Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid klinisch technoloog

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Besluit van 17 oktober 2013, houdende tijdelijke regels inzake de opleiding, deskundigheid en tijdelijke zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen van de klinisch technoloog (Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid klinisch technoloog)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 augustus 2013, nr. 142358-108606-WJZ;

Gelet op artikel 36a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 september 2013, no. W13.13.0304/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 oktober 2013, nr. 156089-111111-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 2. Aanwijzing en titel

Artikel 2

  • 1 Als bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 7 wordt de klinisch technoloog aangewezen.

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, geldt voor een termijn van vijf jaar, en wordt slechts verlengd voor maximaal vijf jaar bij toepassing van artikel 36a, zevende lid, van de wet.

Artikel 3

  • 1 Het recht tot het voeren van de titel klinisch technoloog is voorbehouden aan degene:

    • a. aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene het afsluitende examen van een opleiding tot klinisch technoloog met goed gevolg heeft afgelegd, welke opleiding is opgenomen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs en die voldoet aan de artikelen 4 en 5, of

    • b. die in het bezit is van een door Onze Minister afgegeven verklaring van vakbekwaamheid:

      • waaruit blijkt dat betrokkene een examen heeft afgelegd van een opleiding, die is gericht op de uitoefening van het beroep van klinisch technoloog en aan de betrokkene daarvan een getuigschrift is uitgereikt dat niet is afgegeven binnen een staat aangesloten bij de overeenkomst van Oporto van 2 mei 1992 betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132) of Zwitserland, en

      • waarin Onze Minister verklaart dat de door de betrokkene verworven vakbekwaamheid voor de toepassing van deze wet geacht kan worden gelijkwaardig te zijn aan de vakbekwaamheid welke uit de artikelen 4 en 5 kan worden afgeleid, of

    • c. die in het bezit is van een door Onze Minister afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als klinisch technoloog in de zin van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, en de erkenning, bedoeld in het eerste lid, onder c, geven aan voor welk technisch medisch deelgebied van de geneeskunst zij van toepassing zijn.

§ 3. Opleiding

Artikel 4

De opleiding, bedoeld in artikel 3, heeft een studielast van 10.080 studiebelastingsuren, omvat zowel theoretisch als praktisch onderwijs, en is er op gericht dat de betrokkene competenties verwerft, behorend tot het gebied van deskundigheid als bedoeld in artikel 6, ter zake van:

  • a. technisch medische deskundigheid;

  • b. communicatie;

  • c. samenwerking;

  • d. organisatie;

  • e. academicus;

  • f. professionaliteit.

Artikel 5

  • 1 De competentie technisch medische deskundigheid omvat de bekwaamheid om:

    • a. een breed pakket aan kennis uit het medisch en technologisch kennisdomein toe te passen bij het oplossen van technisch medische vraagstukken;

    • b. in het technisch medisch domein door onderzoek nieuwe wetenschappelijke kennis te verwerven en nieuwe behandelplannen en diagnostische methoden te ontwikkelen met behulp van het ontwerpproces;

    • c. op basis van een integratie van kennis, vaardigheden, competentieplanning en reflectie medische technologie toe te passen in het diagnostisch en therapeutisch proces van de geneeskundige praktijk;

    • d. relevante informatie ten aanzien van het technisch medische probleem op te zoeken en te integreren in de eigen praktijk;

    • e. doeltreffend in woord en geschrift te communiceren met andere zorgverleners over de aan hem toevertrouwde patiëntenzorg;

    • f. te reflecteren op het eigen technisch medisch handelen en op de invloed hierop van eigen attitude, normen en waarden.

  • 2 De competentie communicatie omvat de bekwaamheid om:

    • a. met patiënten een therapeutische relatie aan te gaan dan wel te onderhouden op basis van wederzijds begrip, empathie en vertrouwen;

    • b. informatie te verzamelen over de aandoening van de patiënt, van familie of van relevante derden uit de omgeving van de patiënt en de verzamelde informatie te integreren;

    • c. relevante informatie te bespreken met de patiënt, de familie of andere zorgverleners om zo optimale zorg aan de patiënt te leveren;

    • d. de patiënt en de bij de patiënt betrokkenen te begeleiden;

    • e. met diverse patiëntengroepen zoals kinderen, ouderen, mannen en vrouwen en patiënten met verschillende culturele achtergronden om te gaan;

    • f. op patiëntgerichte wijze de anamnese af te nemen, waarbij gelet wordt op zowel de medische als op de communicatieve aspecten;

    • g. een goed evenwicht tussen persoonlijke en professionele rollen te bewaren en respect te tonen voor intermenselijke verschillen in professionele relaties.

  • 3 De competentie samenwerking omvat de bekwaamheid om:

    • a. in samenspraak met de patiënt op doeltreffende wijze te komen tot samenwerking met andere zorgverleners binnen de gezondheidszorgorganisatie;

    • b. een doeltreffende bijdrage aan interdisciplinaire teams op het gebied van patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek te leveren.

  • 4 De competentie organisatie omvat de bekwaamheid om:

    • a. doelgericht en doeltreffend gebruik te maken van informatietechnologie en medische geautomatiseerde apparatuur;

    • b. een visie en doelstelling te formuleren, een strategie te ontwikkelen en adequate actie te ondernemen en daarbij adequaat taken en verantwoordelijkheden te delegeren;

    • c. middelen effectief in te zetten voor gezondheidszorg, onderzoek en onderwijs;

    • d. goed geïnformeerd te zijn over het Nederlandse gezondheidszorgsysteem, de invloed hierop van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, en deze kennis doeltreffend en efficiënt te benutten voor de eigen functie en organisatie;

    • e. de uitgangspunten van kwaliteitszorg, zijnde bewaking, bevordering en waarborging, in de praktijk toe te passen;

    • f. kritische situaties en risico’s tijdig te onderkennen en hierop adequaat in te spelen;

    • g. een kwaliteitsmodel in de praktijk toe te passen.

  • 5 De competentie academicus omvat de bekwaamheid om:

    • a. toegepast empirisch wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren;

    • b. systematische aanpak te hanteren, gebaseerd op de klinisch empirische cyclus en gekenmerkt door de ontwikkeling en het gebruik van theorieën, modellen en samenhangende interpretaties te maken;

    • c. voor een medisch probleem informatie te verzamelen, te analyseren en te interpreteren en met inachtneming van de medisch technologische kernbegrippen en de essentiële technologische begrippen te komen tot een verantwoorde aanpak voor het oplossen van een medisch probleem;

    • d. inzicht in de aard van wetenschap en technologie en kennis van actuele discussies hierover toe te passen;

    • e. een beredeneerd oordeel te vormen in het geval van incomplete en irrelevante data;

    • f. de eigen vakbekwaamheid te onderhouden en te bevorderen door zich voortdurend op de hoogte te houden van de belangrijkste ontwikkelingen in de technische en medische wetenschappen.

  • 6 De competentie professionaliteit omvat de bekwaamheid om:

    • a. op een eerlijke, betrokken wijze hooggekwalificeerde zorg te leveren, met aandacht voor de integriteit van de patiënt;

    • b. adequaat professioneel gedrag te demonstreren in gezondheidszorg, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs;

    • c. technisch medische praktijk te beoefenen op een ethisch verantwoorde manier, die de juridische en professionele verplichtingen van het lidmaatschap van een zelfregulerende groep respecteert;

    • d. op sterke en zwakke kanten in het eigen functioneren te reflecteren en daardoor sturing te geven aan het eigen leerproces en verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen professionele groei, met als doel levenslange ontwikkeling als professional;

    • e. te reflecteren op het eigen handelen in de medische praktijk, in relatie tot de eigen gevoelens en cognities;

    • f. te reflecteren op de invloed van eigen attitude, normen en waarden op het eigen handelen;

    • g. zich verantwoordelijk te tonen voor eigen handelen, zich te verantwoorden en toetsbaar op te stellen;

    • h. ethische dilemma’s te herkennen en kennis van ethische concepten relevant voor de gezondheidszorg in de praktijk te hanteren.

§ 4. Deskundigheid

Artikel 6

  • 1 Tot het gebied van deskundigheid van de klinisch technoloog wordt gerekend het optimaliseren van bestaande technisch medische handelingen alsmede het ontwerpen en ontwikkelen van nieuwe diagnostische methoden en therapieën met behulp van technologie én het verrichten van complexe technisch medische handelingen binnen het technisch medische deelgebied van de geneeskunst waarin de klinisch technoloog is opgeleid.

  • 2 De complexe technisch medische handelingen, bedoeld in het eerste lid, omvatten tevens:

    • onderzoeken en beoordelen van een patiënt en op basis van de verkregen gegevens het opstellen van een behandelplan;

    • uitvoeren van het behandelplan, begeleiden van een patiënt en het verrichten van gangbare en complexe technisch medische handelingen;

    • het stellen van indicaties en het herkennen van complicaties van complexe technisch medische handelingen en verrichtingen en het daarop anticiperen;

    • verwijzen naar, consulteren van en samenwerken met artsen en met andere gezondheidszorgmedewerkers.

§ 5. Voorbehouden handelingen

Artikel 7

  • 1 De klinisch technoloog is bevoegd tot:

    • a. het verrichten van heelkundige handelingen;

    • b. het verrichten van endoscopieën;

    • c. het verrichten van catheterisaties;

    • d. het geven van injecties;

    • e. het verrichten van puncties;

    • f. het verrichten van electieve cardioversie;

    • g. het toepassen van defibrillatie;

    • h. het verrichten van handelingen waarbij gebruik wordt gemaakt van radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden;

    • i. het verrichten van steenvergruizing voor geneeskundige doeleinden.

  • 2 De bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, geldt uitsluitend voor zover het betreft handelingen die vallen binnen de deskundigheid van complexe technisch medische handelingen als bedoeld in artikel 6 en die worden uitgeoefend volgens landelijke geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 8

  • 1 Alvorens een verklaring af te geven als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, wint Onze Minister advies in van de commissie.

  • 2 De commissie onderzoekt en laat Onze Minister weten of naar haar oordeel voldaan is aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, onderdeel b.

Artikel 9

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de noodzaak, de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid klinisch technoloog.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 17 oktober 2013

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers

Uitgegeven de dertiende november 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

Naar boven