Regeling uitvoering GMO groenten en fruit

[Regeling vervallen per 15-07-2017.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 14-07-2017 t/m 14-07-2017

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 2 december 2013, nr. WJZ/13150516, houdende regels ten aanzien van de uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit (Regeling uitvoering GMO groenten en fruit)

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikelen 1 tot en met 3, 103 ter tot en met 103 octies, 122 tot en met 124, 125 bis, 125 ter, 125 quinquies en 193 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PBEU L 299);

Gelet op artikelen 19 tot en met 35, 50 tot en met 90, 96 tot en met 110, 113 tot en met 115, 117 tot en met 127 en 143 tot en met 148 Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PBEU L 157);

Gelet op artikelen 13, eerste lid, onderdeel b, 15 en 19, eerste lid, onderdeel a, van de Landbouwwet;

Besluit:

Deel 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Economische Zaken;

  • b. verordening 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PBEU 2013, L 347);

  • c. verordening 543/2011: Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PBEU 2011, L 157);

  • d. verordening 2100/94: Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PBEU 1994, L 227);

  • e. verordening 874/2009: Verordening (EG) nr. 874/2009 van de Commissie van 17 september 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad wat betreft de procedures voor het Communautair Bureau voor plantenrassen (PBEU 2009, L 251);

  • f. verordening 834/2007: Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PBEU 2007, L 189);

  • g. verordening 889/2008: Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PBEU 2008, L 250);

  • h. verordening 1857/2006: Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PBEU 2006, L 358);

  • i. richtlijn 2000/29: Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PBEU 2000, L 169);

  • j. richtlijn 2002/63: Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (PBEU 2002, L 187);

  • k. operationeel programma: het programma, bedoeld in artikel 33 van verordening 1308/2013;

  • l. uitvoeringsjaar: een jaar van uitvoering van een operationeel programma;

  • m. tussentijdse wijziging: een wijziging van het operationeel programma in de loop van het jaar als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van verordening 543/2011;

  • n. waarde afgezette productie: de waarde van de afgezette productie van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 50 van verordening 543/2011;

  • o. erkenningsaanvraag: een verzoek als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013;

  • p. erkenningsbesluit: een besluit van de minister op een verzoek als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013;

  • q. actiefonds: actiefonds als bedoeld in artikel 32 van verordening 1308/2013;

  • r. producentenorganisatie: door de minister erkende producentenorganisatie als bedoeld in artikel 152 van verordening 1308/2013;

  • s. unie van erkende producentenorganisaties: unie van erkende producentenorganisaties als bedoeld in artikel 156 van verordening 1308/2013;

  • t. subsidie: financiële steun van de Unie als bedoeld in artikel 34 van verordening 1308/2013;

  • u. steunaanvraag: een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening 543/2011;

  • v. gedeeltelijke betaling: gedeeltelijke betaling als bedoeld in artikel 72 van verordening 543/2011;

  • w. voorschotaanvraag: aanvraag als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van verordening 543/2011;

  • x. nationale strategie: nationale strategie als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van verordening 1308/2013;

  • y. nationaal kader: nationaal kader als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van verordening 1308/2013;

  • z. lid: een aangesloten producent als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder b) van Verordening (EG) nr. 543/2011;

  • aa. niet-producerend lid: een lid van een producentenorganisatie dat meer dan één teeltseizoen geen producten teelt waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

  • bb. verkoper: natuurlijke of rechtspersoon die door een producentenorganisatie is belast met de verkoop van producten van de leden van de producentenorganisatie waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

  • cc. areaalenquête: inventarisatie van een door een lid van de producentenorganisatie beteeld areaal en de door dit lid geteelde producten;

  • dd. aanvoerprognose: opgave door een lid van een producentenorganisatie van de hoeveelheid en aard van de producten die het lid in een door de producentenorganisatie te bepalen tijdvak bij de producentenorganisatie verwacht aan te voeren;

  • ee. project: een samenhangend geheel van activiteiten die subsidiabel zijn gesteld in deze regeling ter uitvoering van een strategisch doel dat door een producentenorganisatie wordt nagestreefd met haar operationeel programma;

  • ff. activiteit: een activiteit ter uitvoering van een project en een actie als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel h, van verordening 543/2011;

  • gg. goederenlogistiek: het verzamelen, ophalen, sorteren, opslaan, verpakken, transporteren en distribueren van het product;

  • hh. forfaitair standaardtarief: een vast of maximaal bedrag per eenheid dat wordt gebruikt om de te declareren bedragen vast te stellen;

  • ii. accountant: een accountant die is ingeschreven in het accountantsregister, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het Accountantsberoep;

  • jj. stadium af producentenorganisatie: het moment waarop er een verkooptransactie plaatsvindt door of namens de producentenorganisatie met een derde partij of een minder dan 90 procent dochteronderneming;

  • kk. denatureren: het ongeschikt maken voor menselijke consumptie.

  • ll. strategisch doel: een doelstelling als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 of een doel als bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011, dat een producentenorganisatie nastreeft met haar operationeel programma;

  • mm. gekwantificeerd streefdoel: gekwantificeerd streefdoel als bedoeld in artikel 55, derde lid, van verordening 543/2011;

  • nn. meetbaar streefdoel: meetbaar streefdoel als bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011;

  • oo. SWOT analyse: een bedrijfskundig model dat intern de sterktes en zwaktes en in de omgeving de kansen en bedreigingen analyseert.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De minister wordt aangewezen als bevoegde nationale autoriteit als bedoeld in artikel 38, onder b, van verordening 1308/2013.

  • 2 De minister wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 51, vierde lid, 63, eerste lid, 64, 65, derde lid, 66, tweede tot en met vierde lid, 69, eerste en vierde lid, 78, eerste lid, 85, tweede lid, 96, eerste lid, 98, eerste en derde lid, 104, tweede lid, 108, tweede en derde lid, 109, zesde lid, 143, onderdeel b, 146, eerste lid, 147, 148 en bijlage IX, onderdeel 1, vijfde gedachtestreepje, van verordening 543/2011.

  • 3 De minister wordt aangewezen als lidstaat als bedoeld in de artikelen 32, tweede lid, 33, 34, vierde lid, 36, eerste en tweede lid, artikel 152, eerste en derde lid, artikel 154, eerste, tweede en derde lid van verordening 1308/2013 en de artikelen 20, 21, 22, eerste lid, 23, 28, tweede lid, 29, tweede lid, 30, 31, 33, eerste lid, 34, 35, tweede lid, 50, vierde lid, 51, tweede en zesde lid, 52, 54, eerste lid, 55, vierde lid, 56, eerste lid, 57, 60, tweede en zesde lid, 62, eerste en derde lid, 63, eerste lid, 65, eerste lid, 66, eerste en vierde lid, 68 eerste en tweede lid, 70, 71, eerste tot en met derde en zesde lid, 72, 73, 78, tweede en derde lid, 80, 83, eerste lid, 85, eerste en vierde lid, 86, eerste lid, 87, 89, eerste en tweede lid, 90, eerste en vierde lid, 96, vijfde lid, 97, 98, tweede lid, 99, 100, 101, 104, eerste lid, 105, eerste en derde lid, 106, eerste, derde en vierde lid, 107, eerste, tot en met derde lid, 108, eerste en derde lid, 109, eerste lid, 110 tot en met 115, 117, tweede lid, 125, derde lid,127, tweede lid, 132, tweede lid, 143, 144, 146, tweede, vierde en vijfde lid en bijlage IX, onderdelen 1 en 2, van verordening 543/2011.

Deel 2. Erkenningen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Hoofdstuk 1. Erkenning van producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Titel 1. Erkenningsvereisten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Afdeling 1. Rechtspersoonlijkheid

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De rechtspersoonlijkheid van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013 blijkt uit:

  • a. een in het handelsregister neergelegd authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de producentenorganisatie, of

  • b. een in het handelsregister van de Kamer van Koophandel neergelegd authentiek afschrift van de statuten van de producentenorganisatie, en

  • c. een inschrijving bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Afdeling 2. Lidmaatschap

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Van een producentenorganisatie kunnen lid zijn:

  • a. een natuurlijk persoon;

  • b. een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 Burgerlijk Wetboek of een rechtspersoon naar buitenlands recht, of

  • c. een in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Het minimumaantal leden en de minimale waarde afgezette productie, bedoeld in artikel 154, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1308/2013 bedraagt:

    • a. voor producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2008 tenminste vijf leden, met een gezamenlijke waarde van de afgezette productie van € 100.000;

    • b. voor producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2008 tenminste tien leden, met een gezamenlijke waarde van de afgezette productie van € 25.000.000.

  • 2 Rechtspersonen die eigendom zijn van één natuurlijke persoon worden bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag gezamenlijk door de minister aangemerkt als één lid.

  • 3 Indien een lid van een producentenorganisatie een rechtspersoon is waarbij meerdere producenten zijn aangesloten, kan de minister besluiten deze producenten bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag mee te tellen bij de bepaling van het aantal leden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Producentenorganisaties houden een ledenlijst bij volgens een door de minister vastgesteld model, dat verkrijgbaar is bij de minister.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Het lidmaatschap van een producentenorganisatie duurt minimaal één jaar en treedt in werking op een door het bestuur van de producentenorganisatie te bepalen tijdstip.

  • 2 Aspirant leden verzoeken de producentenorganisatie schriftelijk om lidmaatschap en verklaren in dit verzoek:

    • a. de statuten van de producentenorganisatie na te leven;

    • b. niet bij een andere erkende producentenorganisatie te zijn aangesloten voor het product waarvoor de producentenorganisatie is erkend, en

    • c. geen product waarvoor de producentenorganisatie is erkend buiten de producentenorganisatie om te zullen afzetten.

  • 3 Een producentenorganisatie bepaalt in haar statuten dat het lidmaatschap kan worden opgezegd met ingang van 1 januari met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste drie maanden en ten hoogste zes maanden.

  • 4 De bevestiging van lidmaatschap en opzegging van lidmaatschap, alsmede de datum waarop het lidmaatschap en de opzegging in werking treedt, wordt door de producentenorganisatie schriftelijk aan het lid meegedeeld.

  • 5 Bepalingen omtrent de minimumduur, opzeggingsdata en inwerkingtreding van opzegging van het lidmaatschap zijn niet van toepassing in geval van:

    • a. overlijden van het lid;

    • b. faillissement van het lid;

    • c. toepassing van het sanctiereglement van de producentenorganisatie inzake royement, en

    • d. indien dit redelijkerwijs niet van het lid of coöperatie gevergd kan worden.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Een producentenorganisatie kan niet-producerende leden hebben, indien in de statuten van de producentenorganisatie wordt bepaald dat deze leden:

  • a. reeds aangesloten waren bij de producentenorganisatie vóór zij gedurende meer dan één productieseizoen geen producten meer teelden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

  • b. opgenomen worden in een afzonderlijke ledenadministratie, en

  • c. niet mogen deelnemen aan de stemming van de algemene vergadering over besluiten inzake het actiefonds van de producentenorganisatie.

Afdeling 3. Verplichtingen voor producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties tonen aan dat zij voldoen aan artikel 152, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1308/2013 aan de hand van:

    • a. de oprichtingsakte van de producentenorganisatie, en

    • b. de notulen van de eerste vergadering of oprichtingsvergadering van de producentenorganisatie.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2008.

  • 3 De producentenorganisaties, bedoeld in het tweede lid, worden geacht te voldoen aan het vereiste van artikel 152, onderdeel b, van verordening 1308/2013.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Een afnemer van producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend is ingevolge artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 geen lid van het bestuur of de Raad van Commissarissen van de producentenorganisatie.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties verbieden hun leden op grond van artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 om activiteiten te ontplooien die het vermoeden doen ontstaan dat de verkoop van het product waarvoor zij bij de producentenorganisatie zijn aangesloten niet uitsluitend via de producentenorganisatie verloopt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties bepalen op grond van artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 op welke moment leden hun product aan de producentenorganisatie ter verkoop aanbieden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties verplichten hun leden op grond van artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 om aan de producentenorganisatie:

    • a. melding te doen van eigendomsbelangen in ondernemingen die door het lid geproduceerde producten verkopen, indien het lid voor deze producten is aangesloten bij de producentenorganisatie, en

    • b. aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan te tonen dat binnen de in het eerste lid bedoelde ondernemingen is verzekerd dat het lid:

      • geen invloed kan uitoefenen op het vaststellen van de verkoopvoorwaarden door de ondernemingen van de producten waarvoor het lid bij de producentenorganisatie is aangesloten, en

      • geen invloed kan uitoefenen op besluiten aangaande commerciële relaties en het prijsbeleid van de ondernemingen.

  • 2 Producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting uiterlijk op 1 januari 2015 op in hun statuten.

  • 3 Producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting op in hun statuten.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties stellen voorschriften vast voor de controle op de naleving van hun statuten door hun leden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten ten aanzien van de controle op de naleving door hun leden van artikel 160 van verordening 1308/2013 voor de door de producentenorganisatie gedurende het jaar uit te voeren controles tenminste:

    • a. een systematische vergelijking per producent van areaalenquêtes en aanvoerprognoses met de daadwerkelijk aan de producentenorganisatie geleverde hoeveelheden gedurende het kalenderjaar;

    • b. een verificatie van de door de leden verstrekte areaalenquêtes en aanvoerprognoses door middel van bezoek door de producentenorganisatie aan de leden gedurende het jaar;

    • c. een periodieke vergelijking van de aanvoerprognoses en de daadwerkelijke aanvoer met een door de producentenorganisatie, op basis van statistische normen of ervaringscijfers, vast te stellen normstelling per areaal;

    • d. een registratie van de op basis van de onderdelen a tot en met c aangetroffen verschillen en de daarvoor door het lid gegeven verklaring, en

    • e. een registratie van de door de producentenorganisatie getroffen acties naar aanleiding van op grond van onderdeel d onverklaarde verschillen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten voor de door de producentenorganisatie na afloop van het kalenderjaar uit te voeren controles minimaal:

    • a. een verplichting voor ieder lid om uiterlijk voor 1 mei na afloop van het kalenderjaar schriftelijk aan de producentenorganisatie te verklaren:

      • hoeveel product hij dat jaar geproduceerd heeft;

      • hoeveel product hij bij derden heeft ingekocht;

      • hoeveel product hij via de producentenorganisatie verkocht heeft;

      • hoeveel product hij op grond van artikel 26 bis van verordening 543/2011 buiten de producentenorganisatie om verkocht heeft;

      • dat hij, uitgezonderd de verkoop op grond van artikel 26 bis van verordening 543/2011, geen door hem geteelde producten waarvoor hij bij de producentenorganisatie is aangesloten buiten de producentenorganisatie verkocht heeft, en

      • dat hij bij verkoop op grond van artikel 26 bis van verordening 543/2011 de daaraan door de producentenorganisatie gestelde voorwaarden heeft nageleefd;

    • b. een vergelijking van informatie uit de in onderdeel a bedoelde verklaringen met de omzetgegevens van het lid;

    • c. een onderzoek door de producentenorganisatie naar de, op basis van de op grond van onderdeel b uitvoerde vergelijking, geconstateerde verschillen tussen de eigen verklaringen en de omzetgegevens van het lid;

    • d. een verplichting tot het instellen van een accountantsonderzoek naar op grond van onderdeel c onvoldoende verklaarde verschillen;

    • e. een registratie van de uitkomsten van het in onderdeel d bedoelde accountantsonderzoek, en

    • f. een registratie van de opvolging van de uitkomsten van het in onderdeel e bedoelde accountantsonderzoek door de producentenorganisatie, waaronder sanctionering van de betreffende leden.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om de juistheid van in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verklaring te laten onderzoeken door een accountant door middel van een COS 4400 onderzoek.

  • 5 Het in het vierde lid bedoelde onderzoek betreft:

    • a. de leden die verzuimd hebben voor 1 juni na afloop van het kalenderjaar de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde eigen verklaring te verstrekken;

    • b. de leden waarbij door de producentenorganisatie of door controle-instanties in het jaar voorafgaand aan het controlejaar is vastgesteld dat zij artikel 160 van verordening 1308/2013 niet hebben nageleefd;

    • c. de leden waarbij door de producentenorganisatie in het voorafgaande kalenderjaar is vastgesteld dat verschillen tussen areaalgegevens en omzetgegevens onvoldoende konden worden verklaard, en

    • d. minimaal 2 procent van de leden van de producentenorganisatie, met een minimum van één lid, die niet reeds op grond van onderdelen a tot en met c deel uit maken van het onderzoek.

  • 6 Indien de accountant bij meerdere leden in deze deelwaarneming afwijkende bevindingen constateert treft de producentenorganisatie afhankelijk van de aard van de afwijkingen passende maatregelen.

  • 7 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om jaarlijks de betrouwbaarheid van het door haar opgezette systeem van controle op de naleving door hun leden van het vereiste van artikel 160 van verordening 1308/2013 te evalueren aan de hand van de uitkomsten van het in het vierde lid bedoelde onderzoek.

  • 8 Producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting uiterlijk op 1 januari 2015 op in hun statuten.

  • 9 Producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting op in hun statuten.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie stelt voorschriften vast voor sanctionering van niet naleving van hun statuten door hun leden die, behoudens gevallen van overmacht, tenminste bepalen dat:

    • a. bij een eerste overtreding van de statutaire verplichtingen ter uitvoering van artikel 160 van verordening 1308/2013, artikel 26 bis van verordening 543/2011 en de artikelen 10, 11, 12, en 13 het lid minimaal een schriftelijke waarschuwing krijgt;

    • b. bij een tweede overtreding begaan binnen vijf jaar na het begaan van de eerste overtreding bedoeld in onderdeel a, minimaal een boete aan het lid wordt opgelegd en deze boete daadwerkelijk wordt geïncasseerd, en

    • c. leden bij alle vervolgovertredingen begaan binnen vijf jaar na het begaan van de eerste overtreding bedoeld in onderdeel a, worden geroyeerd.

  • 2 Producentenorganisaties administreren alle geconstateerde overtredingen van hun statutaire verplichtingen en aan hun leden opgelegde sancties.

  • 3 Producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting uiterlijk op 1 januari 2015 op in hun statuten.

  • 4 Producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting op in hun statuten.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties beschikken op grond van artikel 23, onderdeel a, van verordening 543/2011 tenminste over een deugdelijk en accuraat systeem van areaalenquêtes en aanvoerprognoses.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties beschikken op grond van artikel 154, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 tenminste over een volledige beschrijving van de interne organisatie en van de administratieve en interne beheersing van:

  • a. de verkoop en prijsbepaling;

  • b. de goederenlogistiek;

  • c. de financiële administratie;

  • d. de beoordeling van investeringen en uitgaven waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • e. het aannemen van nieuwe leden en het beëindigen van het lidmaatschap;

  • f. het vergaren van informatie van de leden en de verwerking van mutaties daarin, waaronder de controle op de juistheid van de ledenlijst;

  • g. de beoordeling van areaalenquêtes en aanvoerprognoses, waaronder de vergelijking met realisaties;

  • h. de controle op naleving van artikel 160 van verordening 1308/2013 door de leden waaronder het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 26 bis van verordening 543/2011;

  • i. het opleggen van sancties, en

  • j. het uitbesteden van activiteiten als bedoeld in artikel 155 van verordening 1308/2013.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie beschikt op grond van artikel 154, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 over een redelijk niveau van vermogen en liquiditeit.

  • 2 Een negatief vermogen wordt door de producentenorganisatie, op grond van artikel 154, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 binnen één kalenderjaar aangevuld.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie beschikt ten behoeve van het commercieel en budgettair beheer van hun activiteiten, bedoeld in artikel 153, tweede lid, onderdeel f, van verordening 1308/2013, met ingang van 1 januari 2013 op grond van artikel 23 van verordening 543/2011 over een eigen, als zodanig kenbare, kantoorruimte die beschikt over een eigen opgang, welke niet door ruimtes van een afnemer of een lid van de producentenorganisatie leidt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kantoorruimte is eigendom van de producentenorganisatie of wordt door de producentenorganisatie gehuurd.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties maken voor hun financieel administratieve werkzaamheden, waaronder het factureren naar afnemers en leden en het opstellen van budgetten, gebruik van eigen personeel.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het opstellen van jaarrekeningen en fiscale zaken.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties tonen op grond van artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan dat zij de verkoopvoorwaarden, en meer in het bijzonder de verkoopprijzen, voor de producten van haar leden waarvoor zij is erkend daadwerkelijk kan bepalen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde schriftelijke bewijsstukken tonen aan:

    • a. welke verkoper er binnen of door de producentenorganisatie belast is met de verkoop van de producten van de leden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • b. wat de taak of opdracht van de in onderdeel a bedoelde verkoper is;

    • c. op welke wijze de in onderdeel a bedoelde verkoper door de producentenorganisatie wordt aangestuurd;

    • d. welke aanwijzingen de in onderdeel a bedoelde verkoper van de producentenorganisatie gekregen heeft voor het voeren van onderhandelingen over de verkoopvoorwaarden;

    • e. op welke wijze de in onderdeel a bedoelde verkoper achteraf verantwoording aflegt aan de producentenorganisatie over de gerealiseerde verkoopvoorwaarden, en

    • f. dat de in onderdeel e bedoelde verantwoording daadwerkelijk wordt afgelegd.

  • 3 De producentenorganisatie legt haar afzetbeleid vast in een besluit van het bestuur dat door de algemene vergadering wordt goedgekeurd.

  • 4 De producentenorganisatie bepaalt op welke locatie of welke locaties het aanbod van de producten van haar leden fysiek geconcentreerd wordt.

  • 5 Het afzetbeleid van de producentenorganisatie wordt jaarlijks door haar bestuur geëvalueerd en deze evaluatie wordt jaarlijks door de algemene vergadering van de producentenorganisatie besproken en geaccordeerd.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Artikel 155 van verordening 1308/2013 is van toepassing op de activiteiten van de producentenorganisatie die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de producentenorganisatie, bedoeld in de artikelen 152 en 154 van verordening 1308/2013.

  • 2 Wanneer een producentenorganisatie de in het eerste lid bedoelde activiteiten heeft uitbesteed toont de producentenorganisatie op grond van artikel 155 van verordening 1308/2013 door middel van door het bestuur en de algemene vergadering geaccordeerde schriftelijke bewijsstukken aan:

    • a. welke activiteiten worden uitbesteed;

    • b. waarom deze activiteiten niet door de producentenorganisatie zelf worden uitgevoerd;

    • c. aan wie deze activiteiten worden uitbesteed;

    • d. waarom tot de keuze voor uitbesteding aan de in onderdeel c bedoelde entiteit is gekomen, en

    • e. welke afspraken er met de in onderdeel c bedoelde entiteit zijn gemaakt.

  • 3 De producentenorganisatie toont op grond van artikel 27, tweede lid, van verordening 543/2007 aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan op welke wijze de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde entiteit:

    • a. door de producentenorganisatie wordt aangestuurd bij de uitvoering van de aan haar uitbestede activiteiten, en

    • b. verantwoording aflegt aan de producentenorganisatie over de uitvoering van de aan haar uitbestede activiteiten.

  • 4 Wanneer een producentenorganisatie verkoopactiviteiten uitbesteedt, toont zij aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan dat zij minimaal één maal per week met de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde entiteit overlegt over de te hanteren verkoopvoorwaarden, waaronder de verkoopprijs.

  • 5 De keuze voor uitbesteding wordt jaarlijks per geval door het bestuur van de producentenorganisatie geëvalueerd en deze evaluatie wordt jaarlijks door de algemene vergadering besproken en geaccordeerd.

  • 6 Activiteiten van de producentenorganisatie die niet worden uitbesteed aan haar leden zijn:

    • a. verkoop van de producten van haar leden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • b. controle op de naleving van de leveringsplicht;

    • c. commercieel en budgettair beheer;

    • d. boekhouding en facturering, en

    • e. kennis van productie van de leden.

  • 7 Activiteiten van de producentenorganisatie die alleen kunnen worden uitbesteed aan dochterondernemingen die voor meer dan 90 procent eigendom zijn van de producentenorganisatie zijn:

    • a. controle op de naleving van de leveringsplicht;

    • b. boekhouding en facturering, en

    • c. kennis van productie van de leden.

Afdeling 4. Eisen aan de statuten van producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties nemen in hun statuten op dat zij alle in artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder i, ii en iii, van verordening 1308/2013 genoemde doelstellingen nastreven en tonen aan dat zij uitvoering geven aan deze doelstellingen.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De statuten van producentenorganisaties bepalen op grond van artikel 153, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 dat:

    • a. bij een producentenorganisatie met meer dan 10 leden een lid niet meer dan 10 procent van de stemmen van de algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft, en

    • b. bij een producentenorganisatie met minder dan 10 leden een lid maximaal 20 procent van de stemmen van de algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft.

  • 2 De percentages genoemd in het eerste lid omvatten tevens volmachten.

  • 3 Indien een natuurlijk persoon, afgezien van volmachten, bevoegd is om te stemmen voor meerdere leden, geldt het in het eerste lid genoemde maximum percentage van de stemmen voor deze rechtspersonen gezamenlijk.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een producentenorganisatie kan haar leden slechts toestemming als bedoeld in artikel 26 bis van verordening 543/2011 verlenen indien deze mogelijkheid in haar statuten is opgenomen.

  • 2 Indien een producentenorganisatie haar leden toestaat gebruik te maken van de uitzondering, bedoeld in artikel 26 bis van verordening 543/2011, stelt de producentenorganisatie voorschriften vast inzake:

    • a. de procedure voor verlening van de toestemming;

    • b. de algemene voorwaarden voor verlening van de toestemming, bedoeld in artikel 26 bis van verordening 543/2011, en

    • c. de rapportageverplichtingen bij het gebruik van de toestemming.

  • 3 Een producentenorganisatie verleent toestemming als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en per individueel geval voordat gebruik wordt gemaakt van de uitzondering, bedoeld in artikel 26 bis van verordening 543/2011.

  • 4 Indien een producentenorganisatie aan een toestemming als bedoeld in het eerste lid specifieke voorwaarden verbindt, worden deze voorwaarden in de toestemming vermeld.

  • 5 Het percentage, bedoeld in artikel 26 bis, eerste lid, van verordening 543/2011 wordt vastgesteld op maximaal 25 procent.

  • 6 Een marginaal deel van het volume van de verhandelbare productie, bedoeld in artikel 26 bis, tweede lid, van verordening 543/2011, bedraagt:

    • a. maximaal 5 procent van het volume van de verhandelbare productie van de producentenorganisatie, en

    • b. maximaal 25 procent van het volume van de verhandelbare productie van het lid waar de toestemming aan wordt verleend.

  • 7 Producten die normaliter niet onder de handelsactiviteiten van de producentenorganisatie vallen, bedoeld in artikel 26 bis, derde lid van verordening 543/2011, zijn:

    • a. producten die niet onder het gebruikelijke productassortiment van de producentenorganisatie vallen, terwijl deze producten wel onderwerp zijn van de erkenning, of

    • b. producten welke gewoonlijk wel door de producentenorganisatie worden verkocht, maar door teeltmethode of variëteit afwijken van het gangbare productenpakket.

  • 7 Aan een lid mag door de producentenorganisatie slechts een toestemming als bedoeld in artikel 26 bis van verordening 543/2011 worden verleend voor in totaal maximaal 25% van de het volume van de verhandelbare productie van het lid.

  • 9 Toestemming als bedoeld in artikel 26 bis, onderdelen 2 en 3, van verordening 543/2011 die wordt verleend na 19 november 2012 kan telkens voor twee jaar worden verlengd.

Titel 2. Aanvraag en verlening erkenning

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Een erkenning als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013 wordt verleend indien de aanvrager kan aantonen dat hij voldoet aan de op grond van de artikelen 152, 153, 154 en 155 van verordening 1308/2013 en titel 1 van deze afdeling gestelde eisen.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een verzoek om erkenning omvat ter uitvoering van artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013 de volgende stukken:

    • a. de oprichtingsakte en statuten;

    • b. het huishoudelijk reglement;

    • c. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • d. notulen van de oprichtingsvergadering;

    • e. het meerjarenplan;

    • f. de bestuursnotitie omtrent de afzet en aanbodbundeling;

    • g. de bestuursnotitie omtrent de uitbesteding van activiteiten;

    • h. de ledenlijst;

    • i. indien aanwezig de jaarrekeningen van de producentenorganisatie over de afgelopen drie boekjaren;

    • j. de beschrijving van de administratieve organisatie en interne beheersing, bedoeld in artikel 16;

    • k. de beschrijving van de samenstelling van het bestuur;

    • l. de procuratieregeling;

    • m. het autorisatieschema;

    • n. een organogram;

    • o. de bevoegdhedenmatrix en parafenlijst;

    • p. een beschrijving van de ondernemingsstructuur en dochterondernemingen, en

    • q. een beschrijving van de goederenlogistiek.

  • 2 Indien dit nodig is voor de beoordeling van het verzoek om erkenning, bedoeld in artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013 kan de minister de producentenorganisatie verzoeken om aanvullende schriftelijke bewijsstukken.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Indien de minister op grond van artikel 26, tweede lid, aanvullende bewijsstukken opvraagt wordt de in artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013 bedoelde termijn opgeschort tot de op grond van artikel 26, tweede lid, verzochte aanvullende bewijsstukken door de producentenorganisatie aan de minister zijn overlegd.

Titel 3. Informatie -en rapportageverplichtingen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De producentenorganisatie informeert de minister onverwijld over:

  • a. wijzigingen in hun statuten;

  • b. wijzigingen in hun organisatiestructuur, en

  • c. voornemens tot fusie of samenwerking.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks voor 1 maart de volgende stukken aan de minister:

    • a. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b. de verslagen van de in het afgelopen boekjaar gehouden algemene vergaderingen;

    • c. een beschrijving van het afzetbeleid en de evaluatie, bedoeld artikel 20, vijfde lid;

    • d. de evaluatie, bedoeld in artikel 13, zevende lid;

    • e. de evaluatie, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, en

    • f. de jaarrekening over het afgelopen boekjaar.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt, indien de statuten of de huishoudelijke reglementen van de producentenorganisatie gedurende een kalenderjaar gewijzigd zijn, voor 1 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de wijziging heeft plaatsgevonden aan de minister de gewijzigde statuten of de gewijzigde huishoudelijke reglementen van de producentenorganisatie.

  • 3 De producentenorganisatie rapporteert jaarlijks uiterlijk op 1 juni van het eerste jaar na het jaar waarop de controles, bedoeld in artikel 13, derde lid, betrekking hebben, aan de minister:

    • a. de namen van bij de producentenorganisatie aangesloten leden die weigeren om de in artikel 13, derde lid, onderdeel a, bedoelde verklaring te overleggen;

    • b. de namen van bij de producentenorganisatie uitgetreden leden die weigeren om de verklaring, bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel a, te overleggen;

    • c. de voorlopige bevindingen van de producentenorganisatie over de naleving van artikel 160 van verordening 1308/2013 door haar leden, en

    • d. de door de producentenorganisatie opgelegde sancties wegens niet naleving van artikel 160 van verordening 1308/2013 door haar leden.

  • 4 De producentenorganisatie rapporteert jaarlijks uiterlijk op 1 april van het tweede jaar na het jaar waarop het in artikel 13, vierde lid, bedoelde onderzoek betrekking heeft aan de minister:

    • a. de aantallen producenten per productgroep die aan een onderzoek door een accountant als bedoeld in artikel 13, vierde lid, zijn onderworpen, alsmede hun afzonderlijke omzetcijfers;

    • b. de door de accountant op grond van het in artikel 13, vierde lid, bedoelde onderzoek gerapporteerde afwijkende bevindingen, en

    • c. de door de producentenorganisatie naar aanleiding van de in onderdeel b bedoelde afwijkende bevindingen getroffen of te treffen corrigerende maatregelen.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks uiterlijk op 1 juni, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de minister een samenvattend overzicht van:

    • a. de door de leden op grond van artikel 13, derde lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°, aan de producentenorganisatie verstrekte informatie;

    • b. het areaal van de leden van de producentenorganisatie;

    • c. de door de leden van de producentenorganisatie geteelde gewassen;

    • d. de hoeveelheden product waarvoor aan de leden een toestemming op grond van artikel 26 bis van verordening 543/2011 is verleend, en

    • e. de omzet van de producentenorganisatie.

Hoofdstuk 2. Erkenning van unies van producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Alleen een erkende producentenorganisatie kan lid zijn van een unie van producentenorganisatie.

  • 2 Een unie van producentenorganisatie bestrijkt de totale groep van producten waarvoor zij is erkend.

  • 3 De minister kan ontheffing verlenen voor de in het tweede lid gestelde voorwaarde.

  • 4 Een unie van producentenorganisaties is verplicht een operationeel programma of een operationeel deelprogramma in te dienen en ten uitvoer te leggen.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De artikelen 6, 16, 17 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing op unies van producentenorganisaties.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Een erkenning als bedoeld in artikel 156 van verordening 1308/2013 wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de op grond van artikel 156 van verordening 1308/2013, hoofdstuk III, sectie 3, van verordening 543/2011 en de in artikelen 30 en 31 gestelde eisen.

Deel 3. Actiefonds

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Hoofdstuk 1. Vaststellen van de waarde afgezette productie

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De referentieperiode voor het bepalen van de waarde van de afgezette productie, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van verordening 543/2011, is het kalenderjaar twee jaar vóór het uitvoeringsjaar waarvoor de waarde afgezette productie wordt vastgesteld.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Bij het bepalen van de waarde van de afgezette productie mogen de producten worden meegenomen, voor zover het producten betreft waarvoor de producentenorganisatie is erkend, die in de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, op het grondgebied van de Europese Unie zijn geproduceerd door:

    • a. de producentenorganisatie, of

    • b. leden die op 1 januari van het jaar van uitvoering van het operationeel programma bij de producentenorganisatie zijn aangesloten.

  • 2 Producten zijn geproduceerd door de producentenorganisatie of een lid van de producentenorganisatie als bedoeld in het eerste lid, wanneer de productie voor eigen rekening en risico van de producentenorganisatie of haar lid heeft plaatsgevonden.

  • 3 Ter uitvoering van artikel 50, zevende lid, onderdeel b, van verordening 543/2011 worden de kosten voor collectietransport en interlocatietransport buiten een zone van 50 kilometer vanaf de Nederlandse grens niet in aanmerking genomen bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie.

  • 4 In de waarde van de afgezette productie worden geen transportkosten naar de afnemer opgenomen, ongeacht of deze op de verkoopfactuur zijn vermeld.

  • 5 De producentenorganisatie controleert de naleving van het tweede lid en evalueert jaarlijks haar controlebeleid.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De waarde van de afgezette productie van leden die zijn toegetreden tot de producentenorganisatie gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie vanaf de datum die door het bestuur van de producentenorganisatie in haar schriftelijke bevestiging als bedoeld in artikel 6, vierde lid, is aangewezen als de datum waarop het lidmaatschap in werking treedt.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie kan bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie de waarde van de afgezette productie van leden in aanmerking nemen die:

    • a. gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend waren aangesloten bij een andere in Nederland erkende producentenorganisatie, en

    • b. na de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, voor zover deze leden voldoen aan het vereiste van artikel 34, eerste lid, onderdeel b.

  • 2 De waarde van de afgezette productie van de leden, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts door de nieuwe producentenorganisatie in aanmerking genomen indien de producentenorganisaties waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, de nieuwe producentenorganisatie uiterlijk op 15 november van het jaar waarvoor de waarde van de afgezette productie bepaald wordt:

    • a. een overzicht verstrekt van de waarde van de voor het individuele lid afgezette producten waarvoor het lid bij de nieuwe producentenorganisatie is aangesloten, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, en

    • b. een rapportage verstrekt van een extern accountant waarin de juistheid van het in onderdeel a bedoelde overzicht wordt bevestigd.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie kan voor de bepaling van de waarde van de afgezette productie in aanmerking nemen de waarde van de afgezette productie van leden die:

    • a. na de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, voor zover deze leden voldoen aan het vereiste van artikel 34, eerste lid, onderdeel b, en

    • b. gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33,

      • niet waren aangesloten bij een erkende producentenorganisatie, of

      • waren aangesloten bij een producentenorganisatie waarvan de erkenning nadien is ingetrokken.

  • 2 De waarde afgezette productie van de leden, bedoeld in het eerste lid, wordt in aanmerking genomen bij de bepaling van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie indien het lid de producentenorganisatie:

    • a. een overzicht verstrekt van de waarde van de afgezette productie van de producten waarvoor de producent bij de producentenorganisatie is aangesloten, en

    • b. een controleverklaring of rapportage naar aanleiding van een COS 4400 onderzoek van een extern accountant overlegd waarin wordt bevestigd dat de waarde die is opgegeven in het overzicht, bedoeld in onderdeel a:

      • juist is;

      • gerealiseerd is door de verkoop van producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

      • dat de betreffende producten voor eigen rekening en risico door de betreffende producent binnen het grondgebied van de Europese Unie zijn geproduceerd, en

      • geen BTW en transportkosten bevat.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie kan voor de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie in aanmerking nemen de waarde afgezette productie van leden die:

    • a. gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, waren aangesloten bij een in een andere lidstaat erkende producentenorganisatie, en

    • b. na de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, voor zover deze leden voldoen aan het vereiste van artikel 34, eerste lid, onderdeel b.

  • 2 De waarde afgezette productie van de in het eerste lid bedoelde leden wordt in aanmerking genomen bij het bepalen van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie indien de producentenorganisatie waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, de nieuwe producentenorganisatie:

    • a. een schriftelijke verklaring verstrekt over de waarde van de voor het individuele lid afgezette producten waarvoor het lid bij de nieuwe producentenorganisatie is aangesloten, of

    • b. een overzicht en controleverklaring of rapportage als bedoeld in artikel 37, tweede lid, onderdeel b, verstrekt.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De waarde van de afgezette productie die is gerealiseerd door verkoop van producten van leden die op 1 januari van het uitvoeringsjaar waarvoor de waarde van de afgezette productie wordt berekend en niet meer bij de producentenorganisatie zijn aangesloten, wordt aantoonbaar uit de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie verwijderd voor het betreffende jaar.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren en een controleverklaring afleggen, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, over de juistheid van de opgave van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie.

  • 2 Producentenorganisaties overleggen jaarlijks uiterlijk op 2 december aan de minister:

    • a. de definitieve opgave van de waarde van de afgezette productie, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, en

    • b. de in het eerste lid bedoelde controleverklaring.

Hoofdstuk 2. Beheer van het actiefonds

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 41

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De wijze van berekening van de financiële bijdragen aan het actiefonds, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, onder i, van verordening 1308/2013, wordt door de producentenorganisatie vastgelegd in haar statuten.

  • 2 De financiële bijdragen van de leden, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, onder i, van verordening 1308/2013, kunnen op basis van objectieve criteria worden onderscheiden.

  • 3 Ter uitvoering van artikel 53, tweede lid, van verordening 543/2011 wordt het besluit van de producentenorganisatie tot vaststelling van de bijdragen van de individuele leden en bijdragen uit de eigen middelen van de producentenorganisatie aan het actiefonds goedgekeurd door de algemene vergadering van de producentenorganisatie.

  • 4 In aanvulling op artikel 61 van verordening 543/2011 overlegt een producentenorganisatie voor 15 december van het jaar waarin een operationeel programma, of een wijziging als bedoeld in artikel 65 van verordening 543/2011 daarvan, voor goedkeuring is voorgelegd aan de minister bewijstukken waarmee wordt aangetoond dat de goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de wijze waarop de bijdragen van de individuele leden aan het actiefonds door de algemene vergadering van de producentenorganisatie, bedoeld in het derde lid, heeft plaatsgevonden.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 52 van verordening 543/2011 wordt door de producentenorganisatie voor het actiefonds:

    • a. een bankrekening geopend;

    • b. een grootboekrekening gereserveerd, of

    • c. een aparte kostenplaats aangemaakt.

  • 2 De afsluiting van het kwartaal of het jaar in de administratie van de grootboekrekening of bankrekening van het actiefonds van de producentenorganisatie sluit direct aan op kwartaalrapportage of de jaarrapportage.

  • 3 Het saldo van de eigen bijdrage van leden aan het actiefonds van de producentenorganisatie is op 14 februari van enig jaar groter dan of gelijk aan nul.

  • 4 De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren en, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een controleverklaring afleggen over:

    • a. de juistheid van de in het tweede lid bedoelde afsluiting, en

    • b. de naleving van de voorschriften inzake het beheer van het actiefonds, bedoeld in artikel 52 van verordening 543/2011.

Artikel 42a

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie informeert jaarlijks na afloop van het uitvoeringsjaar al haar leden in een algemene vergadering over de realisatie van het operationeel programma gedurende het voorgaande uitvoeringsjaar, in het bijzonder voor wat betreft:

    • a. de bedragen die per project over het uitvoeringsjaar zijn gerealiseerd;

    • b. welke investeringen van € 100.000 en hoger gedurende het uitvoeringsjaar op locatie van de producentenorganisatie zijn gerealiseerd, en

    • c. welke investeringen van € 50.000 en hoger gedurende het uitvoeringsjaar op andere locaties zijn gerealiseerd, onder vermelding van het adres van de locaties.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt aan de minister jaarlijks voor 1 juli na enig uitvoeringsjaar bewijsstukken waaruit blijkt dat het voldaan heeft aan haar informatieverplichting als bedoeld in het eerste lid.

Deel 4. Operationele programma’s

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Hoofdstuk 1. Eisen aan operationale programma’s

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 43

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties streven met hun operationeel programma minimaal elk van de volgende strategische doelen na:

    • a. verduurzaming, en

    • b. marktgericht produceren.

  • 2 Producentenorganisaties kunnen met hun operationeel programma tevens het strategisch doel versterking afzetstructuur nastreven.

  • 3 De gekwantificeerde streefdoelen zijn voor Nederland:

    • a. voor de strategische doelstelling verduurzaming voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 januari 2018:

      • vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;

      • het hergebruik van afvalstoffen;

      • het voorkomen van emissie van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten naar lucht, water en bodem;

      • het bevorderen van geïntegreerde productie, en

      • het bevorderen van omschakeling naar een biologische productiewijze;

    • b. voor het strategische doel marktgericht produceren voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020:

      • van de totale omzet van Nederlandse producentenorganisaties is op 31 december 2020 15% afkomstig uit de afzet van nieuwe producten of nieuwe concepten op bestaande markten of het aanboren van nieuwe afzetkanalen en markten;

      • een jaarlijkse toename van 2,5% van de omzet per areaal;

      • een toename van het aantal producten dat wordt afgezet in een hogere kwaliteitsklasse of met een onderscheidend kwaliteitslabel, en

      • een jaarlijkse groei van 5% van de omzet van biologisch gecertificeerde productie in groente en fruit.

    • c. voor de strategische doelstelling versterking afzetstructuur voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020:

      • verdergaande samenwerking tussen producentenorganisaties;

      • een toename van de organisatiegraad per subsector met 15% van het aangesloten areaal op 31 december 2020 ten opzichte van 1 januari 2014.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 59 van verordening (EU) nr. 543/2011, bevat een operationeel programma de visie van de producentenorganisatie voor de toekomst van de producentenorganisatie.

  • 2 In de visie van de producentenorganisatie, bedoeld in het eerste lid, is ten minste een beschrijving opgenomen van:

    • a. het toekomstbeeld dat de producentenorganisatie nastreeft en aan het einde van de looptijd van het operationeel programma wil hebben gerealiseerd, en

    • b. de wijze waarop dit toekomstbeeld past binnen de strategische doelstellingen bedoeld in artikel 43.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De beschrijving van de uitgangssituatie, bedoeld in artikel 59, onderdeel a, van verordening 543/2011 bevat een SWOT analyse waarin tenminste:

  • a. een beschrijving en onderbouwing is opgenomen van de sterke en zwakke punten van de producentenorganisatie, en

  • b. een beschrijving en onderbouwing is opgenomen van de kansen en bedreigingen voor de producentenorganisatie bij het realiseren van de visie, bedoeld in artikel 44, en de strategische doelen, bedoeld in artikel 43, van de producentenorganisatie.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

In de beschrijving van de doelen, bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011, onderbouwt de producentenorganisatie aan de hand van de SWOT analyse, bedoeld in artikel 45, de keuze om de strategische doelen, bedoeld in artikel 43, wel of niet na te streven met het operationeel programma.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De gedetailleerde beschrijving, bedoeld in artikel 59, onderdeel c, van verordening 543/2011, bevat per strategisch doel een plan dat de volgende onderdelen bevat:

    • a. de meetbare streefdoelen die de producentenorganisatie in het kader van het strategisch doel beoogt te realiseren;

    • b. een onderbouwing van de gekozen en niet gekozen meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie aan de hand van de SWOT analyse, bedoeld in artikel 45;

    • c. per meetbaar streefdoel van de producentenorganisatie:

      • een meetbare en controleerbare nulsituatie, voor zover mogelijk gebaseerd op de gemeenschappelijke uitgangsindicatoren, bedoeld in bijlage VIII van verordening 543/2011;

      • de percentages of cijfers, voor zover mogelijk uitgedrukt in dezelfde eenheid als de gekwantificeerde streefdoelen, die de producentenorganisatie aan het eind van de looptijd van het operationele programma nastreeft;

      • alle projecten waarmee de realisatie van het streefdoel van de producentenorganisatie wordt nagestreefd;

    • d. per project:

      • een omschrijving van het project;

      • een omschrijving en onderbouwing van de verwachte bijdrage, absoluut of relatief, van het project aan de realisatie van de meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie,

      • een onderbouwing van het vernieuwende karakter van het project, en

      • de subsidiabele activiteiten die in het kader van project worden ingezet om de meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie te realiseren;

    • e. per subsidiabele activiteit:

      • een omschrijving van de activiteit;

      • een omschrijving en onderbouwing van de verwachte bijdrage, absoluut of relatief, van de activiteit aan de realisatie van de meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie;

      • een onderbouwing van de subsidiariteit van de activiteit en de bijbehorende uitgavenposten;

      • per uitvoeringsjaar van het operationeel programma een planning van werkzaamheden voor de activiteit, en

      • per uitvoeringsjaar van het operationeel programma een begroting voor de activiteit onderbouwd aan de hand van:

        • i. minimaal drie kostenbegrotingen per uitgavenpost voor uitgavenposten die betrekking hebben op het eerste jaar van het operationeel programma, en

        • ii. minimaal één kostenbegroting per uitgavenpost voor uitgavenposten die betrekking hebben op de volgende jaren van het operationeel programma

  • 2 De meetbare streefdoelen:

    • a. sluiten geheel of gedeeltelijk aan bij de gekwantificeerde streefdoelen, en

    • b. dragen bij aan de realisatie van de gekwantificeerde streefdoelen.

  • 3 Een project heeft een vernieuwend karakter als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, onder 3°, wanneer de producentenorganisatie kan aantonen dat zij gedurende de looptijd van het voorafgaande operationele programma geen planmatige of bewuste activiteiten heeft ondernomen op het gebied van het betreffende project.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, onder 3° geldt het vereiste dat een project een vernieuwend karakter moet hebben niet voor:

    • a. maatregelen als bedoeld in artikel 19, onderdeel g, onder vi en vii, van verordening (EU) nr. 543/2011, en

    • b. het jaar 2017 voor activiteiten die subsidiabel zijn op grond van de artikelen 128 tot en met 131.

  • 5 De uitgavenposten die in het operationeel programma zijn opgenomen voor de jaren na het eerste jaar van het operationeel programma worden jaarlijks door middel van een verzoek tot wijziging van het operationeel programma, als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van verordening 543/2011, onderbouwd door middel van minimaal drie kostenbegrotingen per uitgavenpost.

  • 6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, onder 5°, en het vijfde lid, wordt een begroting voor een uitgavenpost voor activiteit waarvan de uitgaven in een uitvoeringsjaar worden geraamd op minder dan € 25.000 onderbouwd aan de hand van een enkele kostenbegroting.

  • 7 Indien een uitgavenpost voor een activiteit aantoonbaar niet door meer dan twee partijen kan worden uitgevoerd wordt een kostenbegroting, in afwijking van het eerste lid, onderdeel e, onder 5°, en het vijfde lid, onderbouwd met de beschikbare kostenbegrotingen.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Een operationeel programma dat is ingediend in 2015 heeft, in afwijking van artikel 33, eerste lid, van verordening 1308/2013, een maximale looptijd van 3 jaar.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Ter uitvoering van artikel 55, vijfde lid, van verordening 543/2011 betreffen de uitgaven van de uitvoering van het operationeel programma per project als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel d, maximaal 50 procent van het totale operationele programma.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 53, tweede lid, van verordening (EU) nr. 543/2011 wordt een operationeel programma of een verzoek tot wijziging van een operationeel programma als bedoeld in artikel 65 van verordening 543/2011 door de algemene vergadering van de producentenorganisatie goedgekeurd.

  • 2 In aanvulling op artikel 61 van verordening (EU) nr. 543/2011 overlegt een producentenorganisatie voor 15 december van het jaar waarin een operationeel programma of een wijziging daarvan voor goedkeuring is voorgelegd aan de minister bewijstukken waarmee wordt aangetoond dat de goedkeuring van het besluit tot goedkeuring van het operationeel programma of tot wijziging van een operationeel programma door de algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 2. Indienen en wijzigingen operationeel programma

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie dient het operationele programma als bedoeld in artikel 63, eerste lid, van verordening 543/2011, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, in voor 1 oktober.

  • 2 In afwijking van het eerste lid dient de producentenorganisatie een operationeel programma als bedoeld in artikel 63, eerste lid, van verordening 543/2011 in het jaar 2016 uiterlijk in om 23h59 op 17 oktober 2016.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een wijziging van een operationeel programma als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van verordening 543/2011 kan betrekking hebben op:

    • a. een wijziging in de meerjarenbegroting voor de volgende uitvoeringsjaren van het operationeel programma;

    • b. het toevoegen of laten vervallen van uitgavenposten voor activiteiten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma;

    • c. het toevoegen van streefdoelen, projecten of activiteiten aan het operationele programma voor de volgende jaren;

    • d. het laten vervallen van projecten of activiteiten in het operationele programma voor de volgende jaren,

    • e. het jaarbedrag van het actiefonds, en

    • f. de looptijd van het operationele programma.

  • 2 Een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 65, eerste lid, wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 3 In afwijking van artikel 65, eerste lid, van verordening 543/2011, dient de producentenorganisatie een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van verordening 543/2011 in het jaar 2016 uiterlijk in om 23h59 op 17 oktober 2016.

  • 4 Voor een operationeel programma dat is goedgekeurd voor 31 december 2016 en dat doorloopt na 1 januari 2017 is het toevoegen van activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, slechts mogelijk indien de activiteit subsidiabel is op grond van hoofdstuk 4 van dit deel.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een wijziging van een operationeel programma gedurende het jaar, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van verordening 543/2011, kan betrekking hebben op:

    • a. het toevoegen van nieuwe activiteiten aan bestaande projecten opgenomen in een goedgekeurd operationele programma, indien deze toevoeging voorafgaand aan het uitvoeringsjaar niet voorzienbaar was;

    • b. een overschrijding van de totale begroting voor een uitvoeringsjaar van een goedgekeurd operationeel programma;

    • c. een wijziging van de begroting voor een uitgavenpost voor een activiteit opgenomen in een goedgekeurd operationeel met meer dan 20%;

    • d. het verhogen van het jaarbedrag van het actiefonds met maximaal 25%;

    • e. het verlagen van het jaarbedrag van het actiefonds met maximaal 80%, en

    • f. het toevoegen van andere soorten financiële bijdragen aan het actiefonds dan oorspronkelijk goedgekeurd.

  • 2 De producentenorganisatie geeft ten aanzien van wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gemotiveerd aan:

    • a. waarom deze activiteit subsidiabel is;

    • b. welk strategisch doel deze activiteit ondersteunt;

    • c. hoe het begrote bedrag tot stand gekomen is;

    • d. waarom deze wijziging niet voorzienbaar was;

    • e. waarom het noodzakelijk is dat deze wijziging gedurende het jaar gedaan wordt, en

    • f. wat de gevolgen van deze wijziging zijn voor de uitvoering van het operationeel programma.

  • 3 Ten aanzien van de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, wordt door de producentenorganisatie aangetoond dat de wijziging geen afbreuk doet aan de strategische doelen en de meetbare streefdoelen van het operationele programma.

  • 4 De producentenorganisatie dient een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van verordening 543/2011 in op:

    • a. 1 februari van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • b. 1 mei van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • c. 1 augustus van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft, of

    • d. 31 oktober van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft.

  • 5 Voor een operationeel programma dat is goedgekeurd voor 1 januari 2016 en dat doorloopt na 1 januari 2017 is het toevoegen van activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, slechts mogelijk indien de activiteit subsidiabel is op grond van hoofdstuk 4 van dit deel.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Wijzigingen van de begroting voor activiteiten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma met minder dan 20% en het vervallen van activiteiten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma worden door de producentenorganisatie gemeld aan de minister op de data bedoeld in artikel 53, vierde lid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt een wijziging van de begroting als bedoeld in het eerste lid die ontstaat na 31 oktober van een uitvoeringsjaar aan de minister gemeld in de steunaanvraag, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening 543/2011, voor het betreffende uitvoeringsjaar.

  • 3 Een wijziging van de begroting voor een activiteit opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma met minder dan 20% als bedoeld in het eerste lid wordt door de producentenorganisatie onderbouwd aan de hand van kostenbegrotingen.

Hoofdstuk 3. Algemene voorschriften voor subsidiabele uitgaven

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Titel 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De uitgaven, bedoeld in dit hoofdstuk, zijn subsidiabel indien zij op grond van hoofdstuk 4 van dit deel subsidiabel worden gesteld.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in bijlage I, zijn niet subsidiabel.

  • 3 Ter uitvoering van artikel 58, derde lid van verordening 543/2011 is het steunniveau voor activiteiten die subsidiabel zijn op grond van hoofdstuk 4 van dit deel waarvoor door leden van de producentenorganisatie tevens subsidie kan worden aangevraagd op grond van verordening 1305/2013 niet hoger dan het steunniveau voor deze activiteiten op grond van verordening 1305/2013.

  • 4 Indien de producentenorganisatie kan aantonen dat haar leden voor de activiteiten, bedoeld in het derde lid, geen steun kunnen aanvragen op grond van verordening 1305/2013 kan het steunniveau dat voor deze activiteiten geldt op grond van verordening 1308/2013 worden toegepast.

Titel 2. Personeelskosten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 56

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Onder personeelskosten als bedoeld in punt twee van bijlage IX van verordening 543/2011 worden verstaan:

  • a. de loonkosten voor personeel in dienst van:

    • de producentenorganisatie, of

    • een dochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie;

  • b. de kosten voor het inhuren van gedetacheerd personeel en uitzendkrachten ingehuurd door de in onderdeel a genoemde ondernemingen, en

  • c. de arbeidskosten van:

    • een lid, indien het lid een natuurlijk persoon is, of

    • de eigenaar of directeur van een lid, indien het lid een rechtspersoon is.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Personeelskosten zijn subsidiabel voor maximaal:

  • 2 Uren worden alleen aan een activiteit toegerekend wanneer de producentenorganisatie aannemelijk maakt dat:

    • a. de uren aan de betreffende activiteit zijn besteed, en

    • b. de verhouding tussen de bestede uren en de omvang van de betreffende activiteit redelijk is.

  • 3 Personeelskosten voor managementactiviteiten en beheersmatige activiteiten zijn niet subsidiabel.

  • 4 Activiteiten van leden van de directie of het bestuur van een producentenorganisatie of een 90% zijn niet subsidiabel.

  • 5 De minister kan, op verzoek van een producentenorganisatie, in afwijking van het vierde lid, besluiten dat personeelskosten voor een lid van de directie of het bestuur subsidiabel zijn, indien het kosten betreft voor concrete en aantoonbare activiteiten ter uitvoering van een activiteit.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 2 Wanneer een lid van een producentenorganisatie meerdere eigenaren of directeuren heeft, geeft de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma aan welke eigenaar of directeur de activiteiten zal uitvoeren en welke personeelskosten daarvoor worden opgevoerd.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Onder vakbekwaam personeel als bedoeld in punt twee, onderdeel b, van bijlage IX van verordening 543/2011, wordt verstaan personeel met een werk- en denkniveau met minimaal het opleidingsniveau van het middelbaar beroepsonderwijs, dat is verkregen door:

    • a. een afgeronde opleiding, of

    • b. ervaring en specifieke vakkennis.

  • 2 De eisen omtrent vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, worden door de producentenorganisatie opgenomen in door de directie of het bestuur geaccordeerde functieprofielen, welke worden opgenomen in de administratieve organisatie van de producentenorganisatie.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma of een verzoek tot wijziging van een operationeel programma aan de minister, ter onderbouwing van de vakbekwaamheid van het personeel, bedoeld in het eerste lid:

    • a. de door de directie of het bestuur van de producentenorganisatie geaccordeerde functieprofielen, en

    • b. een volledige taakomschrijving per subsidiabele activiteit van het voor die activiteit ingezette personeel.

  • 4 De verplichting opgenomen in het derde lid is slechts van toepassing op een verzoek tot wijziging van een operationeel programma voor zover hiermee functies worden opgevoerd die niet eerder in het operationeel programma waren opgenomen.

  • 5 De minister kan, ter onderbouwing van de vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, schriftelijke bewijsstukken opvragen.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie houdt ter onderbouwing van de gewerkte uren, bedoeld in punt twee, onderdeel b, van bijlage IX van verordening 543/2011, een volledige urenadministratie bij die minimaal één keer per maand geparafeerd en gedateerd wordt door:

    • a. de betreffende medewerker, en

    • b. de projectleider of leidinggevende.

  • 2 Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie de urenadministratie bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De medewerker, bedoeld in het eerste lid onderdeel a, mag niet dezelfde persoon zijn als de projectleider of leidinggevende, bedoeld in het eerste lid onderdeel b.

  • 4 De urenadministratie, bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt bijgehouden gedurende het hele kalenderjaar of voor de duur van de arbeidsovereenkomst van de medewerker wiens inzet wordt toegerekend aan een subsidiabele activiteit;

    • b. omvat alle uren waarvoor de betreffende medewerker een arbeidscontract heeft, waaronder de uren die niet worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten;

    • c. bevat een korte en duidelijke omschrijving van ter uitvoering van de subsidiabele activiteit verrichte werkzaamheden, en

    • d. geeft duidelijk weer voor hoeveel uren de betreffende medewerker wordt ingezet:

      • per activiteit, en

      • voor niet-subsidiabele activiteiten.

  • 5 De minister kan, in afwijking van het vierde lid, onderdeel d, op verzoek van een producentenorganisatie schriftelijk toestemming verlenen om de onderverdeling, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, te maken aan de hand van een andere deugdelijke onderbouwing.

  • 6 Indien managers of leidinggevenden uren maken ter uitvoering van een activiteit blijkt uit de urenadministratie, bedoeld in het eerste lid, dat managementactiviteiten en beheersmatige activiteiten niet zijn toegerekend aan subsidiabele activiteiten.

  • 7 Het aantal uren waarvoor in de steunaanvraag per activiteit steun wordt aangevraagd overschrijdt niet het aantal uren dat ingevolge de goedkeuring van het operationeel programma of het verzoek tot wijziging daarvan voor deze activiteit is goedgekeurd.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie onderbouwt de loonkosten, bedoeld in artikel 56, onderdeel a, van de subsidiabele activiteiten aan de hand van uurtarieven op basis van het jaarsalaris van de betreffende medewerkers.

  • 2 In het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, kan worden opgenomen:

    • a. het contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon;

    • b. een bij contract of CAO overeengekomen niet winstafhankelijke dertiende maand;

    • c. een onregelmatigheidstoeslag;

    • d. een ploegentoeslag;

    • e. het werkgeversdeel sociale verzekeringswetten;

    • f. de voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering;

    • g. het werkgeversdeel pensioen en vervroegde uittreding, en

    • h. dotaties aan pensioenvoorzieningen voor zover onderbouwd kan worden dat hier rechtens afdwingbare verplichtingen tegenover staan.

  • 3 Ten behoeve van de berekening van het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, wordt het jaarsalaris gedeeld door:

    • a. 1.720 uur in het geval van een overeengekomen werkweek 40 uur, of

    • b. het aantal uur dat de overeengekomen werkweek bedraagt vermenigvuldigd met 43 werkweken in het geval de overeengekomen werkweek minder dan 40 uur bedraagt.

  • 4 Overwerktoeslagen worden niet het in het eerste lid bedoelde uurtarief opgenomen.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van operationeel programma van één personeelslid een voorbeeld van de berekening aan de minister.

Titel 3. Duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Afdeling 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 62

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie neemt duurzame productiemiddelen binnen twaalf maanden na aankoop in gebruik.

  • 2 De producentenorganisatie toont de aanschaf van duurzame productiemiddelen aan de hand van facturen of afleverbonnen aan en verstrekt deze onverwijld aan de minister, indien de minister daar om verzoekt.

Artikel 63

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Duurzame productiemiddelen die zijn gefinancierd met behulp van steun uit het actiefonds zijn toegankelijk voor alle leden.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 60, zesde lid, van verordening 543/2011 zijn duurzame productiemiddelen geplaatst op het bedrijf van een lid van een producentenorganisatie subsidiabel indien de producentenorganisatie schriftelijk met het lid overeenkomt dat het productiemiddel toegankelijk is voor al haar leden.

  • 2 Investeringen in elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding en aansluiting op systemen voor datacommunicatie, die worden gezien als onmisbare elementen, op het bedrijf van een lid zijn:

    • a. 100% subsidiabel indien zij zich bevinden op het erf en tot een afstand van vijfhonderd meter van de erfgrens, en

    • b. 50% subsidiabel indien zij zich bevinden op een afstand van meer dan vijfhonderd meter van de erfgrens.

Artikel 65

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 60, derde lid, van verordening 543/2011 zijn duurzame productiemiddelen subsidiabel indien het productiemiddel gedurende een piekperiode voor meer dan 50% wordt gebruikt voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend.

  • 2 Als piekperiode bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld voor:

    • a. glasgroenten en asperges: mei tot en met augustus;

    • b. zachtfruit: juni tot en met september;

    • c. kersen: half mei tot en met half juli;

    • d. vollegrondsteelten en jaarrondteelten: augustus tot en met november;

    • e. hardfruit: oktober tot en met januari.

  • 3 De minister kan op eigen initiatief of op verzoek van een producentenorganisatie besluiten om voor bepaalde producten of duurzame productiemiddelen, in afwijking van het tweede lid, een andere piekperiode vast te stellen.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Investeringen die voor 1 januari 2008 reeds in een operationeel programma waren opgenomen en ook na 1 januari 2008 nog in een operationeel programma zijn opgenomen, zijn voor het deel dat betrekking heeft op de periode voor 1 januari 2008 subsidiabel naar rato van het aandeel van de investering dat wordt gebruikt voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisatie tonen het gebruik van het duurzame productiemiddel tijdens de piekperiode, bedoeld in artikel 65, eerste lid, aan met behulp van:

    • a. gebruiksadministraties per duurzaam productiemiddel voor productiemiddelen geplaatst op centrale locaties van de producentenorganisatie, of

    • b. verklaringen van de aangesloten producenten omtrent het gebruik van het duurzaam productiemiddel voor productiemiddelen geplaatst op locaties van aangesloten producenten.

  • 2 De producentenorganisatie geeft bij de indiening van het operationeel programma aan op welke wijze de gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gevoerd gaat worden.

  • 3 De gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt bijgehouden gedurende de gehele periode, bedoeld in artikel 65, eerste lid, en registreert per dag minimaal de volgende elementen:

    • a. het jaar;

    • b. het project;

    • c. de locatie;

    • d. het soort productiemiddel;

    • e. de aanschafdatum;

    • f. de leverancier, het merk, het type, het serienummer of registratienummer;

    • g. de hoeveelheid bewerkt of voorbereid product waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • h. de hoeveelheid bewerkt of voorbereid product waarvoor de producentenorganisatie niet is erkend, en

    • i. de totale hoeveelheid bewerkt of voorbereid product.

  • 4 De hoeveelheid bewerkt of voorbereid product, bedoeld in het derde lid, onderdelen g tot en met i, worden geregistreerd op:

    • a. productstromen op locatieniveau in geval van distributiecentra en gebouwen;

    • b. palletregistraties in geval van koelcellen, of

    • c. stuks, collie of kilogramregistraties, in geval van sorteerlijnen en verpakkingsmachines.

  • 5 De gebruiksadministratie wordt bij de indiening van de steunaanvraag, geaggregeerd per maand aan de minister overgelegd.

  • 6 De minister kan, op eigen initiatief of op verzoek van een producentenorganisatie besluiten, in afwijking van het tweede, derde en vierde lid, andere voorschriften te stellen aan de gebruiksadministratie.

  • 7 Indien een duurzaam productiemiddel wordt aangeschaft na de piekperiode, bedoeld in artikel 65, eerste lid, dan begint de gebruiksadministratie in het daaropvolgende jaar.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor het installeren en monteren van duurzame productiemiddelen en de bijkomende kosten van installatie en montage, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd, zijn als onderdeel van het duurzame productiemiddel subsidiabel.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn uitgaven voor het installeren en monteren van duurzame productiemiddelen niet subsidiabel voor zover het gaat om uitgaven voor:

    • a. service en onderhoud van duurzame productiemiddelen, of

    • b. construction all risk verzekeringen.

  • 3 Uitgaven voor het demonteren van duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel wanneer dit tot doel heeft het productiemiddel te verhuizen, reviseren, transporteren en opnieuw monteren.

Artikel 69

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie neemt in de steunaanvraag alleen uitgaven op voor:

    • a. nieuwbouw of verbouw van gebouwen die eigendom zijn van de producentenorganisatie of een dochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie;

    • b. ruimtes die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage II, en

    • c. elementen die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage III.

  • 3 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van het operationeel programma de subsidiabele uitgaven, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van:

    • a. bouwtekeningen, die aangegeven welk deel van de uitgaven subsidiabele ruimten en subsidiabele elementen betreft;

    • b. offertes van de aanneem- of bouwsom, en

    • c. een uitsplitsing, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, van subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakten en elementen en bijbehorende uitgaven.

  • 4 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de subsidiabele uitgaven aan de hand van:

    • a. bouwtekeningen die aangeven welk deel van de uitgaven subsidiabele ruimten en subsidiabele elementen betreffen;

    • b. facturen op naam van de producentenorganisatie met vermelding van de aanneem- of bouwsom, en

    • c. een uitsplitsing, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, van subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakte en elementen en bijbehorende uitgaven.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De aankoop van onbebouwde grond, bedoeld in punt 6 van bijlage IX van verordening 543/2011, is subsidiabel indien deze grond daadwerkelijk wordt aangewend voor de realisatie van in het operationeel programma opgenomen investeringen.

  • 2 De aankoop van grond die wordt gebruikt voor onderdelen van investeringen die op grond van deel 2 van bijlage II en kolom 2 van bijlage III niet subsidiabel zijn, is niet subsidiabel.

  • 3 De producentenorganisatie toont bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van bouwtekeningen of plattegronden aan welke delen van de grond worden aangewend voor in het operationeel programma opgenomen subsidiabele investeringen.

  • 4 De producentenorganisatie gebruikt de grond binnen de looptijd van het operationeel programma voor realisatie van de investering waarvoor de grond is aangekocht.

Artikel 71

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Duurzame productiemiddelen die zijn gefinancierd of mede zijn gefinancierd door middel van het actiefonds zijn eigendom van de producentenorganisatie of van een dochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie.

  • 2 Duurzame productiemiddelen worden geplaatst op een locatie:

    • a. waar zij bijdragen aan de toegevoegde waarde en de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie, en

    • b. die:

      • eigendom is van de producentenorganisatie,

      • eigendom is van haar leden, of

      • door de producentenorganisatie of haar leden wordt gehuurd of geleased.

  • 3 Duurzame productiemiddelen die mede worden gefinancierd door rechtspersonen die een dochteronderneming zijn van meerdere erkende producentenorganisaties zijn subsidiabel naar rato van de aandelenverhoudingen tussen de betreffende producentenorganisaties.

  • 3 Duurzame productiemiddelen, bedoeld in het eerste lid, die mede zijn gefinancierd door rechtspersonen waarin bij de producentenorganisatie aangesloten producenten een belang hebben van meer dan 10% zijn niet subsidiabel.

  • 4 Kosten voor het vestigen van een recht van opstal zijn niet subsidiabel.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 60, zesde lid, van verordening 543/2011 behoudt de producentenorganisatie of de dochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie gedurende vijf jaar na ingebruikname het eigendom en de volledige zeggenschap over duurzame roerende productiemiddelen die zijn gefinancierd met behulp van het actiefonds.

  • 2 Ter uitvoering van artikel 60, zesde lid, van verordening 543/2011 behoudt de producentenorganisatie gedurende tien jaar na ingebruikname het eigendom en de volledige zeggenschap over duurzame onroerende productiemiddelen die zijn gefinancierd met behulp van het actiefonds.

  • 3 In afwijking van het tweede lid blijft een duurzaam onroerend productiemiddel dat is gefinancierd met behulp van het actiefonds gedurende tenminste vijf jaar eigendom van de producentenorganisatie, indien de producentenorganisatie aantoont dat de investering geen economische restwaarde meer heeft voor de producentenorganisatie.

  • 4 In afwijking van het tweede lid wordt de opbrengst van bomen en meerjarige planten geleverd aan de producentenorganisatie gedurende:

    • a. vijf jaar, wanneer de boom of meerjarige plant op basis van de producteigenschappen gedurende vijf jaar of meer vruchten levert, of

    • b. de termijn gedurende welke de boom of meerjarige plant vruchten levert wanneer de boom of meerjarige plant op basis van de producteigenschappen gedurende minder dan vijf jaar vruchten levert.

  • 5 De termijn, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, vangt aan op het moment van ingebruikname van de investering.

Artikel 73

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Indien een producentenorganisatie het eigendom van een duurzaam productiemiddel, dat is gefinancierd of mede is gefinancierd door middel van het actiefonds, gedurende de periode, bedoeld in artikel 72, eerste tot en met vierde lid, verliest, wordt de gesubsidieerde restwaarde van de investering gerecupereerd.

  • 2 De restwaarde wordt bepaald door een afschrijving:

    • a. van 20% per jaar voor duurzame roerende productiemiddelen, of

    • b. van 10% per jaar voor duurzame onroerende productiemiddelen, of

    • c. naar rato van de resterende periode gedurende welke de boom of meerjarige plant volgens de producteigenschappen vruchten had moeten leveren in het geval van het rooien van bomen of meerjarige planten met een maximum van 5 jaar.

  • 3 De afschrijving wordt naar rato van het aantal maanden dat een investering daadwerkelijk eigendom is geweest van de producentenorganisatie toegepast.

  • 4 In afwijking van het tweede lid wordt de restwaarde, indien een producentenorganisatie minder steun heeft aangevraagd dan er op grond van de berekening op basis van het tweede lid moet worden terugbetaald, vastgesteld op het bedrag waarvoor steun is aangevraagd.

  • 5 In afwijking van het tweede lid wordt de restwaarde, indien het eigendom van een investering tenietgaat als gevolg van een oorzaak waarvoor de producentenorganisatie een uitkering van een verzekeraar ontvangt, vastgesteld op het bedrag aan ontvangen verzekeringspenningen, voor zover de verzekeringspenningen de ontvangen steun niet te boven gaan.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 60, zesde lid van verordening 543/2011, wordt, wanneer een producent op wiens terrein een duurzaam productiemiddel is geplaatst de producentenorganisatie verlaat, het op het terrein van de producent geplaatste duurzaam productiemiddel, herplaatst op een locatie van:

    • a. de producentenorganisatie, of

    • b. een aangesloten producent.

  • 2 Indien herplaatsing als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, is artikel 73 van toepassing.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Bij vervanging van duurzame productiemiddelen als bedoeld in artikel 60, vijfde lid van verordening 543/2011 wordt de restwaarde van duurzame productiemiddelen die vervangen worden in mindering gebracht op de vervangingskosten.

  • 3 De vervanging van onderdelen van duurzame productiemiddelen is niet subsidiabel.

Artikel 76

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een producentenorganisatie meldt de eerste keer dat uitgaven voor een investering in een duurzaam productiemiddel in een steunaanvraag wordt opgenomen aan de minister of zij het duurzaam productiemiddel:

    • a. in één keer in een steunaanvraag opneemt, of

    • b. gedurende meerdere jaren in de steunaanvraag opneemt.

  • 2 Indien een producentenorganisatie uitgaven voor een investering in een duurzaam productiemiddel gedurende meerdere jaren in de steunaanvraag opneemt:

    • a. meldt de producentenorganisatie bij ontvangst van de laatste factuur over hoeveel kwartalen de investering in het duurzaam productiemiddel ten laste van het actiefonds wordt gebracht;

    • b. wordt de investering in het duurzaam productiemiddel niet eerder in een steunaanvraag opgenomen dan op het moment van ingebruikname van het duurzaam productiemiddel, en

    • c. wordt het bedrag dat per kwartaal in de steunaanvraag wordt opgenomen lineair bepaald.

  • 3 Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt vastgesteld op het moment van oplevering van het duurzaam productiemiddel.

  • 4 Indien een producentenorganisatie een investering in duurzaam productiemiddel in één keer in de steunaanvraag opneemt wordt iedere ontvangen en betaalde factuur bij de eerst volgende declaratie volledig ten laste van het actiefonds gebracht.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor duurzame productiemiddelen, inclusief duurzame productiemiddelen die worden verworven door middel van langlopende leasecontracten, kunnen over meerdere operationele programma’s worden gespreid, indien de producentenorganisatie daarvoor gegronde economische redenen aanvoert.

  • 2 Indien de duurzame productiemiddelen bestaan uit roerende zaken kunnen deze in maximaal 5 jaar ten laste van het actiefonds worden gebracht.

  • 3 Indien de duurzame productiemiddelen bestaan uit onroerende zaken kunnen deze in maximaal 10 jaar ten laste van het actiefonds worden gebracht.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Tweedehands duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel indien:

    • a. het aanschafbedrag hoger is dan € 10.000, en

    • b. de producentenorganisatie bij indiening van de steunaanvraag aan de minister een verklaring van de verkopende partij overlegt dat voor de aankoop van het productiemiddel in de voorafgaande zeven jaren geen uniale steun of nationale subsidie is ontvangen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de termijn waarbinnen geen uniale steun of nationale subsidie mag zijn ontvangen voor onroerende zaken tien jaar.

  • 3 Tweedehands duurzame productiemiddelen die bij een aangesloten producent zijn aangeschaft zijn niet subsidiabel indien deze productiemiddelen vervolgens bij deze of een andere aangesloten producent worden geplaatst.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op investeringen die worden gehuurd of geleased.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Duurzame productiemiddelen op het terrein van ICT zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. hardware die:

      • een integraal onderdeel uitmaakt van subsidiabele installaties, of

      • ondersteunend is voor subsidiabele activiteiten en op grond van offertes kan worden toegerekend aan deze activiteiten;

    • b. software applicaties die ondersteunend is voor subsidiabele activiteiten die bijdragen aan handhaving van kwaliteit, milieubescherming of verbetering van de afzet en op grond van offertes kan worden toegerekend aan deze activiteiten.

  • 2 De producentenorganisatie toont bij de indiening van de steunaanvraag aan:

    • a. welke applicaties via de server gebruikt worden, en

    • b. wat het capaciteitsbeslag en het gebruik van de subsidiabele applicaties is.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in uitgangsmateriaal van rassen van meerjarige gewassen en licenties voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen van meerjarige gewassen die zijn opgenomen in het operationeel programma van een producentenorganisatie zijn subsidiabel, indien de bedoelde rassen:

    • a. toegelaten zijn door de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst voor de Tuinbouw;

    • b. ingeschreven staan in het Nederlandse rassenregister van de Raad voor de plantenrassen, of

    • c. ingeschreven staan bij een keuringsinstantie van een andere lidstaat.

  • 2 Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie voor de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid, het plantenpaspoort, bedoeld in richtlijn 2000/29.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties houden voor alle duurzame productiemiddelen die zijn opgenomen in een lopend operationeel programma, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, een actueel register bij.

Afdeling 2. Duurzame productiemiddelen voor maatregelen op het gebied van energiebesparing, verbetering van de waterkwaliteit, waterbesparing en mineralenbesparing

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 82

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een producentenorganisatie die uitgaven voor investeringen in installaties voor energiebesparende projecten opneemt in haar operationeel programma voegt aan de onderbouwing van het plan, bedoeld in artikel 47, een energiebalans toe, waarin wordt vermeld wat de beginsituatie en de verwachte situatie is, op basis van een door een deskundige:

    • opgestelde technische specificatie, en

    • gemaakte berekening van de verwachte energiestromen en de verwachte energiebesparing.

  • 2 Ter verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing overlegt de producentenorganisatie bij de steunaanvraag die wordt ingediend nadat de installaties één jaar in bedrijf zijn gesteld, het volgende:

    • a. het declaratieformulier energiebesparende investeringen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • b. een overzicht van de bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • c. de jaaropgave van het energieverbruik in het kader van de uniforme milieuregistratie die is overgelegd aan de Uitvoeringsorganisatie Glastuinbouw en Milieu en het voor deze registratie bijgehouden logboek of de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier.

  • 3 Indien een afwijking van de verwachte energiebesparing, bedoeld in het eerste lid, door de producentenorganisatie onvoldoende gemotiveerd wordt kan de minister uitgaven voor investeringen als bedoeld in het eerste lid niet subsidiabel oordelen.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 In afwijking van artikel 76, eerste lid, worden uitgaven voor investeringen in een energiebesparende installatie vanaf het moment van investeren lineair over een periode van vijf jaar ten laste van het actiefonds gebracht.

  • 2 Indien de totale hoeveelheid aan derden geleverde energie die wordt opgewekt met de in het eerste lid bedoelde installatie groter is dan de totale hoeveelheid energie die door het lid waar de investering is geplaatst van energieleveranciers is afgenomen, wordt de opbrengst van de netto energielevering aan derden van energie die wordt opgewekt met de in het eerste lid bedoelde installatie lineair over een periode van vijf jaar in mindering gebracht op de in het eerste lid bedoelde uitgaven.

  • 3 Wanneer de energie die wordt opgewekt met de in het eerste lid bedoelde installatie uitsluitend op het teeltbedrijf zelf gebruikt wordt, overlegt de producentenorganisatie aan de minister jaarlijks bij het indienen van de steunaanvraag, vanaf het jaar waarin de installatie een jaar in gebruik is, de energiebalans waaruit blijkt dat er geen warmte of elektriciteit is geleverd aan derden.

  • 4 In afwijking van het eerste lid is het toegestaan om de uitgaven voor investeringen in een energiebesparende installatie, waarmee geen energie wordt opgewekt, in één keer ten laste van het actiefonds te brengen, indien de producentenorganisatie aan de minister aantoont dat de investering niet leidt tot het leveren van energie aan derden.

  • 5 Dit artikel is van toepassing op investeringen gedaan op of na 10 september 2011.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in een energiebesparende installatie uitgevoerd door middel van een participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering zij subsidiabel voor 50%.

  • 2 Een agrarisch samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid omvat ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven.

  • 3 In geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven wordt de waarde van de investering in de participatie lineair over een periode van 5 jaar in de steunaanvraag opgenomen, onder aftrek van de genoten opbrengsten, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 In afwijking van het derde lid is het toegestaan om de uitgaven, bedoeld in het eerste lid voor investeringen in energiebesparende installaties, waarmee geen energie wordt opgewekt, in één keer ten laste van het actiefonds te brengen, indien de producentenorganisatie aan de minister aantoont dat de investering niet leidt tot het leveren van energie aan derden.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een producentenorganisatie die uitgaven voor investeringen in installaties voor verbeterde waterkwaliteit, waterbesparing of besparing op het mineralenverbruik opneemt in haar operationeel programma voegt aan de onderbouwing van het plan, bedoeld in artikel 47, een prognose toe van de verwachte verbetering of besparing per installatie, aan de hand van een technische specificatie van de leverancier of deskundige.

  • 2 Ter verantwoording van de gerealiseerde verbetering van de waterkwaliteit of de waterzuivering, of van de gerealiseerde besparing op het waterverbruik of het mineralenverbruik overlegt de producentenorganisatie bij de steunaanvraag die wordt ingediend nadat de installaties één jaar in gebruik zijn genomen, het volgende:

    • a. het declaratieformulier installaties waterkwaliteit, waterbesparing, waterzuivering en fertigatie in de fruitteelt, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • b. een overzicht van de bereikte verbetering of besparing per installatie, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een vergelijking van:

      • een meting van de situatie voor de ingebruikname van de installatie, en

      • een meting van de gerealiseerde situatie na de ingebruikname van de installatie.

  • 3 In geval van leidingwater wordt de bereikte waterbesparing onderbouwd aan de hand van de jaarafrekening van het waterleidingbedrijf.

  • 4 Indien uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen op grond van titel 1 van hoofdstuk 4 van dit deel subsidiabel zijn wanneer een waterbesparing of energiebesparing van 25% wordt gerealiseerd, wordt de besparing berekend in het kader van en op het niveau van de investering.

Titel 4. Overige kosten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 86

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor de inhuur van externen zijn subsidiabel, indien de voor uitvoering van een activiteit benodigde kennis of capaciteit bij een producentenorganisatie niet voldoende aanwezig is.

  • 2 Externen als bedoeld in het eerste lid beschikken minimaal over het opleidingsniveau, bedoeld in artikel 59, eerste lid.

  • 3 Producentenorganisaties geven in het operationeel programma aan welke specifieke taken aan externe diensten worden uitbesteed.

  • 4 De minister kan een producentenorganisatie, ten behoeve van de beoordeling van de subsidiabiliteit van uitgaven voor de inhuur van externen, verzoeken om aanvullende informatie en bewijsstukken te overleggen.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor kilometers gereden met de eigen auto door leden en medewerkers van de producentenorganisatie zijn subsidiabel indien:

    • a. deze leden en medewerkers in het operationeel programma zijn opgenomen;

    • b. de kilometers zijn gemaakt in het kader van een in het operationeel programma opgenomen activiteit;

    • c. de vergoedingen daadwerkelijk aan de medewerker of het lid zijn uitbetaald;

    • d. de vergoeding maximaal € 0,19 per kilometer bedraagt, en

    • e. er een deugdelijke kilometeradministratie is bijgehouden die is geaccordeerd door de projectleider of leidinggevende die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteit en een andere persoon is dan de persoon die de reis heeft gemaakt.

  • 2 Uitgaven voor vliegtickets voor buitenlandse dienstreizen, plaatsbewijzen voor het openbaar vervoer en tickets voor veerboten zijn subsidiabel op basis van de economy class prijzen van deze tickets of plaatsbewijzen.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde uitgaven worden, met uitzondering van de vergoeding toegekend voor dagkosten, bij indiening van de steunaanvraag onderbouwd aan de hand van:

    • a. facturen, en

    • b. vervoersbewijzen.

  • 5 Kosten voor auto’s in eigendom van of geleased dan wel gehuurd door de PO zijn niet subsidiabel.

Artikel 88

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn subsidiabel voor zover deze ICT voorzieningen ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten en op grond van offertes kunnen worden toegerekend aan deze activiteiten.

  • 2 Jaarlijkse licentiekosten en abonnementen voor software applicaties als bedoeld in artikel 79, eerste lid, onderdeel b, zijn voor maximaal 50% subsidiabel indien het uitgaven voor subsidiabele applicaties en modules betreft.

  • 3 Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in uitgangsmateriaal voor rassen van eenjarige gewassen en licenties voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen van eenjarige gewassen die zijn opgenomen in het operationeel programma van een producentenorganisatie zijn subsidiabel, indien de bedoelde rassen:

    • a. toegelaten zijn door de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst voor de Tuinbouw;

    • b. ingeschreven staan in het Nederlandse rassenregister van de Raad voor de plantenrassen, of

    • c. ingeschreven staan bij een keuringsinstantie van een andere lidstaat.

  • 2 Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie voor de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid, het plantenpaspoort, bedoelt in richtlijn 2000/29.

Hoofdstuk 4. Subsidiabele activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Titel 1. Verduurzaming

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Afdeling 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 90

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het strategisch doel, bedoeld in artikel 43, eerst lid, onderdeel a, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder vii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Artikel 91

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De minister kan subsidie voor in het operationeel programma opgenomen milieuacties aanpassen wanneer het relevante referentieniveau wijzigt.

Artikel 92

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie voert activiteiten ter realisatie van het strategisch doel, bedoeld in artikel 43, eerst lid, onderdeel a, uit gedurende de gehele looptijd van het operationeel programma.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden tevens in een volgend operationeel programma opgenomen, indien dit noodzakelijk is om de looptijd te bereiken die van toepassing is op grond van artikel 28, vijfde lid, van verordening 1305/2013.

  • 3 De producentenorganisatie gebruikt de technische middelen, met uitzondering van vaste activa, waarvoor subsidie wordt verstrekt voor uitvoering van activiteiten ter realisatie van het strategisch doel, bedoeld in artikel 43, eerst lid, onderdeel a, gedurende de hele periode, bedoeld in artikel 28, vijfde lid, van verordening 1305/2013, voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationeel programma.

Artikel 93

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Investeringen in duurzame productiemiddelen die op grond van deze afdeling subsidiabel zijn kunnen gedurende de bedrijfseconomische levensduur vervangen worden, indien er significante milieuvoordelen zijn.

Afdeling 2. Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 94

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur zijn subsidiabel indien deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen of te voorkomen.

  • 2 Als innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur wordt beschouwd:

    • a. spuitapparatuur;

    • b. UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;

    • c. mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur,

    • d. GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken, indien de inzet van GPS systemen leidt tot positieve effecten op het milieu of de kwaliteit van producten door aantoonbaar toepassen van:

      • precisie zaaien of planten;

      • precisietoediening van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en

      • precisie mechanische onkruidbestrijding;

    • e. apparatuur voor het elektrochemisch activeren van een zwakke oplossing van natriumchloride in onthard water in combinatie met een vernevelaar ter bestrijding van micro organismen, of

    • f. apparatuur om looftrekdoeken te ontsmetten.

  • 3 Spuitleidingen en het transportsysteem voor het verplaatsen naar de volgende rij of afdeling van spuitrobots en UV belichtingswagens zijn niet subsidiabel.

  • 4 In geval van opgebouwde zelfrijdende landbouwspuitmachines is uitsluitend het spuitsysteem subsidiabel.

  • 5 De uitgaven van de producentenorganisatie voor GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, zijn voor 50% subsidiabel.

Artikel 95

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie onderbouwt de emissiebeperking, bedoeld in artikel 94, eerste lid:

    • a. bij de indiening van het operationeel programma of voorafgaand aan de uitvoering van de investering aan de hand van bij het betreffende merk of type apparatuur uitgevoerd onafhankelijk onderzoek, en

    • b. door bij de indiening van de steunaanvraag een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf te overleggen waarbij de nulsituatie wordt weergegeven.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de minister indien er geen onafhankelijk onderzoek beschikbaar is, bij de beoordeling van de steunaanvraag van een betrokken teeltbedrijf een meerjarige spuitregistratie opvragen ter vergelijking van:

    • a. het gewasbeschermingsmiddelenverbruik in het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering, en

    • b. het gewasbeschermingsmiddelenverbruik gedurende het jaar:

      • van ingebruikname van de investering, of

      • volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

  • 3 De nulsituatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is het gemiddelde gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf over 3 voorgaande jaren.

Artikel 96

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven voor hygiënesluizen en hygiënestations ter voorkoming van insleep van ziekten in kassen door medewerkers en bezoekers zijn subsidiabel indien de sluis de enige toegang vormt tot de te betreden ruimte onder quarantaine.

Artikel 97

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor insectengaas bij vollegrondsteelten ter wering van insecten zijn subsidiabel.

  • 2 De uitgaven van de producentenorganisatie voor vliesdoek zijn niet subsidiabel.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in duurzame energie zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 25% geeft, en

    • b. het gaat om onder meer:

      • zonnepanelen;

      • zonnecollectoren, of

      • windmolens.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 In geval van een investering in een installatie voor zonne-energie als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn de kosten van de installatie zelf en het draagmateriaal subsidiabel.

  • 4 Uitgaven voor aanpassing aan het gebouw en een installatie voor zonne-energie op het dak van een nabijgelegen bedrijf van een derde zijn niet subsidiabel.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in warmte-krachtkoppeling installaties zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 25% geeft.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Uitgaven voor bouwkundige voorzieningen bij aanschaf van warmte-krachtkoppeling installaties zijn niet subsidiabel.

Artikel 100

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in aardwarmte zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 25% geeft.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Uitgaven voor investeringen voor aansluiting van het teeltbedrijf op een geothermische bron zijn subsidiabel voor:

    • a. 100% tot een afstand van 500 meter van de erfgrens, en

    • b. 50% vanaf 500 meter van de erfgrens.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in aanvullende meetapparatuur voor metingen in de kas ter voorkoming van schade aan gewassen is subsidiabel indien deze apparatuur extreem gevoelig is voor NO, NO2, C2H4 en CO en waarden kleiner dan 5.000 microgram per liter meet.

  • 2 De producentenorganisatie onderbouwt de emissie na rookgasreiniging:

    • a. bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van de specificatie van de leverancier vooraf, en

    • b. bij de indiening van de steunaanvraag aan de hand van de metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

  • 3 Uitgaven van de producentenorganisatie voor voorzieningen voor distributie en regeling van CO2 in de kas zijn niet subsidiabel.

Artikel 102

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur voor de afvang van CO2 voor stookinstallaties zijn voor 50% subsidiabel indien de afgevangen CO2 wordt aangewend voor dosering aan het gewas in de kassen van het betreffende teeltbedrijf of cluster van teeltbedrijven.

  • 2 Uitgaven voor aansluitingen, bedoeld in het eerste lid, zijn in geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met CO2 clustering voor 50% subsidiabel.

  • 3 Uitgaven van de producentenorganisatie voor voorzieningen voor distributie en regeling van CO2 in de kas zijn niet subsidiabel.

Artikel 103

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen op bedrijven, anders dan glastuinbouwbedrijven, in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 25% geeft.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

Artikel 104

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in het kader van het programma ‘Kas als Energiebron’ of ‘Het nieuwe telen’ zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 25% geeft;

    • b. het gaat om installaties ten behoeve van semi-gesloten kassen die een combinatie vormen van:

      • buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm;

      • energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning of voorverwarming;

      • luchtbehandelingsystemen ter ontvochtiging van lucht;

      • hogedrukvernevelingsysteem met een adiabatische koeling waarbij de druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron bedraagt;

      • warmtewisselingsysteem;

      • warmtepomp;

      • seizoensopslagsysteem voor warmte en koude;

      • warmtebuffertank;

      • tweede energiescherm, waarbij de energiebesparing met het doek dicht minimaal 45% bedraagt;

      • 10° eerste energiescherm voor bedrijven met een verbruik van minder dan 25 Nm3 aardgasequivalent/m2, waarbij de energiebesparing met het doek dicht minimaal 35% bedraagt, of

      • 11° gevelscherm, waarbij de energiebesparing met het scherm dicht minimaal 40% bedraagt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Het scherm, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 9 tot en met 11, is geen scherm voor lichtafscherming.

  • 4 De vervanging van bestaande schermen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 9 tot en met 11, is niet subsidiabel.

Artikel 105

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven voor investeringen in zelfpersende containers zijn subsidiabel.

Artikel 106

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in innovatieve installaties ten behoeve van waterbesparing zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het waterverbruik van minimaal 25% geeft;

    • b. de investeringen gericht zijn op de vervanging of de modernisering van bestaande systemen met het doel het waterverbruik te verminderen, en

    • c. het gaat om:

      • bodemvochtsensoren in de vollegrondsteelt, of

      • installaties gericht op het hergebruik van spoelwater bij het afleveringsklaar maken van geoogst product.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het waterverbruik van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Het vaststellen van waterbesparing, gemeten in m³, als gevolg van een investering als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het waterverbruik van de 12 maanden voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering, en

    • b. het waterverbruik gedurende het jaar:

      • na ingebruikname van de investering, of

      • volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in installaties ten behoeve van het zuiveren van water voorafgaand aan lozing zijn subsidiabel indien het bevoegd gezag heeft bepaald dat de verplichting om water dat gewasbeschermingsmiddelen bevat, voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening te leiden die ten minste 95% van de werkzame stoffen die bestaan uit organische verbindingen, uit het afvalwater verwijdert, voor de desbetreffende inrichting niet geldt en de specificatie van de investering een reductie van de emissie van afvalstoffen in het geloosde afvalwater van minimaal 25% geeft.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van de emissie van afvalstoffen in het geloosde afvalwater van minimaal 10% toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 In geval van waterzuivering als bedoeld in het eerste lid overlegt de producentenorganisatie, bij indiening van de steunaanvraag aan de minister, een opgave van de emissiereductie van afvalstoffen in het geloosde afvalwater. De reductie wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de metingen voor inbedrijfstelling van de investering en direct na inbedrijfstelling van de investering.

Afdeling 3. Uitgaven voor behoeve overige activiteiten ten behoeve van biologische productie

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 108

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Ter uitvoering van artikel 58, vierde lid, van verordening 543/2011 kunnen in uitzonderlijke gevallen de werkelijke kosten van milieuacties, anders dan de verwerving van vaste activa, subsidiabel worden gesteld indien de producentenorganisatie in haar operationeel programma onderbouwt dat dit, gezien de hoogte van de werkelijk uit de milieuactie voortvloeiende kosten, nodig is om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de milieuactie.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 2 De producentenorganisatie toont de biologische oorsprong van mest en compost bij de indiening van de steunaanvraag aan door middel van:

    • a. een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer en ‘eko’ of ‘bio’;

    • b. het Skal certificaat van de leverancier, en

    • c. een opgave per deelnemende producent van:

      • het areaal GMO waardige gewassen;

      • de hoeveelheid en het type mest of compost, en

      • de opgevoerde kosten.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, kan de producentenorganisatie in plaats van Skal certificaten een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers en Skalnummers overleggen.

  • 4 De uitgaven van de producentenorganisatie, bedoeld in het eerste lid, voor geconcentreerde handelsmeststoffen zijn niet subsidiabel.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid door het activeren van bodemleven door middel van het toedienen van micro-organismen zijn subsidiabel.

  • 2 De producentenorganisatie verzoekt de minister vooraf om goedkeuring van de micro-organismen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 111

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor biologische vermeerdering en opkweek van uitgangsmateriaal en de niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong zijn subsidiabel indien zij door de Stichting Skal, bedoeld in artikel 1 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, gecertificeerd zijn.

  • 2 Voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, geldt een forfaitair tarief van 25%.

  • 3 De producentenorganisatie toont de biologische oorsprong van uitgangsmateriaal bij de indiening van de steunaanvraag aan door middel van:

    • a. een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer en ‘eko’ of ‘bio’ en, indien van toepassing, ‘niet chemisch behandeld’, en

    • b. het Skal certificaat van de leverancier.

  • 4 In afwijking van het derde lid, onderdeel b, kan de producentenorganisatie in plaats van Skal certificaten een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers en Skalnummers overleggen.

Afdeling 4. Uitgaven voor overige activiteiten ten behoeve van geïntegreerde productie

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 112

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Ter uitvoering artikel 58, vierde lid, van verordening 543/2011 kunnen in uitzonderlijke gevallen de werkelijke kosten van milieuacties, anders dan de verwerving van vaste activa, subsidiabel worden gesteld indien de producentenorganisatie in haar operationeel programma onderbouwt dat het, gezien de hoogte van de werkelijk uit de milieuactie voortvloeiende kosten, nodig is om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de milieuactie.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor zaden van rassen met één of meerdere extra resistenties met als doel vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn subsidiabel.

  • 2 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van schriftelijke bewijsstukken, dat het ras, bedoeld het eerste lid, beschikt over één of meerdere extra resistenties ten opzichte van de belangrijkste standaardrassen aan de hand van een vergelijking tussen deze rassen.

  • 3 De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen of plantenpaspoorten van zaden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 114

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Voor de rassen, bedoeld in artikel 113, eerste lid, zijn de meerkosten ten opzichte van een standaardras zonder extra resistentie subsidiabel.

  • 2 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, de meerkosten, bedoeld in het eerste lid, door middel van een vergelijking tussen de kosten van de belangrijkste standaardrassen en het ras met de extra resistentie, bedoeld in artikel 113, eerste lid.

  • 3 De vergelijking, bedoeld in het tweede lid, wordt gemaakt per ras en per leverancier.

  • 4 De kosten van gecoat zaad worden bij de prijsvergelijking, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor het enten van plantmateriaal met als doel het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn subsidiabel.

  • 2 De onderverdeling van rassen in tariefgroepen vindt plaats op basis van het rassenregister van de Raad voor de Plantenrassen.

  • 3 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 4 De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen van het plantmateriaal, bedoeld in het eerste lid, en overlegt deze desgevraagd aan de minister.

Artikel 116

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven voor middelen voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en het voorkomen van ziekten en plagen zijn subsidiabel indien het uitgaven betreft voor:

Artikel 117

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en het voorkomen van ziekten en plagen zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. verblazingsapparatuur voor het effectief doseren van natuurlijke vijanden;

    • b. een scoutbox voor automatische detectie en diagnose van plagen, en

    • c. vlieglampen en sporenfilters voor de champignonteelt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn de volgende uitgaven niet subsidiabel:

    • a. afdichtingsmateriaal ten behoeve van het afdichten van champignoncellen;

    • b. messen ter voorkoming van verspreiding van virussen, en

    • c. grondstomen en stomen van materialen in de kas.

  • 3 Uitgaven voor een softwarelicentie voor een scoutbox als bedoeld in het eerste lid onderdeel b, zijn voor 50% subsidiabel.

Artikel 118

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Voor de uitgaven, bedoeld in artikel 116 en 117, eerste lid, geldt een forfaitair tarief van:

    Uitvoeringsjaar

    Forfaitair tarief

    2017

    40%

    2018

    40%

    2019

    20%

    2020

    20%

  • 2 De producentenorganisatie onderbouwt het effect van biologische en geïntegreerde bestrijding als bedoeld in artikel 116 en 117, eerste lid, op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 3 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de uitgaven, bedoeld in artikel 116 en 117, eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 119

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven voor materialen, monitoring en begeleiding van biologische grondontsmetting zijn voor 50% subsidiabel.

Afdeling 5. Uitgaven voor activiteiten om afvalproductie te verminderen en afvalbeheer te verbeteren

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 120

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Ter uitvoering van artikel 58, vierde lid, van verordening 543/2011 kunnen in uitzonderlijke gevallen de werkelijke kosten van milieuacties, anders dan de verwerving van vaste activa, subsidiabel worden gesteld indien de producentenorganisatie in haar operationeel programma onderbouwt dat het, gezien de hoogte van de werkelijk uit de milieuactie voortvloeiende kosten, nodig is om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de milieuactie.

Artikel 121

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor de meerkosten van biologisch afbreekbaar folie bestemd voor onkruidbestrijding ten opzichte van kunststoffolie zijn subsidiabel.

  • 2 De meerkosten, bedoeld in het eerste lid, worden door de producentenorganisatie bij het indienen van de steunaanvraag aangetoond aan de hand van offertes en facturen.

Artikel 122

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie geeft bij de indiening van de steunaanvraag aan:

    • a. of zij declareert op ingaande of uitgaande fuststromen, en

    • b. wat de verhouding is tussen ingaande en uitgaande fuststromen.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt bij indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, een overzicht van roulaties per type fust.

Afdeling 6. Uitgaven voor overige activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 123

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor deelname aan nationaal of internationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen en aanvullende certificeringssystemen die openstaan voor alle producenten van groenten en fruit zijn subsidiabel indien:

    • a. het milieuzorgsysteem bindende voorwaarden omvat met betrekking tot productiemethoden;

    • b. de naleving van de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a, het onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde personen of organen, en

    • c. het gaat om de volgende uitgaven voor:

      • begeleiding, audits, certificering en lidmaatschapkosten, indien zij noodzakelijk zijn voor deelname aan milieuzorgsystemen;

      • personeelskosten voor milieuzorgsystemen, indien zij nodig zijn voor de deelname in milieuzorgsystemen;

      • het ontwikkelen van materialen voor milieuzorgsystemen, en

      • het ontwikkelen en verbeteren van ICT en registratiemodules ten behoeve van milieuzorgsystemen

  • 2 Milieuzorgsystemen, bedoeld in het eerste lid, op het teeltbedrijf van aangesloten leden zijn:

    • a. GlobalGAP;

    • b. Skal biologische productie, voor teelt van gewassen;

    • c. certificeringssystemen, zoals Milieukeur, MPS Fruit & Vegetable, Duurzame Glastuinbouw Producten, CO2 Footprint, en

    • d. certificeringssystemen van retailers, zoals Albert Heijn Protocol, Field to Fork, LEAF en Sedex.

  • 3 Milieuzorgsystemen, bedoeld in het eerste lid, op het centrale niveau van de producentenorganisatie of distributiecentra van de producentenorganisatie zijn:

    • a. ISO 14001 Milieu;

    • b. Skal bereiding, verpakking, handel en opslag, en

    • c. Milieukeur.

  • 4 Uitgaven voor deelname aan het milieuzorgsysteem Global Gap zijn subsidiabel tot en met 31 december 2017.

  • 5 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. GLN codes in het kader van GlobalGAP en uitgaven voor certificering van groenlabelkassen, en

    • b. de aanschaf van materialen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 3°.

  • 6 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, cijfers met betrekking tot de deelname van producenten aan de systemen, bedoeld in het tweede lid.

  • 7 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 4°, voor jaarlijkse abonnementen of licenties voor registratiemodules zijn voor maximaal 50% subsidiabel.

Titel 2. Marktgericht produceren

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Afdeling 1. Activiteiten gericht op productieplanning

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 124

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het strategisch doel marktgericht produceren, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder i, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 125

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in de aanschaf van belichtingsinstallaties ten behoeve van het jaarrond produceren zijn subsidiabel indien de energie die gedurende de instandhoudingstermijn, bedoeld in artikel 72, eerste lid, wordt gebruikt voor de belichtingsinstallatie een aantoonbaar duurzaam karakter heeft of wordt opgewekt met behulp van een warmtekrachtkoppelingsinstallatie.

  • 2 De producentenorganisatie toont bij de indiening van het operationeel programma aan dat:

    • a. verkoop van het betreffende product op dat moment niet jaarrond plaatsvindt, en

    • b. de verkoop van het betreffende product met behulp van de belichtingsinstallatie waarvoor steun wordt aangevraagd wel jaarrond kan plaatsvinden.

  • 3 De producentenorganisatie toont bij indiening van de steunaanvraag voor het laatste uitvoeringsjaar van het operationeel programma aan dat de productie van het product jaarrond plaatsvindt.

  • 4 Uitgaven voor schermen ten behoeve van lichtafscherming en verwijderingsbijdragen zijn niet subsidiabel.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product, met uitsplitsing naar gewas en type klant, die zijn geproduceerd met behulp van de in het eerste lid bedoelde belichtingsinstallatie.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 126

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Indien dit noodzakelijk is voor het functioneren van de belichtingsinstallatie, bedoeld in artikel 125, eerste lid, zijn uitgaven van de producentenorganisatie voor de aansluiting van een extern trafostation van het energiebedrijf of de verzwaring van de netkoppeling op de warmte-krachtkoppelingsinstallatie subsidiabel.

Afdeling 2. Activiteiten gericht op verbetering of handhaving van productkwaliteit

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 127

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het strategisch doel marktgericht produceren, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 128

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van het optimaliseren van de productkwaliteit in de keten zijn subsidiabel indien het gaat om investeringen ten behoeve van:

    • a. het verhogen van de houdbaarheid van de producten;

    • b. voedselveiligheid;

    • c. kwaliteitszorgsystemen

    • d. het verhogen van de fysieke productkwaliteit, of

    • e. lange bewaring in koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties, vriescellen

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om investeringen:

    • a. in reinigingsinstallaties;

    • b. in fustwasinstallaties;

    • c. in installaties en apparatuur voor conditionering van champignon- en witloftrekcellen;

    • d. in voorzieningen voor gekoeld of geconditioneerd transport op het teeltbedrijf;

    • e. in droogsystemen voor aanzuiging van buitenlucht voor knoflook;

    • f. in vogel -en wildafweer, en

    • g. die de producentenorganisatie doet om te voldoen aan de voorwaarden van kwaliteitskeurmerken.

Artikel 129

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de borging van een nieuw product of concept in de keten zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. investeringen ten behoeve van het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken voor nieuwe producten en nieuwe concepten, of

    • b. investeringen ten behoeve het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken op het gebied van duurzaamheid (MVO), kwaliteit en voedselveiligheid in de keten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor investeringen in ICT voorzieningen voor tracking en tracing systemen zijn subsidiabel indien het gaat om ICT voorzieningen ten behoeve van:

    • a. de registraties van productherkomst, ziekten, plagen, middelen of meststoffen, of

    • b. het laten functioneren van oogstkarren, weeginstallaties of kantelinstallaties.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het tweede lid zijn voor maximaal 50% subsidiabel.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 130

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van het optimaliseren van de productkwaliteit in de keten zijn tot en met 31 december 2017 subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. het verhogen van de houdbaarheid van de producten;

    • b. voedselveiligheid, met name residumonitoring en fytosanitaire controles;

    • c. kwaliteitszorgsystemen, indien het gaat om:

      • uitgaven voor de inhuur van gekwalificeerde externe diensten bestemd voor begeleiding en audits van kwaliteitszorgsystemen;

      • uitgaven voor de inhuur van gekwalificeerde externe diensten bestemd voor productcontroles;

      • uitgaven voor certificering, of

      • lidmaatschapskosten;

    • d. het verhogen van de fysieke productkwaliteit;

    • e. het vergroten van de duurzaamheid van het product en van het productieproces;

    • f. keurmerken of modules van keurmerken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    • g. het ontwikkelen en verbeteren van ICT en registratiemodules, en

    • h. software van conditioneringssystemen ten behoeve van lange bewaring van producten waarbij productieplanning het doel is.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. certificering van meet- en weegapparatuur

    • b. aanschaf van bedrijfskleding;

    • c. materialen voor certificeringssystemen,

    • d. het schoonmaken van bedrijfsruimten, of

    • e. aanschaf van Global Location Number (GLN) codes in het kader van GlobalGAP.

  • 3 Bij de indiening van de steunaanvraag overlegt de producentenorganisatie, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, aan de minister een overzicht van:

    • a. het aantal deelnemende tot de producentenorganisatie of haar leden behorende bedrijven per zorgsysteem;

    • b. de toe- en afname van het aantal deelnemers ten opzichte van het voorgaand jaar;

    • c. het aantal gecertificeerde deelnemers, en

    • d. het aantal en percentage gecertificeerde bedrijven ten opzichte van het totaal aantal tot de producentenorganisatie of haar leden behorende bedrijven.

Artikel 131

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de borging van de productkwaliteit van een nieuw product of concept in de keten zijn subsidiabel, indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken voor nieuwe producten en nieuwe concepten, of

    • b. het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken op het gebied van duurzaamheid, kwaliteit en voedselveiligheid in de keten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor ICT voorzieningen voor tracking en tracing systemen zijn subsidiabel indien het gaat om ICT voorzieningen ten behoeve van:

    • a. de registraties van productherkomst, ziekten, plagen, middelen of meststoffen, of

    • b. het laten functioneren van oogstkarren, weeginstallaties of kantelinstallaties.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. uitgaven voor onderhoudsabonnementen;

    • b. uitgaven voor de aanschaf van een Global Location Number (GLN), of

    • c. uitgaven van de producentenorganisatie om aan keurmerken te voldoen.

  • 4 Uitgaven als bedoeld in het tweede lid zijn voor maximaal 50% subsidiabel.

Afdeling 3. Activiteiten gericht op afzetverbetering

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 132

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het strategisch doel marktgericht produceren, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder iii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 133

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van intrinsieke producteigenschappen of nieuwe producten zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om de aanschaf van:

      • bomen of meerjarig plantmateriaal ten behoeve van nieuwe markten of nieuwe productmarktcombinaties, of

      • kruisbestuivers die nodig zijn voor de aanplant van nieuw in het operationeel programma op te nemen bomen en meerjarige planten, en

    • b. de producentenorganisatie door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantoont dat de bomen of meerjarig plantmateriaal gedurende de looptijd van het project slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel, te rekenen vanaf het moment van aanvang van de activiteit.

  • 3 Uitgaven voor de aankoop van meerjarig plantmateriaal en bomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, zijn evenwel slechts subsidiabel indien:

    • a. er gedurende meerdere jaren van de bomen en planten geoogst wordt, en

    • b. het gaat om de uitgaven voor de initiële aanplant.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, van:

    • a. het gewas en de rassen van de aangeplante meerjarige planten, bomen of kruisbestuivers;

    • b. de producenten en productgroep ten behoeve waarvan van de activiteit wordt verricht;

    • c. de locatie(s) waarop de meerjarige planten, bomen of kruisbestuivers aangeplant zijn, gemarkeerd op een bedrijfskaart;

    • d. het geteelde areaal per ras, en

    • e. het aantal planten, bomen of kruisbestuivers per ras.

  • 5 De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen voor de bomen, het meerjarig plantmateriaal en de kruisbestuivers, bedoeld in het eerste lid, en overlegt deze desgevraagd aan de minister.

Artikel 134

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van het ontsluiten van nieuwe markten zijn subsidiabel, indien het gaat om innovatieve op afzetverbetering gerichte investeringen in:

    • a. sorteer- en verpakcentra:

    • b. distributiecentra;

    • c. verwerkingscentra;

    • d. fustopslag;

    • e. dockboards, of

    • f. sorteer- en verpakkingslijnen.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. investeringen ter vervanging van oude centra als bedoeld in het eerste lid;

    • b. standaard sorteer- en verpakkingslijnen op teeltbedrijven en op bestaande locaties van de producentenorganisatie, en

    • c. met de sorteerlijn geïntegreerde aanvoerprognosesystemen.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product waarvan de productstroom gebundeld is met behulp van de investeringen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 135

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van het ontsluiten van nieuwe markten zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten van het huren van de investeringen bedoeld in artikel 134, eerste lid.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 3 In het geval de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben op twee uitvoeringsjaren van het operationeel programma, zijn deze uitgaven, in afwijking van artikel 289a, eerste lid, subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, een huurcontract.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product waarvan de productstroom gebundeld is met behulp van huur.

Artikel 136

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen ten behoeve van het vergroten van de afzetwaarde van producten door middel van het vergroten van de duurzaamheid van het product en van het productieproces zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. één volledige investering in fertigatie in het kader van precisiebemestingtechnieken die bestemd is voor besparing en het gereguleerd doseren van water en meststoffen aan gewassen in vollegrondsfruitteelt;

    • b. de besparing op het meststoffenverbruik door de producentenorganisatie is aangetoond, en

    • c. de investering niet leidt tot een hoger watergebruik.

  • 2 Onder een investering in fertigatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a. een waterafgiftesysteem op het perceel, waaronder de waterpomp, verdeelleidingen en druppelleidingen die niet uitsluitend worden gebruikt voor het geven van water;

    • b. een regeleenheid;

    • c. vochtmeetapparatuur;

    • d. apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte en pH, of

    • e. voorzieningen voor dosering en menging van meststoffen.

  • 3 Druppelleidingen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, zijn uitsluitend subsidiabel bij initiële investeringen.

  • 4 Investeringen in een waterafgiftesysteem als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, zijn niet subsidiabel indien het investeringen betreft in:

    • a. fertigatie in teeltsystemen los van de grond;

    • b. aanleg van een waterbron, of

    • c. afvoerleidingen naar het te fertigeren perceel.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma aan de minister, met gebruik van een door de minister beschikbaar gesteld middel, per lid een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes.

Artikel 137

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, voor de investering, bedoeld in artikel 136, een opgave van de gerealiseerde besparing op het meststoffenverbruik en waterverbruik.

  • 2 De berekening van de gerealiseerde besparing op het meststoffenverbruik, gemeten in kilogrammen, als gevolg van een investering als bedoeld in artikel 136, vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het mineralenverbruik, volgens de mineralenregistratie, van het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering, en

    • b. het mineralenverbruik, volgens de mineralenregistratie, gedurende het jaar:

      • van ingebruikname van de investering, of

      • volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

  • 3 Het vaststellen van veranderingen in het waterverbruik en meststoffenverbruik, gemeten in m3, als gevolg van een investering als bedoeld in artikel 136, eerste lid, vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het waterverbruik en meststoffenverbruik van het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering, en

    • b. het waterverbruik en meststoffenverbruik gedurende het jaar:

      • ingebruikname van de investering, of

      • volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

Artikel 138

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen ten behoeve van het vergroten van de afzetwaarde van producten door middel van het vergroten van de duurzaamheid van het product en van het productieproces zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om investeringen om de kwaliteit van water bij substraatteelt bij de bron te verbeteren en de emissie van vervuild recirculatiewater te voorkomen;

    • b. de verbetering van de waterkwaliteit door de producentenorganisatie is aangetoond, en

    • c. de investeringen niet leiden tot een hoger waterverbruik.

  • 2 Een producentenorganisatie die uitgaven voor investeringen als bedoeld in het eerste lid in haar operationeel programma opneemt, voegt aan het plan, bedoeld in artikel 47, een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige toe ten behoeve van de onderbouwing van de te bereiken verbetering van de waterkwaliteit.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor afdekzeilen van bassins en silo’s voor wateropslag ter voorkoming van algengroei zijn niet subsidiabel.

Artikel 139

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, voor de investeringen, bedoeld in artikel 138, uiterlijk bij de indiening van de steunaanvraag per investering:

    • a. een opgave van de verbetering van de waterkwaliteit, of

    • b. de gerealiseerde waterbesparing.

  • 2 De opgave, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt plaats aan de hand van berekeningen en metingen op basis van een vergelijking tussen het moment voor de ingebruikname van de investering en het moment één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 3 In geval van omgekeerde osmose als bedoeld in artikel 138, eerste lid, onderdeel a, overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag een opgave van de reductie van natrium en chloor in mmol/l of mg/l, op basis van een vergelijking tussen metingen uitgevoerd voor ingebruikname van de investering en één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 4 Het vaststellen van veranderingen in het waterverbruik, gemeten in m³, als gevolg van een investering als bedoeld in artikel 138, eerste lid, vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het waterverbruik van het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering, en

    • b. het waterverbruik gedurende het jaar:

      • ingebruikname van de investering, of

      • volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

Paragraaf 2. Overige kosten/activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 140

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van marktonderzoek en marktontwikkeling zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. consumentenonderzoek en aankoop van paneldata;

    • b. het testen van een product waarvoor de producentenorganisatie erkend is door een panel;

    • c. onderzoek naar het onderhouden van schap of retail positionering;

    • d. productmarktanalyses;

    • e. marktonderzoek, en

    • f. het doen van marktonderzoek door middel van pop-up stores.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel, te rekenen vanaf het moment van aanvang van de uitgavenpost.

  • 3 Onderzoeken als bedoeld in het eerste lid naar verwerkte producten zijn slechts subsidiabel indien dit onderzoek betrekking heeft op producten die bestemd zijn voor de food-markt.

Artikel 141

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van intrinsieke producteigenschappen of nieuwe producten zijn subsidiabel wanneer het gaat om licenties voor het recht op het gebruik van zaden en plantgoed ten behoeve van nieuwe rassen indien de producentenorganisatie door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantoont dat het ras gedurende de looptijd van het project slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor een volledige overname van een licentie en de kosten van aankoop van het zaad en het plantgoed zijn niet subsidiabel.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel, te rekenen vanaf het moment van aanvang van de uitgavenpost.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar middel, van:

    • a. het gewas en de geteelde rassen;

    • b. de producenten waarbij en de productgroep waarvoor de activiteit wordt verricht

    • c. de locatie(s) waarop de planten geteeld zijn, gemarkeerd op een bedrijfskaart;

    • d. het geteelde areaal per ras, en

    • e. het aantal planten per ras.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de steunaanvraag voor het laatste uitvoeringsjaar van het operationeel programma aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, het resultaat van de evaluatie waaruit blijkt hoe de producentenorganisatie zich in de markt met het betreffende ras heeft onderscheiden.

  • 6 De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen voor de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid en overlegt deze desgevraagd aan de minister.

Artikel 142

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van intrinsieke producteigenschappen of nieuwe producten zijn subsidiabel wanneer het gaat om rassenproeven op intrinsieke producteigenschappen.

  • 2 Rassenproeven, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts subsidiabel indien de producten van de geteste rassen bedoeld zijn voor menselijke consumptie.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel, te rekenen vanaf het moment van aanvang van de uitgavenpost.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister:

    • a. het contract en de gedetailleerde factuur voor de uitvoering van de rassenproeven, bedoeld in het eerste lid, en

    • b. een overzicht van de producenten waar de activiteit wordt verricht.

Artikel 143

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van concepten rondom verse producten zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. conceptontwikkeling op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en gemak, of

    • b. ontwikkeling van nieuwe verpakkingen voor het verse product.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste, onderdeel b, zijn slechts subsidiabel indien deze rechtstreeks bijdragen aan het kwaliteitsbehoud.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister:

    • a. een overzicht van de producenten waar de activiteiten worden verricht, en

    • b. een gedetailleerde factuur.

Artikel 144

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van concepten rondom bewerkte en verwerkte producten zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. conceptontwikkeling van bewerkte en verwerkte producten op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en gemak;

    • b. ontwikkeling van nieuwe verpakkingen ten behoeve van verwerkte en bewerkte producten;

    • c. ontwikkeling van nieuwe verwerkte producten ten behoeve van de foodmarkt, en

    • d. ontwikkeling van ondersteunende voedingsproducten en niet voedingsproducten ten behoeve van bewerkte en verwerkte producten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, zijn slechts subsidiabel indien het verwerkte product dat de producentenorganisatie met behulp van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, produceert:

    • a. direct, zonder verdere verwerking, door consumenten kan worden geconsumeerd.

    • b. niet wordt verwerkt in ingrediënten ten behoeve van de voedselindustrie.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, zijn slechts subsidiabel indien deze rechtstreeks bijdragen aan het kwaliteitsbehoud van groente- en fruit producten.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister:

    • a. een overzicht van het aantal producenten ten behoeve van de betreffende productgroep waarvoor de activiteiten worden verricht, en

    • b. een gedetailleerde factuur.

Artikel 145

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van generieke afzetbevordering zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. generieke promotie op consumentenbeurzen;

    • b. generieke promotie tijdens publieksevenementen;

    • c. generieke promotie in het kader van duurzaam telen;

    • d. generieke promotie gericht op doelgroepen;

    • e. sectorpromotie en PR-campagnes;

    • f. collectieve acties voor GMO producten door meerdere producentenorganisaties, en

    • g. websites en sociale media, voor zover het gaat om:

      • het voor de eerste maal registreren van domeinnamen;

      • het bouwen van nieuwe websites, of

      • het uitbouwen van bestaande websites met aantoonbaar nieuwe elementen.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel als het gaat om:

    • a. activiteiten op het gebied van verkoop van producten;

    • b. activiteiten op het gebied van gezamenlijke verkoopbevordering waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer;

    • c. de kosten van producten in het geval van het gratis verstrekken van product;

    • d. abonnementen bij providers, hosting van serverruimte, communicatie met het web, het updaten van bestaande websites, personeelskosten ten behoeve van berichtgeving in het kader van social media, en

    • e. uitgaven voor sponsoring.

Artikel 146

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeven van marketing en verkoopbevordering van merken en handelsnamen van de producentenorganisatie en hun dochterondernemingen, die wordt meegenomen in de berekening van de waarde van de afgezette productie op grond van artikel 50, negende lid, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. promotie van merken of handelsnamen op consumentenbeurzen;

    • b. promotie van merken of handelsnamen op publieksevenementen;

    • c. promotie van merken of handelsnamen in het kader van duurzaam telen;

    • d. promotie van merken of handelsnamen gericht op doelgroepen;

    • e. sectorpromotie en PR-campagnes;

    • f. websites en sociale media, indien het gaat om:

      • het voor de eerste maal registreren van een domeinnaam;

      • het bouwen van een nieuwe website, en

      • het uitbreiden van een bestaande website met aantoonbaar nieuwe elementen.

    • g. het opstellen en uitvoeren van plannen voor accountmanagement of categorymanagement, en

    • h. het laten uitvoeren van onderzoek op het gebied van afzetbeleid, voor zover niet gericht op de interne organisatie van de producentenorganisatie.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel als het gaat om:

    • a. De aankoop van een licentie;

    • b. activiteiten ten behoeve van een merk waarvan de licentie gehuurd of geleased is;

    • c. activiteiten op het gebied van verkoop van producten;

    • d. uitgaven voor gezamenlijke verkoopbevordering, waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer;

    • e. de kosten van producten in het geval van het gratis verstrekken van product;

    • f. abonnementen bij providers, hosting van serverruimte, communicatie met het web, het updaten van bestaande websites, personeelskosten ten behoeve van berichtgeving in het kader van social media;

    • g. uitgaven voor sponsoring, en

    • h. PR-activiteiten richting potentiële leden van een producentenorganisatie.

Artikel 147

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor reclameactiviteiten en reclameartikelen voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend, zijn subsidiabel als het gaat om uitgaven voor:

    • a. advertenties in magazines of kranten;

    • b. promotie in een blad of magazine van supermarkten, indien:

      • in het blad of magazine duidelijk vermeld is dat de producentenorganisatie de afzender is, en

      • er geen logo of verwijzing naar de supermarkt in de advertentie is opgenomen.

    • c. ontwikkelingskosten van de lay-out en extra kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten, steekkaarten of wikkels voor zover gebruikt bij tijdelijke acties;

    • d. toonbankdisplays, flyers of folders, gadgets, belettering, aangekochte producten voor standaankleding;

    • e. billboards, radioreclame, tv-reclame, banners op websites;

    • f. uitdelen van producten ter waarde van de marktprijs van het uit te delen product, indien deze actie aantoonbaar minimaal vier weken voor de uitvoering van de actie gepland is en niet bedoeld is als interventiemaatregel;

    • g. kookdemonstraties;

    • h. bedrijfsrondleidingen bij een producentenorganisatie of lid van de producentenorganisatie, een open dag, opening of jubileum, of

    • i. deelname aan beurzen, indien deze beurzen gericht zijn op afnemers van de producentenorganisatie, met uitzondering van verstrekte consumpties.

  • 2 Ter onderbouwing van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag een uitnodigingslijst.

  • 3 Reclameacties en reclameartikelen waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer zijn niet subsidiabel.

Artikel 148

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten ten behoeve van activiteiten gericht op het bepalen van een marktstrategie zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. het laten uitvoeren van onderzoek op het gebied van afzetbeleid voor zover niet gericht op de interne organisatie van de producentenorganisatie;

    • b. het jaarlijks aanpassen of opstellen van marketingplannen of accountplannen, of

    • c. relatiebeheer in het kader van contact met afnemers.

  • 2 Onder marktstrategie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan samenwerking in de keten, reclame, innovatie en planning van het productaanbod.

  • 3 Onder personeel en externe diensten als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a. categoriemanagers;

    • b. accountmanagers;

    • c. productmanagers;

    • d. marketingpersoneel;

    • e. marketingmanagers, of

    • f. marktonderzoekers.

  • 4 De activiteiten van het personeel en externe diensten, bedoeld in het derde lid, hebben in ieder geval betrekking op het:

    • a. samenstellen van een innovatief, concurrerend en formulegericht assortiment per productgroep;

    • b. behouden van klanten of nieuwe klanten werven door acquisitieactiviteiten;

    • c. bepalen van de ontwikkeling, de productie, de marketing en het in de markt zetten van een product en het analyseren van de resultaten met het oog op de commerciële lange termijn doelen;

    • d. bepalen van de marktstrategie door middel van marketingplannen en het ervoor zorgen dat deze strategie wordt geïmplementeerd en nageleefd;

    • e. onderzoek naar alle factoren op alle verschillende (potentiële) markten die de vraag naar een product beïnvloeden, onder meer wat betreft trends, klanttevredenheid, de onderliggende behoeften van klanten en het imago van de sector.

  • 5 Activiteiten van het personeel en van externe diensten op het gebied van het verkopen van producten op welke manier dan ook, het opnemen van bestellingen, het leveren en de allocatie van het product, het maken van prijsafspraken ten aanzien van producten van niet-leden of waarvoor de producentenorganisatie niet is erkend, zijn niet subsidiabel.

Artikel 149

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en externe diensten voor nieuwbouw van sorteercentra en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, fustopslag, dockboards en op afzetverbetering gerichte sorteer- en verpakkingslijnen, bedoeld in artikel 134, eerste lid, ten behoeve van de bundeling van productstromen zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. de kosten van bouwkundig advies;

    • b. de kosten van bouwbegeleiding;

    • c. de kosten van projectmanagement;

    • d. de kosten van onafhankelijk toezicht op uitvoering van een project;

    • e. de kosten van haalbaarheidsstudies;

    • f. juridische en administratiekosten,

    • g. reis- en verblijfkosten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd in het investeringsbedrag zijn niet subsidiabel.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn niet subsidiabel indien het gaat om reis- en verblijfkosten voor het personeel van de producentenorganisatie of haar leden.

Titel 3. Versterking afzetstructuur

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Afdeling 1. Activiteiten gericht op productieplanning

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 150

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het doel versterking afzetstructuur, bedoeld in artikel 43, tweede lid, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder i, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 151

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aanschaf van systemen voor aanvoerprognoses en areaalenquêtes zijn subsidiabel indien het gaat om systemen bij de producentenorganisatie en haar leden die met elkaar kunnen communiceren.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van het aantal systemen, bedoeld in het eerste lid, en het aantal aansluitingen van haar leden op deze systemen.

Artikel 152

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties ten behoeve van voorraadbeheer en distributie zijn subsidiabel indien het gaat om het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT systemen voor logistieke planning en voor zover zij tot doel hebben:

    • a. kwaliteitsverbetering van het proces;

    • b. tracking and tracing van producten;

    • c. koppeling van vraag aan aanbod, en

    • d. efficiencyverbetering.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn vanaf de aanvang van de activiteiten gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel.

  • 3 Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen kosten voor de interface van ICT systemen voor logistieke planning, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

    • a. een aanvoerregistratiesysteem;

    • b. een verkoopsysteem;

    • c. het verladingssysteem;

    • d. een orderregistratiesysteem, of

    • e. een facturatiesysteem.

  • 4 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid op locatie van de leden van de producentenorganisatie zijn slechts subsidiabel indien de producentenorganisatie kan aantonen dat zij integraal onderdeel uitmaken van het systeem voor logistieke planning van de producentenorganisatie.

  • 5 De volgende uitgaven zijn voor maximaal 50% subsidiabel:

    • a. uitgaven voor scanner, touchscreens, tags, punnets en RIFD, en

    • b. uitgaven voor hardware of software van het in het eerste lid bedoelde systeem, indien de producentenorganisatie aan de minister op basis van een offerte niet kan aantonen dat deze hardware of software uitsluitend bestemd is voor de functionaliteiten, genoemd in het eerste lid.

  • 6 Uitgaven voor het verder uitrollen van ICT systemen voor logistieke planning zijn niet subsidiabel.

  • 7 Bij de indiening van het operationeel programma wordt een onderbouwd plan overlegd met daarin:

    • a. een gedetailleerde beschrijving van het project;

    • b. een begroting van de investeringskosten;

    • c. een definiëring van de onderdelen van de investeringskosten;

    • d. een verdeling van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen, en

    • e. een gedetailleerde beschrijving van de functionaliteit van de verschillende onderdelen door de leverancier.

Artikel 153

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor koeling van producten ten behoeve van lange bewaring zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. koelhuizen,

    • b. koelcellen,

    • c. koelinstallaties en

    • d. vriescellen.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van de gekoelde hoeveelheden product, met uitsplitsing naar gewas en type klant.

Artikel 154

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in conditioneringssystemen ten behoeve van lange bewaring van producten zijn subsidiabel.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. installaties of apparatuur voor conditionering van champignon- en witloftrekcellen, en

    • b. droogsystemen voor de aanzuiging van buitenlucht ten behoeve van knoflook.

Artikel 155

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie gefactureerd zijn.

  • 3 In het geval de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben op twee uitvoeringsjaren van het operationeel programma, zijn deze uitgaven, in afwijking van 289a, eerste lid, subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 4 Ter uitvoering van artikel 60, eerste lid, en bijlage IX van verordening 543/2011 overlegt de producentenorganisatie jaarlijks bij het indienen van de steunaanvraag aan de minister een bewijs van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, bestaande uit:

    • a. een huurcontract; en

    • b. een registratie van de in- en uitslag.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van de gekoelde of geconditioneerde hoeveelheden product, met uitsplitsing naar gewas en type klant.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 156

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aanpassingen in systemen en interfaces van de producentenorganisatie en haar leden die noodzakelijk zijn voor de aanschaf van systemen voor aanvoerprognose en areaalenquêtes zijn subsidiabel indien de systemen voor aanvoerprognose en areaalenquêtes van de producentenorganisatie en haar leden met elkaar kunnen communiceren.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van het aantal systemen, bedoeld in het eerste lid, en het aantal aansluitingen van haar leden op deze systemen.

Artikel 157

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven voor jaarlijkse licenties voor aanvoermodules voor systemen voor aanvoerprognoses en areaalenquêtes als bedoeld in artikel 152 zijn voor maximaal 50% subsidiabel.

Artikel 158

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten ten behoeve van voorraadbeheer en distributie, het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT systemen voor logistieke planning als bedoeld in artikel 152, eerste lid, zijn subsidiabel.

  • 2 Bij de indiening van het operationeel programma overlegt de producentenorganisatie aan de minister:

    • a. een begroting van het aantal uren per taak of functie, en

    • b. een omschrijving van de taken en functies.

Afdeling 2. Activiteiten gericht op afzetverbetering

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 159

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het doel versterking afzetstructuur, bedoeld in artikel 43, tweede lid, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder iii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 160

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties voor investeringen in ICT systemen voor markt en afzet zijn subsidiabel indien het systeem tot doel heeft:

    • a. kwaliteitsverbetering van het proces;

    • b. koppeling van vraag aan aanbod, of

    • c. efficiencyverbetering.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel, te rekenen vanaf de aanvang van de activiteit.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van het aantal systemen, bedoeld in het eerste lid, en het aantal aansluitingen van haar klanten op deze systemen.

Artikel 161

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties voor investeringen in ICT systemen voor customer relationship management zijn subsidiabel.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn vanaf de aanvang van de activiteiten gedurende maximaal 4 jaar subsidiabel.

  • 3 Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen kosten voor de interface van de ICT systemen voor customer relationship management, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

    • a. een aanvoerregistratiesysteem;

    • b. een verkoopsysteem;

    • c. het verladingssysteem;

    • d. een orderregistratiesysteem, of

    • e. een facturatiesysteem.

  • 4 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid op locatie van de leden van de producentenorganisatie zijn slechts subsidiabel indien de producentenorganisatie kan aantonen dat zij integraal onderdeel uitmaken van het ICT systeem voor customer relationship management van de producentenorganisatie.

  • 5 Uitgaven voor het verder uitrollen van ICT systemen voor customer relationship management zijn niet subsidiabel.

  • 6 In geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, wordt door de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van het operationeel programma een onderbouwd plan overlegd met daarin:

    • a. een gedetailleerde beschrijving van het project;

    • b. een begroting van de investeringskosten;

    • c. een definiëring van de onderdelen van de investeringskosten;

    • d. een verdeling van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen, en

    • e. een gedetailleerde beschrijving van de functionaliteit van de verschillende onderdelen door de leverancier.

Artikel 162

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de bundeling van productstromen zijn subsidiabel, indien het gaat om innovatieve op afzetverbetering gerichte investeringen in:

    • a. sorteer- en verpakcentra:

    • b. distributiecentra;

    • c. verwerkingscentra;

    • d. fustopslag;

    • e. dockboards, of

    • f. sorteer- en verpakkingslijnen.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. investeringen ter vervanging van oude centra als bedoeld in het eerste lid;

    • b. standaard sorteer- en verpakkingslijnen op teeltbedrijven en op bestaande locaties van de producentenorganisatie;

    • c. met de sorteerlijn geïntegreerde aanvoerprognosesystemen;

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product waarvan de productstroom gebundeld is met behulp van de investeringen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 163

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de bundeling van productstromen zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten van het huren van de investeringen bedoeld in artikel 162, eerste lid.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om de uitgaven bedoeld in artikel 162, tweede lid.

  • 3 De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 4 In het geval de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben op twee uitvoeringsjaren van het operationeel programma, zijn deze uitgaven, in afwijking van artikel 289a, eerste lid, subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, een huurcontract.

Artikel 164

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie in vollegrondsteelt zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om investeringen in gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen, waaronder apparatuur, bestemd voor het reinigen, sorteren, wegen of verpakken van de in de grond geteelde gewassen, en

    • b. de investeringen gebruikt worden in het veld direct na de oogstfase.

  • 2 In geval van een geïntegreerd systeem met een oogstmachine zijn de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies als uitgaven als bedoeld in het eerste lid, subsidiabel.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde uitgaven een mobiel pakstation betreffen, zijn maximaal twee in het pakstation geïntegreerde wagens subsidiabel.

  • 4 Investeringen in aparte oogstsystemen en tractoren zijn niet subsidiabel.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 165

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van producentenorganisaties voor de van ICT systemen voor markt en afzet, bedoeld in artikel 160, eerste lid, zijn subsidiabel indien het gaat om de kosten van de benodigde aanpassingen van het systeem en de interface, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

  • a. een aanvoerregistratiesysteem;

  • b. een verkoopsysteem;

  • c. een verladingssysteem;

  • d. een orderregistratiesysteem, of

  • e. een facturatiesyteem

Artikel 166

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT systemen voor customer relationship management systemen als bedoeld in artikel 161, eerste lid, zijn subsidiabel.

  • 2 Bij de indiening van het operationeel programma overlegt de producentenorganisatie aan de minister:

    • a. een begroting van het aantal uren per taak of functie, en

    • b. een omschrijving van de taken en functies.

Artikel 167

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en externe diensten voor nieuwbouw van sorteercentra en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, fustopslag, dockboards en innovatieve op afzetverbetering gerichte sorteer- en verpakkingslijnen, bedoeld in artikel 162, eerste lid, ten behoeve van het ontsluiten van nieuwe markten zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. de kosten van bouwkundig advies;

    • b. de kosten van bouwbegeleiding;

    • c. de kosten van projectmanagement;

    • d. de kosten van onafhankelijk toezicht op uitvoering van een project;

    • e. de kosten van haalbaarheidsstudies;

    • f. juridische en administratiekosten,

    • g. reis- en verblijfkosten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd in het investeringsbedrag zijn niet subsidiabel.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn niet subsidiabel indien het gaat om reis- en verblijfkosten voor het personeel van de producentenorganisatie of haar leden.

Afdeling 3. Onderzoeksactiviteiten en activiteiten gericht op experimentele productie

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 168

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het doel versterking afzetstructuur, bedoeld in artikel 43, tweede lid, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder iv, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Uitgaven voor overige activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 169

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door professionalisering van de producentenorganisatie richting de markt zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten voor:

  • a. onderzoek naar activiteiten van de producentenorganisatie op het gebied van:

    • afzet;

    • logistiek;

    • kwaliteit;

    • milieubescherming, en

    • teelttechnisch onderzoek.

  • b. experimentele productie.

Afdeling 4. Opleidingsactiviteiten en activiteiten ter bevordering van toegang tot adviesdiensten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 170

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het doel versterking afzetstructuur, bedoeld in artikel 43, tweede lid, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder v, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Artikel 171

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Bij de indiening van het operationeel programma verstrekt de producentenorganisatie in geval van educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling aan de minister een beschrijving van:

    • a. onderwerp(en) en leerdoel(en) van de bijeenkomst;

    • b. het programma met een specificatie van de onderdelen en gehanteerde werkvormen;

    • c. aantal bijeenkomsten met vermelding van de data en de duur per bijeenkomst, en

    • d. de kosten van de bijeenkomst.

  • 2 Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling aan de minister:

    • a. een deelnemerslijst, en

    • b. een aanwezigheidsregistratie per bijeenkomst per deelnemer voorzien van een handtekening van de deelnemer.

  • 3 Uitsluitend leden, medewerkers van leden en medewerkers van de producentenorganisatie, waaronder medewerkers van dochterondernemingen en kleindochterondernemingen van de producentenorganisatie, kunnen deelnemen aan educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling.

  • 4 In het kader van uitgaven voor educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling zijn uitsluitend de door de organisatie van de educatieve bijeenkomst in rekening gebrachte kosten voor deelname van de personen, bedoeld in het derde lid, subsidiabel.

Paragraaf 1. Uitgaven voor overige activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 172

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door professionalisering van de producentenorganisatie richting de markt zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten van opleidingen voor personeel voor activiteiten van de producentenorganisatie op het gebied van:

    • a. afzet;

    • b. logistiek;

    • c. kwaliteit;

    • d. milieubescherming, en

    • e. teelttechniek.

  • 2 Uitgaven voor opleiding en advies ten behoeve van het verwerven van algemene kennis en vaardigheden zijn niet subsidiabel.

Artikel 173

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door professionalisering richting de markt zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten van inhuur van externe deskundigen voor activiteiten van de producentenorganisatie op het gebied van:

    • a. afzet;

    • b. logistiek;

    • c. kwaliteit;

    • d. milieubescherming, en

    • e. teelttechniek.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, zijn voor maximaal 50% subsidiabel.

Artikel 174

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Bij de uitgaven voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelttechniek, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel e, stellen voorlichters jaarlijks per deelnemend lid van de producentenorganisatie, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, evaluatierapporten op.

  • 2 De evaluatierapporten, bedoeld in het eerste lid, bevatten:

    • a. een samenvatting van de concreet gegeven adviezen;

    • b. de beoogde effecten, en

    • c. de resultaten met betrekking tot de onderdelen kwaliteitsverbetering en milieureducties op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, mineralen en energie.

  • 3 Bij de indiening van de steunaanvraag zendt de producentenorganisatie op verzoek van de minister een selectie van de evaluatierapporten.

  • 4 De evaluatierapporten van elk deelnemend lid zijn opgenomen in de administratie van de producentenorganisatie.

Artikel 175

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van de uitgaven voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelttechniek, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel e, per lid per gewas, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de minister:

  • a. de naam en het aanvoernummer of lidnummer;

  • b. de naam van de voorlichter;

  • c. het soort gewas;

  • d. het areaal;

  • e. conform de overeenkomst tussen producentenorganisatie en voorlichter:

    • het aantal bezoeken;

    • de gemiddelde duur per bezoek in uren, en

    • het totaalbedrag per lid;

  • f. het extra aantal bezoeken;

  • g. het totaalbedrag van de extra in rekening gebrachte kosten;

  • h. het subsidiabele percentage.

Artikel 176

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt in geval van biologische productie zijn subsidiabel indien:

  • a. het gaat om:

    • biologische teelt;

    • bodemvruchtbaarheid;

    • biologische bemesting;

    • compostering;

    • vruchtwisseling;

    • rassenkeuze;

    • biologische bestrijding en biologisch evenwicht, of

    • biologische teelttechniek;

  • b. voldaan is aan de bepalingen opgenomen in verordening 834/2007, en verordening 889/2008, en

  • c. deelnemende leden van de producentenorganisatie beschikken over een geldig Skal certificaat of een bevestiging van Stichting Skal dat het bedrijf van het lid in omschakeling is naar biologische productie.

Artikel 177

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt in het geval van geïntegreerde plaagbestrijding zijn subsidiabel als het gaat om:

    • a. biologische of geïntegreerde bestrijding;

    • b. geleide bestrijding;

    • c. het voorkomen van ziekten en plagen met inbegrip van gewas-, water- of bodemanalyses gericht op het vaststellen van ziekten en plagen.

  • 2 Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, per soort analyse, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de minister:

    • a. de soort en naam van de analyse;

    • b. de naam van de leverancier;

    • c. het aantal deelnemende telers;

    • d. het aantal van de analyses;

    • e. een tarief voor de analyse, en

    • f. het totaalbedrag per analyse.

Artikel 178

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor algemeen advies en begeleiding ten behoeve van de teelt in het geval van geïntegreerde productie die mede het kwaliteit en milieu betreffen zijn voor 50% subsidiabel indien het onder meer gaat om:

    • a. gewasbeoordeling;

    • b. gewasbescherming;

    • c. watermanagement;

    • d. bemesting en reduceren mineralengebruik;

    • e. klimaataansturing, of

    • f. energiereductie.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op de begeleiding van het trekken van witlofpennen zijn niet subsidiabel.

Afdeling 5. Activiteiten gericht op crisispreventie en crisisbeheer

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Paragraaf 1. Algemene bepalingen inzake crisispreventie maatregelen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 179

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het doel versterking afzetstructuur, bedoeld in artikel 43, tweede lid, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder vi, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Artikel 180

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a. incidentele crisis: een crisis veroorzaakt door een aanwijsbaar incident dat een belangrijke invloed heeft op de prijsvorming gedurende een kortere periode en

  • b. structurele crisis: een crisis met een langdurige periode van lage prijzen, die onder de kostprijs liggen.

Artikel 181

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 In geval van een structurele crisis zijn de uitgaven, bedoeld in deze afdeling, uitsluitend subsidiabel als de acties het effect op korte en lange termijn kunnen sorteren.

  • 2 In geval van een incidentele crisis zijn de uitgaven, bedoeld in deze afdeling, uitsluitend subsidiabel als het effect van de acties gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.

  • 3 De minister stelt vast in welke gevallen sprake is van een crisis als bedoeld in het eerste en tweede lid en wat de aard van deze crisis is.

  • 4 Voor het jaar 2017 verkeert in structurele crisis de afzet van de producten:

    • a. glasgroenten;

    • b. witlof;

    • c. bloemkool;

    • d. champignons;

    • e. appels, en

    • f. peren.

  • 5 Dit artikel is niet van toepassing op uitgaven voor premies ten behoeve van een oogstverzekering.

Paragraaf 2. Uitgaven ten behoeve van afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 182

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten in het kader van afzetbevorderings -en communicatieacties als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. marktonderzoek;

    • b. marktstudies;

    • c. introductie van een nieuwe verpakkingswijze;

    • d. introductie van een merk;

    • e. promotie, of

    • f. reclame.

  • 2 Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, worden mede verstaan voorbereidende uitgaven.

Artikel 183

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor collectieve generieke promotie-uitingen op het gebied van crisis zijn subsidiabel.

  • 2 Bij de indiening van het operationeel programma legt de producentenorganisatie in het kader van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, een plan inhoudende de concrete invulling van de acties en begroting voor aan de minister.

Paragraaf 3. Uitgaven ten behoeve van het uit de markt nemen van producten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 184

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor het uit de markt nemen van producten als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel f, van verordening 1308/2013 zijn subsidiabel.

  • 2 Als producten bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel f, van verordening 1308/2013 worden aangewezen:

    • a. tomaten met GN code 0702 00 00;

    • b. wortels met GN code 0706 10 00;

    • c. witte kool en rode kool met GN code 0704 90 10;

    • d. niet-scherpsmakende pepers (paprika’s) met GN code 0709 60 10;

    • e. bloemkool en broccoli met GN code 0704 10 00;

    • f. komkommers met GN code 0707 00 05;

    • g. augurken met GN code 0707 00 90;

    • h. champignons agaricus met GN code 0709 51 00;

    • i. appelen met GN code 0808 10;

    • j. peren met GN code 0808 30;

    • k. pruimen met GN-code 0809 40 05, en

    • l. rood fruit met GN codes 0810 20, 0810 30 en 0810 40;

  • 3 Als certificaat als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van verordening 543/2011 wordt aangemerkt een verklaring van een producentenorganisatie waarin staat dat de uit de markt genomen producten voldoen aan de in artikel 76 van verordening 543/2011 bedoelde handelsnormen of minimumeisen.

  • 4 Als toegestane bestemmingen als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van verordening 543/2011 worden aangewezen:

    • a. afvoer naar de afvalverwerkende industrie, nadat het product is gedenatureerd;

    • b. afvoer naar veehouders ten behoeve van vervoedering, nadat het product is gedenatureerd, en

    • c. gratis uitreiking, als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van verordening 543/2011, aan liefdadigheidsinstellingen of -organisaties als bedoeld in artikel 187, eerste lid.

  • 5 Afvalverwerkers, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, beschikken over een geldige milieuvergunning.

  • 6 Afnemers van producten die op grond van het eerste lid uit de markt genomen zijn mogen geen vergoeding betalen voor het uit de markt genomen product.

Artikel 185

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een voorafgaande melding, bedoeld in artikel 78, eerste lid, van verordening 543/2011, wordt elektronisch ingediend bij de minister.

  • 2 Een melding als bedoeld in het eerste lid betreft een massa van ten hoogste 30.000 kilogram.

  • 3 Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde melding maakt de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties gebruik van een middel dat door de minister ter beschikking is gesteld.

  • 4 Indien de melding bedoeld in het eerste lid plaats vindt voor 0:00 uur, vindt de controle, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening 543/2011 uiterlijk de derde werkdag plaats.

  • 5 De uit de markt genomen producten worden bij controle in dusdanige verpakking aangeboden dat controle mogelijk is en in elk geval niet in een verpakking met een omvang groter dan 1 kubieke meter en een gewicht van meer dan 300 kg.

  • 7 Een producentenorganisatie toont aan dat bij het indienen van een melding, als bedoeld in het eerste lid, van het uit de markt nemen ten behoeve van gratis uitreiking, als bedoeld in artikel 184, vierde lid, onderdeel c, de afname door de liefdadigheidsinstelling of -organisatie verzekerd is. Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie hiertoe schriftelijke bewijsstukken.

Artikel 186

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De minister stelt de door de lidstaten vast te stellen maximale steunbedragen, bedoeld in artikel 79, eerste lid, van verordening 543/2011 vast.

Artikel 187

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 2 Als personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun onderhoud te voorzien als bedoeld in artikel 34, vierde lid, onderdeel a, van verordening 1308/2013 worden aangemerkt:

    • a. personen die op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand recht hebben op een overheidsuitkering, en

    • b. andere personen die ten genoegen van de voedselbanken kunnen aantonen niet over voldoende middelen te beschikken om in hun onderhoud te voorzien.

  • 3 Het overnamecertificaat, bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel d, van verordening 543/2011 wordt getekend door:

    • a. het regionale distributiecentrum, in het geval de uit de markt genomen producten geleverd worden aan een regionale distributiecentrum voor voedselbanken, en

    • b. de voedselbank, in het geval de uit de markt genomen producten geleverd worden aan de voedselbank die de uit de markt genomen producten daadwerkelijk uitreikt aan de eindontvangers.

  • 4 Indien een voedselbank van haar aanvragers een symbolische bijdrage vraagt voor de voedselpakketten vraagt de voedselbank hiervoor vooraf toestemming aan onze minister en houdt zij hiervoor een financiële boekhouding bij.

  • 5 Indien een voedselbank de op grond van deze regeling ontvangen producten verwerkt of laat verwerken toont de voedselbank aan dat de verwerkte producten volledig ten goede komen aan de personen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 188

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties sluiten schriftelijke overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 184, vierde lid, en transporteurs van uit de markt genomen producten waarin de afnemers en transporteurs worden verplicht:

    • a. tot naleving van de voorwaarden uit artikel 83 van verordening 543/2011;

    • b. bij ontvangst van de uit de markt genomen producten de daarbij behorende door de minister ter beschikking gestelde vrachtbrief te ondertekenen;

    • c. de vrachtbrief, bedoeld in onderdeel b, en de overeenkomst met de producentenorganisatie gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren, en

    • d. tot vervoer van de uit de markt genomen producten voor bestemmingen als bedoeld in artikel 184, vierde lid, onderdeel a en b, zonder dat verlies uit het vervoermiddel van producten of delen ervan plaatsvindt.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid worden ontvangers van uit de markt genomen producten als bedoeld in artikel 184, vierde lid, onderdelen a en b, verplicht om de uit de markt genomen producten in geval van de bestemmingen bedoeld in artikel 184, vierde lid, onderdelen a en b:

    • a. een niet voor menselijke consumptie geschikte bestemming te geven die:

      • de normale afzet van de betrokken productie niet in de weg staat, en

      • geen negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van verordening 543/2011, en

    • b. bij ontvangst per vracht te wegen en de weegbrieven gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren.

  • 3 Indien voor gratis uitreiking, als bedoeld in artikel 185, vierde lid, onderdeel c, bestemd product door de verwerkende industrie wordt verwerkt toont de afnemer ten genoegen van de minister aan de hand van bewijsstukken aan dat het product niet opnieuw in het commerciële handelscircuit terecht komt.

Artikel 189

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uit de bewijsstukken bedoeld in artikel 81, tweede lid, van verordening 543/2011 blijkt:

  • a. vanaf welk adres de uit de markt genomen producten bestemd voor gratis uitreiking vervoerd zijn;

  • b. het adres waar de uit de markt genomen goederen bestemd voor gratis uitreiking zijn afgeleverd aan een voedselbank als bedoeld in artikel 187, eerste lid, en

  • c. het aantal afgelegde kilometers.

Paragraaf 4. Uitgaven ten behoeve van het groen oogsten of niet oogsten van groenten en fruit

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 190

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor het groen oogsten en niet oogsten van producten als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel g, van verordening 1308/2013 zijn subsidiabel.

  • 2 Als producten bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel g, van verordening 1308/2013 worden aangewezen:

    • a. tomaten met GN code 0702 00 00;

    • b. wortels met GN code 0706 10 00;

    • c. witte kool en rode kool met GN code 0704 90 10;

    • d. niet-scherpsmakende pepers (paprika’s) met GN code 0709 60 10;

    • e. bloemkool en broccoli met GN code 0704 10 00;

    • f. komkommers met GN code 0707 00 05;

    • g. augurken met GN code 0707 00 90;

    • h. champignons Agaricus met GN code 0709 51 00;

    • i. appelen met GN code 0808 10;

    • j. peren met GN code 0808 30;

    • k. pruimen met GN-code 0809 40 05, en

    • l. rood fruit met GN codes 0810 20, 0810 30 en 0810 40.

  • 3 Uitgaven voor het groen oogsten en niet oogsten van percelen beplant met appelbomen of perenbomen die zijn aangeplant na 1 oktober 2015 zijn niet subsidiabel.

Artikel 191

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

De minister stelt de voor groen oogsten en niet oogsten te betalen vergoedingen, vast op grond van artikel 85, vierde lid, onderdeel b, van verordening 543/2011.

Artikel 192

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een voorafgaande melding als bedoeld in artikel 85, tweede lid, van verordening 543/2011, wordt elektronisch ingediend bij de minister.

  • 2 In de melding wordt het door de minister toegekende registratienummer van het toepasselijke perceel of de registratienummers van de toepasselijke percelen, zoals vermeld op het formulier, bedoeld in de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave zoals die geldt op het moment waarop de melding wordt gedaan, opgegeven.

  • 3 Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde melding maakt de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties gebruik van een door de minister beschikking gesteld middel.

  • 4 Indien de melding plaatsvindt voor 0:00 uur, vindt de controle, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening 543/2011 uiterlijk de derde werkdag plaats;

Artikel 193

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Voor producten waarvan de normale oogst reeds begonnen is maar die een langere oogstperiode dan een maand hebben wordt de resterende oogstcapaciteit door de producentenorganisatie ten genoegen van de minister bepaald aan de hand van:

  • a. afleverbonnen van de planten;

  • b. de normale productiecyclus van een gewas, en

  • c. de oorspronkelijk geplande ruimdatum.

Artikel 194

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie voert het vernietigde gewas, indien van toepassing, of het groen geoogste product af.

  • 2 Als toegestane bestemmingen voor de in het eerste lid bedoelde afvoer worden aangewezen:

    • a. afvalverwerkers, en

    • b. veehouders ten behoeve van vervoedering.

  • 3 Afvalverwerkers bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, beschikken over een geldige milieuvergunning.

  • 4 Producentenorganisaties sluiten schriftelijke overeenkomsten met afnemers als bedoeld in het tweede lid en transporteurs van de in het eerste lid bedoelde gewassen en producten waarin de afnemers en transporteurs worden verplicht:

    • a. tot naleving van de voorwaarden uit artikel 83, tweede lid, van verordening 543/2011;

    • b. bij ontvangst van de in het eerste lid bedoelde gewassen en producten de daarbij behorende door de minister ter beschikking gestelde vrachtbrief te ondertekenen, en

    • c. de vrachtbrief, bedoeld in onderdeel b, en de overeenkomst met de producentenorganisatie gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren.

  • 5 In aanvulling op het vierde lid worden ontvangers van de gewassen en producten bedoeld in het eerste lid verplicht om deze gewassen en producten:

    • a. een niet voor menselijke consumptie geschikte bestemming te geven die:

      • de normale afzet van de betrokken productie niet in de weg staat, en

      • geen negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van verordening 543/2011, en

    • b. bij ontvangst per vracht te wegen en de weegbrieven gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren.

Paragraaf 5. Uitgaven ten behoeve van oogstverzekering

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 195

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven voor premies ten behoeve van een oogstverzekering als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel h, van verordening 1308/2013 en de artikelen 50 en 51 van verordening 2017/891 zijn subsidiabel indien de producentenorganisatie voor die verzekering een raamovereenkomst met de verzekeraar heeft gesloten, of:

    • a. de oogstverzekering op naam van de producentenorganisatie is gesteld, en

    • b. de uitgaven door de producentenorganisatie worden gedaan.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn slechts subsidiabel indien zij betrekking hebben op het deel van de polis dat betrekking heeft op gewasschade als gevolg van weersomstandigheden of klimatologische omstandigheden.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, zijn uitsluitend subsidiabel indien zij daadwerkelijk betaald zijn, met uitzondering van assurantiebelasting en polis- of andere soortgelijke kosten onder aftrek van kortingen en retributies op pro rato basis van de betaalde premies.

  • 4 Indien de oogstverzekering, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend dekking biedt tegen ongunstige weersomstandigheden vindt artikel 34, derde lid, van verordening 1308/2013 geen toepassing.

  • 5 Bij de indiening van de steunaanvraag wordt door de producentenorganisatie aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, in geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, informatie overlegd over de verzekering en de daaraan deelnemende leden.

Afdeling 6. Andere activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 196

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van het doel versterking afzetstructuur, bedoeld in artikel 43, tweede lid, en ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder viii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

Paragraaf 1. Uitgaven voor andere activiteiten

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 197

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door fusies en overnames zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. de juridische kosten en administratiekosten, en

  • b. de kosten van haalbaarheidsstudies.

Artikel 198

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de versterking van de verticale samenwerking in de keten voor beleggingen in aandelen zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor de waarde van de materiële vaste activa.

  • 2 De producentenorganisatie toont de belegging, bedoeld in het eerste lid, bij de indiening van de steunaanvraag aan door middel van bankstukken.

Deel 5. Steunaanvraag, voorschotten en gedeeltelijke betalingen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 289

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Als bewijsstuk als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen a en d, van verordening 543/2011, gelden:

    • a. een overzicht van de per project en activiteit aangevraagde steun, en

    • b. een detailstaat van de verrichte uitbetalingen en afschrijvingen.

  • 2 Als bewijsstuk als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel i, van verordening 543/2011, geldt de detailstaat betalingen en afschrijvingen van de producentenorganisatie waarin de facturen voor de betreffende acties zijn opgenomen.

  • 3 Indien uitgaven voor activiteiten op grond van deel 4, hoofdstuk 3 of 4, voor 50% subsidiabel zijn, worden de volledige uitgaven van de producentenorganisatie voor deze activiteiten opgenomen in de detailstaat van de verrichte uitbetalingen en afschrijvingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 289a

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven als bedoeld in deel 4, hoofdstuk 3 en 4, worden opgenomen in de steunaanvraag voor het uitvoeringsjaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd en de uitgaven worden dat jaar betaald, tenzij in hoofdstuk 3 of 4 van deel 4 anders wordt bepaald.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen uitgaven als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van deel 4 worden opgenomen in de steunaanvraag voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de uitgaven betaald worden indien:

    • a. de activiteit is uitgevoerd in het jaar waarvoor de steunaanvraag wordt ingediend, en

    • b. de uitgaven betaald zijn in de periode van 1 januari tot en met 14 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarop de steunaanvraag betrekking heeft.

Artikel 290

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Uitgaven als bedoeld in artikel 69, derde lid, van verordening 543/2011, kunnen in de steunaanvraag van het jaar waarin zij geprogrammeerd zijn worden opgenomen, indien de producentenorganisatie, in een bijlage bij de steunaanvraag, gemotiveerd aangeeft dat deze uitgaven betrekking hebben op situaties die:

    • a. aantoonbaar zijn ontstaan na indiening van het operationeel programma;

    • b. geheel buiten de invloedsfeer van de producentenorganisatie liggen, en

    • c. niet het gevolg zijn van een risicovolle planning door de producentenorganisatie.

  • 2 Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren en een controleverklaring afleggen, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, over de naleving van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

  • 3 Producentenorganisaties overleggen de verklaring, bedoeld in het derde lid, uiterlijk op 15 mei van het jaar na het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd aan de minister.

  • 4 De minister besluit of de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel zijn.

Artikel 291

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties laten een extern accountant de juistheid van de bewijsstukken, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen a, c, d, f, en i, van verordening 543/2011, controleren en laten de bewijsstukken door de accountant waarmerken.

  • 2 Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren op de naleving van de punten, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen e, g en h van verordening 543/2011.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle een controleverklaring op met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

  • 4 De in het derde lid bedoelde controleverklaring geldt als bewijsstuk als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen a en c tot en met i van verordening 543/2011.

Artikel 292

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties overleggen ter uitvoering van artikel 106, eerste lid, van verordening 543/2011 jaarlijks tegelijk met de indiening van de steunaanvraag:

  • a. een digitale ledenlijst per 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarop de steunaanvraag betrekking heeft met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier;

  • b. een overzicht van de leden die gedurende het jaar waarop de steunaanvraag betrekking heeft zijn uitgetreden, onder vermelding van de datum van uittreding, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, en

  • c. een parafenlijst van tekeningbevoegde personen binnen de producentenorganisatie.

Artikel 293

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een producentenorganisatie die in enig jaar een goedgekeurd operationeel programma uitvoert kan de minister uiterlijk op de volgende data om betaling van een voorschot als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van verordening 543/2011 verzoeken:

    • a. eerste voorschot: 31 januari;

    • b. tweede voorschot: 31 mei, en

    • c. derde voorschot: 30 september

  • 2 In een verzoek om een voorschot als bedoeld in het eerste lid wordt:

    • a. het bedrag van het verzochte voorschot genoemd, en

    • b. een onderbouwing opgenomen aan de hand van een reële raming van de verwachte uitgaven.

  • 3 Een producentenorganisatie die om een voorschot als bedoeld in het eerste lid verzoekt, is ook verplicht om voor de tweede en derde termijn van het betreffende jaar een voorschot te verzoeken.

  • 4 Ten behoeve van ieder volgend voorschot overlegt de producentenorganisatie de volgende bewijsstukken aan de minister:

    • a. de kwartaalrapportage, en

    • b. de detailstaat betalingen en afschrijvingen.

  • 5 De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren op de juistheid van de bedragen opgenomen in de bewijsstukken, bedoeld in het vierde lid.

  • 6 De in het eerste en tweede lid bedoelde accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een controleverklaring op en waarmerkt de in het vierde lid bedoelde bewijsstukken.

  • 7 De bewijsstukken, bedoeld in het vierde en zesde lid, worden uiterlijk op de volgende data aan de minister overlegd:

    • a. eerste rapportage: 1 juli van het jaar waarop het verstrekte voorschot betrekking heeft, en

    • b. tweede rapportage: 31 oktober van het jaar waarop het verstrekte voorschot betrekking heeft.

Artikel 294

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 2 Een verzoek om vrijgave van zekerheid als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk ingediend op:

    • a. eerste rapportage: 1 juli, of

    • b. tweede rapportage: 31 oktober.

Artikel 295

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een producentenorganisatie kan de minister uiterlijk op 1 mei, 1 augustus of 31 oktober van enig jaar verzoeken om een betaling van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de reeds in het kader van het operationele programma bestede en nog niet aan de producentenorganisatie betaalde bedragen, bedoeld in artikel 72 van verordening 543/2011.

  • 2 Ter onderbouwing van het verzoek om gedeeltelijke betaling als bedoeld in het eerst lid, overlegt de producentenorganisatie de volgende bewijsstukken aan de minister:

    • a. een rapportage, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, over de bij het verzoek betrokken periode, en

    • b. een detailstaat betalingen en afschrijvingen.

  • 3 De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren op de juistheid van de bedragen opgenomen in de bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 De accountant, bedoeld in het derde lid, stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle een controleverklaring op, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, en waarmerkt de bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid.

  • 5 De bewijsstukken, bedoeld in het tweede en vierde lid, worden uiterlijk op de volgende data aan de minister overlegd:

    • a. eerste rapportage: 15 mei van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft;

    • b. tweede rapportage: 15 augustus van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft, en

    • c. derde rapportage: 15 november van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft.

Artikel 295a

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Indien een producentenorganisatie werkt met een administratie van dertien perioden wordt, voor de toepassing van de artikelen 293, 294 en 295, onder kwartaal verstaan één keer een tijdvak van vier perioden en drie keer een tijdvak van drie perioden.

Artikel 296

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Indien een producentenorganisatie in enig jaar gebruikt maakt van voorschotten, kan deze producentenorganisatie voor het betreffende jaar geen gebruik maken van gedeeltelijke betalingen.

  • 2 Indien een producentenorganisatie in enig jaar gebruikt maakt van gedeeltelijke betalingen, kan deze producentenorganisatie voor het betreffende jaar geen gebruik maken van voorschotten.

Deel 6. Rapportageverplichtingen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 297

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Producentenorganisaties overleggen jaarlijks ter uitvoering van artikel 97, eerste lid, van verordening 543/2011 uiterlijk op 15 februari een jaarverslag als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van verordening 543/2011, aan de minister.

  • 2 Het jaarverslag, bedoeld in het eerste lid, bevat ten aanzien van de tijdens het vorig jaar uitgevoerde operationele programma, bedoeld in artikel 96, tweede lid, van verordening 543/2011:

    • a. een beschrijving van de geplande en daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden voor het betreffende jaar per activiteit;

    • b. een motivering van afwijkingen tussen geplande en daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden als bedoeld in onderdeel a;

    • c. een beschrijving per activiteit van de geplande en daadwerkelijk bereikte realisatie voor het betreffende jaar van de in het goedgekeurde operationele programma vastgestelde meetbare streefdoelen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c;

    • d. een motivering van afwijkingen tussen geplande en de daadwerkelijk bereikte realisatie, bedoeld in onderdeel c;

    • e. een beschrijving van de bijdrage die de uitvoering van het operationeel programma in het betreffende jaar geleverd heeft aan de realisatie van het operationeel programma, met name de strategische doelen, bedoeld in artikel 43, eerste en tweede lid;

    • f. een beschrijving van de, als gevolg van de afwijkingen, bedoeld in onderdeel d, noodzakelijke aanpassingen van de meetbare streefdoelen, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c;

    • g. een beschrijving en onderbouwing van de geplande en daadwerkelijke bijdrage die de gerealiseerde werkzaamheden in het betreffende jaar per project hebben geleverd aan de realisatie van:

    • h. een motivering van afwijkingen tussen de geplande en daadwerkelijk gerealiseerde bijdrage, bedoeld in onderdeel g.

  • 3 Indien de meetbare streefdoelen, bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011 moeten worden aangepast dient de producentenorganisatie voor het volgende jaar een verzoek tot wijziging van het operationeel programma aan, bedoeld in artikel 286.

Artikel 298

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Producentenorganisaties overleggen uiterlijk op 15 februari van het jaar dat volgt op het laatste jaar van uitvoering van het operationeel programma, het eindverslag, bedoeld in artikel 96, vierde lid, van verordening 543/2011, aan de minister.

Artikel 299

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Ter uitvoering van artikel 97, onderdeel b, van verordening 543/2011 overleggen producentenorganisaties jaarlijks, uiterlijk op 25 oktober, aan de minister de informatie, bedoeld in bijlage XIV van verordening 543/2011, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 300

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt in het laatste uitvoeringsjaar van het operationeel programma uiterlijk op 15 februari, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, een tussenevaluatie als bedoeld in artikel 126, derde lid, van verordening 543/2011 aan de minister.

  • 2 Ter uitvoering van artikel 126, derde lid, van verordening 543/2011 bevat de tussentijdse evaluatie in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a. een beschrijving van de geplande en daadwerkelijke gedurende de looptijd van het operationeel programma uitgevoerde projecten en activiteiten, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen d en e;

    • b. een motivering van afwijkingen tussen geplande en daadwerkelijke uitgevoerde projecten en activiteiten als bedoeld in onderdeel a;

    • c. een beschrijving per project en activiteit van de geplande en gedurende de looptijd van het operationeel programma daadwerkelijk bereikte realisatie van de in het goedgekeurde operationele programma vastgestelde meetbare streefdoelen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c;

    • d. een motivering van afwijkingen tussen geplande en de daadwerkelijk bereikte realisatie, bedoeld in onderdeel c;

    • e. een beschrijving van de bijdrage die de uitvoering van het operationeel programma gedurende haar looptijd geleverd heeft aan de realisatie van het operationeel programma, met name de strategische doelen, bedoeld in artikel 43, eerste en tweede lid;

    • f. een beschrijving van de begrote en daadwerkelijke benutting van het actiefonds gedurende de looptijd van het operationeel programma;

    • g. een motivering van afwijkingen tussen begrote en de daadwerkelijk bereikte benutting van het actiefonds, en

    • h. een beschrijving van de wijzigingen van het operationele programma als gevolg van de afwijkingen, bedoeld in onderdeel b, d en f.

  • 3 Indien de looptijd van een operationeel programma is verlengd op grond van artikel 65, eerste lid, van verordening 543/2011 behoeft de tussenevaluatie slechts één maal te worden uitgevoerd.

Deel 7. Sancties

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 301

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Dit deel strekt ter uitvoering van artikel 144 van verordening 543/2011.

Artikel 302

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Wanneer een onjuiste opgave leidt tot een hogere subsidie wordt de subsidie, behoudens overmacht of kennelijke vergissing, lager vastgesteld tot het bedrag waarvoor de producentenorganisatie bij een juiste opgave in aanmerking zou zijn gekomen, onder extra aftrek van 20 procent van het verschil tussen het opgegeven bedrag en het vastgestelde bedrag, indien blijkt dat:

    • a. de producentenorganisatie onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de waarde van de afgezette productie, of

    • b. de producentenorganisatie onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de bijdragen aan het actiefonds.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 303

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Indien blijkt dat het operationeel programma of enig onderdeel daarvan, in strijd met de voorwaarden waaronder het is goedgekeurd of in strijd met de op grond van verordening 1308/2013 gestelde voorschriften is uitgevoerd, wordt, behoudens overmacht, de subsidie verlaagd met een percentage van 20 procent, berekend over:

    • a. de totale waarde van de onjuist uitgevoerde onderdelen van het operationeel programma, of

    • b. de begrote waarde van de niet uitgevoerde onderdelen van het operationeel programma.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 304

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Indien een producentenorganisatie niet voldoet aan het minimum omzetvereiste, bedoeld in artikel 5, eerste lid, krijgt de producentenorganisatie een hersteltermijn van 12 maanden om alsnog aan het gestelde vereiste te voldoen.

  • 2 Indien de producentenorganisatie na de hersteltermijn, bedoeld in het eerste lid, niet aan het minimum omzetvereiste voldoet, wordt de subsidie voor het jaar waarin niet aan het minimum omzetvereiste werd voldaan 10 procent lager vastgesteld.

  • 3 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 305

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Indien blijkt dat de producentenorganisatie of één of meer van haar leden voor een uit het actiefonds gefinancierde actie overlappende nationale of communautaire financiering heeft ontvangen, wordt de aan de betreffende actie gerelateerde subsidie lager vastgesteld door:

    • a. ontneming van het gehele voordeel als gevolg van de overlappende financiering, en

    • b. een extra verlaging van 50 procent op het bedrag dat volgt uit de toepassing van onderdeel a.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 306

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Indien aan de administratie van de producentenorganisatie, haar leden of van ondernemingen aan wie de producentenorganisatie activiteiten heeft uitbesteed op grond van verordening 1308/2013 eisen zijn gesteld en blijkt dat aan deze eisen niet is voldaan, wordt de aan de desbetreffende actie gerelateerde subsidie, behoudens overmacht, verlaagd met 20 procent.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 307

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De subsidie wordt 20 procent lager vastgesteld indien blijkt dat de producentenorganisatie met betrekking tot de uitvoering van deze regeling:

    • a. aanwijzingen van de minister niet opvolgt, of

    • b. aan verzoeken van de minister geen gevolg heeft gegeven.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 308

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Indien een aanvraag op grond van de artikelen 65, eerste lid, 66, eerste lid, 69, eerste lid, 71, eerste lid, of 72, eerste lid, van verordening 543/2011 onvolledig is en niet binnen een redelijke termijn wordt aangevuld, wordt de aan de desbetreffende aanvraag gerelateerde subsidie, behoudens overmacht, met 5 procent verlaagd.

Artikel 309

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Indien uit een onderzoek als bedoeld in artikel 115, tweede lid, van verordening 543/2011 blijkt dat sprake is van fraude, worden de kosten van dit onderzoek ten laste van de producentenorganisaties gebracht.

Artikel 310

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Bij samenloop van diverse subsidieverlagende factoren als bedoeld in de artikelen 302 tot en met 304 en 306 tot en met 308 bedraagt de totale subsidieverlaging, indien er geen sprake is van opzet of grove nalatigheid, niet meer dan 50 procent.

Deel 8. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Artikel 311

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Archiefbescheiden van Productschap Tuinbouw betreffende zaken die op basis van deze regeling worden behartigd door de minister, worden overgedragen aan de minister, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 312

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanhangige aanvragen of verzoeken die zijn ingediend op grond van de Verordening PT Uitvoeringsbepalingen GMO Groenten & Fruit 2012 en de Verordening PT GMO Groenten & Fruit 2009 worden met ingang van 1 januari 2014 behandeld door de minister met inachtneming van de termijn die op dat tijdstip is verstreken sinds het tijdstip van indiening van de aanvraag of het verzoek.

  • 2 Besluiten, niet inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, genomen op grond van de Verordening PT Uitvoeringsbepalingen GMO Groenten & Fruit 2012 en de Verordening PT GMO Groenten & Fruit 2009 door het Productschap Tuinbouw, die golden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, worden met ingang van 1 januari 2014 geacht te zijn genomen door de minister op grond van deze regeling.

Artikel 312a

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1 Een operationeel programma dat is goedgekeurd onder de regeling zoals deze gold voor 1 januari 2017 wordt beheerst door de bepalingen van hoofdstuk 4 van de regeling zoals dat gold voor 1 januari 2017, met dien verstande dat in artikel 144 van dat hoofdstuk zoals dat gold voor 1 januari 2017 'minimaal 30% van' vervalt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, toont de producentenorganisatie, ter uitvoering van artikel 31, vierde lid, van verordening 2017/891, voor investeringen gedaan vanaf 1 januari 2018 het gebruik van duurzame productiemiddelen aan met behulp van een gebruiksadministratie per productiemiddel, tenzij de producentenorganisatie het gebruik van het productiemiddel op andere wijze aantoont ten genoegen van de minister.

  • 4 De producentenorganisatie meldt de minister bij het indienen van het verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 65 van verordening 543/2011 voor het komende uitvoeringsjaar op welke wijze op welke wijze de gebruiksadministratie, bedoeld in het derde lid, gevoerd wordt.

  • 5 In afwijking van het eerste lid wordt een operationeel programma beheerst door de bepalingen van de regeling zoals deze gelden vanaf 1 januari 2017 indien de producentenorganisatie op grond van artikel 65 of artikel 66 van verordening 543/2011 na 1 juli 2016 verzoekt om een wijziging van een operationeel programma dat strekt tot een aanpassing van de looptijd van het operationeel programma.

  • 6 Het toevoegen van een activiteit aan een operationeel programma als bedoeld in het eerste lid door middel van een wijzigingsverzoek grond van artikel 65 of artikel 66 van verordening 543/2011 dat is ingediend na 1 juli 2016 is toegestaan:

    • a. indien de activiteit subsidiabel is op grond van de regeling zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017, en

    • b. onder de voorwaarden die hoofdstuk 3 en 4 van deel 4 van de regeling aan deze activiteit stelt vanaf 1 januari 2017.

  • 7 Het toevoegen van een maatregel als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van verordening 543/2011 of een doel als bedoeld in artikel 33, eerste lid, of 152, eerste lid, onder c, van verordening 1308/2013 aan een operationeel programma als bedoeld in het eerste lid door middel van een wijzigingsverzoek op grond van artikel 65 of artikel 66 van verordening 543/2011 dat is ingediend na 1 juli 2016 is toegestaan:

    • a. indien de activiteit subsidiabel is op grond van de regeling zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017, en

    • b. onder de voorwaarden die hoofdstuk 3 en 4 van deel 4 van de regeling aan deze activiteit stelt vanaf 1 januari 2017.

  • 8 Uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen die niet of onder andere voorwaarden subsidiabel zijn op grond van de regeling zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017 kunnen worden opgenomen in een nieuw operationeel programma onder de voorwaarden voor subsidiabele activiteiten zoals deze golden voor 31 december 2016 indien:

    • a. zij onderdeel uitmaken van een voor 20 januari 2016 goedgekeurd operationeel programma;

    • b. de producentenorganisatie voor deze investering voor 31 december 2016 aan de minister heeft gemeld dat deze uitgaven gedurende meerdere jaren in de steunaanvraag worden opgenomen, en

    • c. de eerste termijn van deze uitgaven voor 31 december 2016 in de steunaanvraag is opgenomen.

  • 9 Na 1 juli 2016 mogen geen verzoeken tot wijziging op grond van artikel 65 of 66 van verordening 543/2011 worden ingediend indien:

    • a. deze strekken tot het toevoegen van investeringen in duurzame productiemiddelen aan een operationeel programma, en

    • b. deze investeringen niet subsidiabel zijn onder de regeling zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017.

  • 10 Een wijziging als bedoeld in artikel 65 of 66 van verordening 543/2011 is niet toegestaan indien deze strekt tot het in eenmaal in de steunaanvraag opnemen van de resterende termijn van uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen waarvoor de producentenorganisatie voor 31 december 2016 aan de minister heeft gemeld deze uitgaven in meerdere termijnen in de steunaanvraag op te nemen.

  • 11 Wijzigingen van statuten van producentenorganisaties als gevolg van aanpassing van deze regeling treden uiterlijk op 1 januari 2018 in werking.

  • 12 In afwijking van het eerste lid dient een producentenorganisatie een wijziging als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van verordening 543/2011 in op:

    • a. 1 februari van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • b. 1 mei van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • c. 1 augustus van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft, of

    • d. 31 oktober van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft.

Artikel 313

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 314

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering GMO groenten en fruit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 december 2013

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

S.A.M. Dijksma

Bijlage I. Niet limitatieve lijst van niet subsidiabele uitgaven en investeringen

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1. investeringen in kassen en tunnels;

  • 2. investeringen in substraat;

  • 3. investeringen in teeltgoten, teeltbakken en teeltstellingen;

  • 4. investeringen in dekwassers;

  • 5. investeringen in diamantglas;

  • 6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;

  • 7. investeringen in vervroegingsdoek inclusief vliesdoek ter wering van insecten;

  • 8. investeringen in waterbassins;

  • 9. investeringen in uv-ontsmetting en drainwaterontsmetting ten behoeve van de recirculatie van water in de pré-oogstfase;

  • 10. investeringen in oogstmachines;

  • 11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;

  • 12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard; beregeningsinstallaties

  • 13. investeringen in watergoten;

  • 14. investeringen in verwarmingsbuizen, warmwaterslangen en leidingwerk (tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard);

  • 15. investeringen in bladzuigers;

  • 16. uitgaven voor water- en bodem- en bladanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;

  • 17. uitgaven voor verpakkingsmateriaal en werkzaamheden ten behoeve van het verpakken en marktklaarmaken van producten;

  • 18. investeringen in (magazijn) stellingen;

  • 19. investeringen in spuitleidingen;

  • 20. investeringen in biobranders;

  • 21. investeringen in elektrische hef- en pallettrucks;

  • 22. investeringen in palletkantelaars;

  • 23. uitgaven voor afdichtingsmateriaal ten behoeve van champignoncellen;

  • 24. uitgaven voor looftrekdoeken;

  • 25. uitgaven voor stomen van materialen in de kas;

  • 26. uitgaven voor messen ter voorkoming van verspreiding van virussen.

Bijlage II. Subsidiabele en niet-subsidiabele ruimte

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Deel 1. Subsidiabele ruimte

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 1. inpandige deel van een dock, waarbij

    • a. de oppervlakte van het dock wordt niet meegerekend in de berekening van de subsidiabele oppervlakte, en

    • b. bij berekening van de oppervlakte voor de aankoop van de grond voor een dock wordt uitgegaan van een oppervlakte van 200 m2;

  • 2. dozenopzetruimte;

  • 3. fustopslag of fustloods;

  • 4. goederenlift van en naar ruimtes waar subsidiabele activiteiten plaatsvinden;

  • 5. jassenstraat;

  • 6. kantine en lunchruimte, indien

    • a. het personeel geen alternatief op de locatie kan worden geboden;

    • b. dergelijke ruimten in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn, en

    • c. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • een HACCP certificaat;

      • een BRC certificaat;

      • een IFS certifcaat, of

      • een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 7. keuken, indien

    • a. deze ruimte in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk is, en

    • b. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • een HACCP certificaat;

      • een BRC certificaat;

      • een IFS certifcaat, of

      • een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 8. keurruimte en keurmeesterskantoor voor product waarvoor de producentenorganisatie erkend is;

  • 9. koelcellen en ruimte voor de koelinstallatie;

  • 10. kratten- of fustwasserij;

  • 11. laad- of loodskantoor;

  • 12. label- en stickerruimte;

  • 13. luchtbrug, entresol, galerij of balustrade;

  • 14. machinekamer of CV-ruimte, indien daar subsidiabele machines worden geplaatst;

  • 15. noodstroomaggregaat;

  • 16. noodtrap of vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar subsidiabele activiteiten plaatsvinden;

  • 17. opslagruimte voor verpakkingsmateriaal;

  • 18. ruimte voor bewaarproeven of shelve life room;

  • 19. sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten, indien

    • a. deze ruimten in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn;

    • b. deze ruimten bestemd zijn voor personeel dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces en zo gelegen zijn dat aannemelijk is dit personeel hier gebruik van maakt, en

    • c. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • een HACCP certificaat;

      • een BRC certificaat;

      • een IFS certifcaat, of

      • een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 20. traforuimte;

  • 21. verladings- of expeditieruimte, of

  • 22. verpak- en sorteerruimte.

Deel 2. Niet subsidiabele ruimte

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

  • 2.1 Inpandig

    • 1. archiefruimte;

    • 2. berging, werkkasten en schoonmaakkasten;

    • 3. ruimten voor bedrijfshulpverlening of eerste hulp verlening;

    • 4. chauffeursruimte;

    • 5. dealingroom of afmijnzaal;

    • 6. excursiebordes;

    • 7. gang of hal;

    • 8. kantoor;

    • 9. kledingwasserij;

    • 10. ontspanningsruimte;

    • 11. ontvangsthal, entree of receptie;

    • 12. ruimte voor P&O-faciliteiten;

    • 13. ruimte voor paspoortcontrole;

    • 14. presentatieruimte, projectieruimte of exclusieve ruimte;

    • 15. rookruimte en afgescheiden kantine voor rokers;

    • 16. serverruimte;

    • 17. spreekkamer;

    • 18. ruimte voor technische dienst of technische ruimte;

    • 19. terras of patio, of

    • 20. vergaderruimte of overlegruimte.

  • 2.2 Buiten

    • 1. terreinverharding;

    • 2. groenvoorziening, inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen;

    • 3. ontsluiting op de openbare weg;

    • 4. parkeerterrein of Parkeergarage, of

    • 5. fietsenstalling.

  • 2.3 Overig

    • 1. verhuurde ruimtes;

    • 2. ruimtes die niet in eigendom zijn van de producentenorganisatie, of

    • 3. overige opslagruimten.

Bijlage III. Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuwbouw en volledige verbouwing (inclusief koelhuizen)

[Regeling vervallen per 15-07-2017]

Subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten

 

Alle elementen voor niet-subsidiabele ruimten en verder

1.0

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

1.7

Voorbereidingen en overdracht

grondonderzoek

bodemonderzoek

sondering

architect/teken- en constructiewerk (staal- en fundering)

bouwkundig advies/deskundigenkosten

projectmanagement/bouwbegeleiding/toezicht

notariële kosten

1.0

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

Voorbereidingen en overdracht

bouwaanvragen (bij gemeente)

milieuaanvragen (bij gemeente)

Construction all risk verzekering

rentekosten

bankgaranties

leges, kadastrale tarieven

       

2.0

2.1

2.2

2.3

2.4

2.5

2.6

2.7

2.8

2.9

Bouwplaatsvoorzieningen

loodsen en keten

beschikbaarstelling personeel

schoonmaak en preventief onderhoud

inrichting werkterrein

tijdelijke terreinverharding

(peil) uitzetten of maatvoering

bouwstroom en -water

tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen

overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw

2.0

2.1

2.2

2.3.

Bouwplaatsvoorzieningen

afsluitingen

reclame voor de aannemer

vuilafvoer

       

3.0

3.1

3.2

3.3

3.4

Grondwerk – bouwrijp maken

ontgraven van de grond

verwerken van grond en grondvervangende materialen

verdichten van grond

aanvulwerkzaamheden

3.0

3.1

3.2

3.3.

Grondwerk – bouwrijp maken

sloopwerkzaamheden (onder meer hak, breek en graafwerk van betonresten/asfalt/bestaande bebouwing)

rooiwerkzaamheden

demontagekosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt

       

5.0

5.1

5.2

5.3

Terreinverharding (inpandig)

beton- of asfaltverharding

verhardingslagen van steenmengsel

geleidingscontructies

vloercoating

5.0

5.0

5.1

5.2

5.3

5.4

Terreinverharding (in- en uitpandig)

niet subsidiabele voorzieningen zoals

parkeerplaatsen en (openbare) weg

bewegwijzering

stoplichten

belijning

       

6.0

Funderingspalen

   
       

7.0

Betonwerk

   
       

8.0

Metselwerk

   
       

9.0

Vooraf vervaardigde steenachtige elementen

   
       

10.0

Metaalconstructiewerk

   
       

11.0

Kozijnen, ramen en deuren

   
       

12.0

Systeembekleding

   
       

13.0

13.1

13.2

Trappen en balustrade

vaste trappen naar subsidiabele ruimtes

balustraden

13.0

13.1

Trappen en balustrade

naar niet subsidiabele ruimtes, bijvoorbeeld kantoren

       

14.0

Beglazing

   
       

15.0

Stukadoorswerk

   
       

16.0

Tegelwerk

   
       

17.0

Dekvloeren en vloersystemen

   
       

18.0

Metaal- en kunststofwerk

   
       

19.0

Plafond- en wandsystemen

   
       

20.0

Afbouwtimmerwerk

   
       

21.0

Schilderwerk

   
       

22.0

Dakgoten en hemelwaterafvoeren

   
       

23.0

Binnenriolering

   
       

24.0

Waterinstallaties

   
       

25.0

25.1

25.2

Binneninrichting

keukenblok met blad, spoelbak en mengkraan

banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer

25.0

25.1

25.2

25.3

25.4

25.5

Binneninrichting

kasten

werk- en buffetbladen

stelposten

geluidsinstallatie/telefoon e.d.

entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)

       

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

26.0

26.1

26.2

26.3

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

behang

vloerbedekking

stoffering

       

27.0

27.1

27.2

27.3

27.4

27.5

Sanitair

douchecombinaties

closet- en urinoircombinaties

wastafel- en wastrogcombinaties

kranen en kraanafvoercombinaties

wateraanvoer

27.0

27.1

Sanitair

toebehoren sanitair

       

28.0

28.1

28.2

28.3

Brandbestrijdingsinstallaties

Brandblustoestellen/bluswatervoorziening

sprinklerinstallatie

brandwand of gordijn

   
       

29.0

29.1

29.2

29.3

29.4

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

brand- toegangs- en inbraaksysteem

toegangcontrole-installatie

camera observatiesysteem

codesloten

29.0

29.1

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

aansluiting meldkamer/bewakingsdienst

       

30.0

Verwarmingsinstallaties

   
       

31.0

Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties

   
       

32.0

Koeling

   
       

Bijlage IV. Overzicht rassen met forfaitaire tarieven voor het enten van tomaten bedoeld in artikel 264, tweede lid

[Vervallen per 01-01-2016]

Bijlage V. Overzicht van de biologische of geïntegreerde gewasbescherming bedoeld artikel 266, tweede lid

[Vervallen per 01-01-2016]

Naar boven