren van correcties niet
mogelijk is, omdat bijvoorbeeld onzekerheden niet of niet voldoende nauwkeurig kunnen
worden gekwantificeerd. Het is van belang dat de instelling de gehanteerde veronderstellingen
en onzekerheden toelicht.
Er is sprake van een fout in het aanleversjabloon wanneer uit het verrichte onderzoek
is gebleken dat (een gedeelte van) de opgenomen gegevens niet in overeenstemming zijn
met één of meer van de voorschriften.
Er is sprake van een onzekerheid in het onderzoek wanneer onvoldoende en/of ongeschikte
assurance-informatie aanwezig is om te bepalen of (een gedeelte van) de gegevens wel
of niet in overeenstemming zijn met de voorschriften.
2.5. Nadere invulling toetsingscriteria
[Regeling vervallen per 10-04-2014]
De accountant dient vast te stellen dat de aangeleverde kostprijsinformatie op de
juiste wijze, overeenkomstig het kostprijsmodel, deze nadere regel (NR/CU-242) en
het terugkoppelsjabloon, is opgenomen in het aanleversjabloon. Aansluitingen met de
bronsystemen en eventuele bijzonderheden zijn toegelicht. Daarbij stelt de accountant
vast dat de gebruikte informatie zoveel mogelijk is ontleend aan, dan wel aangesloten
met de door de externe accountant gecontroleerde verantwoordingen over het boekjaar
2013:
De accountant stelt vast dat bij deze verantwoordingen een goedkeurende controleverklaring
(in het geval van de opleidingsplaatsen een Assurance rapport) is verstrekt. Indien
dat niet het geval is stelt de accountant vast dat dit door de GRZ-instelling is toegelicht
en overweegt hij de gevolgen hiervan voor het Assurance rapport bij het aanleversjabloon
kostprijsinformatie.
Voor de informatie die niet rechtstreeks aan deze gecontroleerde stukken kan worden
ontleend, dient door de accountant te worden vastgesteld dat de GRZ-instelling op
totaalniveau een aansluiting heeft gemaakt waarbij de verschillen zijn geanalyseerd
en toegelicht in het terugkoppelsjabloon.
Belangrijke aansluitingen zijn in dit kader:
-
– Het totaal van de gerealiseerde Fte’s en de daarin opgenomen aantallen FTe per behandelaar,
met de loonadministratie en financiële administratie.
-
– Het totaal van de gerealiseerde tijdsbesteding van de verschillende typen behandelaars
en de behandelvorm (zoals verpleegdag, dagbehandeling, poliklinische behandeling)
met de nacalculatiegegevens 2013. Aandachtspunt hierbij is het juist onderscheiden
van aanwezigheid en afwezigheid.
-
– Het totaal van de geregistreerde werkelijk bestede patiëntgebonden tijd en de verdeling
over directe en indirect patiëntgebonden tijd van de specialist ouderengeneeskunde
en de overige behandelaars (para-perimedici), met de nacalculatiegegevens 2013.
De accountant kan in het kader van de toepassing van dit protocol uitgaan van de juistheid
van dergelijke gegevens in bronsystemen die voor jaarrekeningdoeleinde zijn getoetst,
tenzij hij indicaties heeft dat de bronsystemen op het punt van de uitgevraagde kostprijsinformatie
onvoldoende betrouwbaar zijn. Als sprake is van onbetrouwbare indicaties zal de accountant
deze aspecten nader onderzoeken of, als dit niet mogelijk is, de gevolgen voor de
betrouwbaarheid van de kostprijsinformatie tot uitdrukking brengen in het Assurance
rapport.
In het terugkoppelsjabloon bij het onderzoeksprotocol zijn de door de GRZ instelling
in te vullen gegevens en de daarbij te maken aansluitingen per onderdeel weergegeven.
De accountant onderzoekt of het aanleversjabloon overeenkomstig de aanwijzingen in
het kostprijsmodel en het terugkoppelsjabloon is ingevuld en dat aansluitingen met
de brongegevens zijn vastgelegd en eventuele verschillen en bijzonderheden zijn toegelicht.