Beleidskader Aanvraag na afwijzing

[Regeling vervallen per 06-02-2019.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-04-2013 t/m 05-02-2019

Beleidskader Aanvraag na afwijzing

Inleiding

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Een aanvrager van wie een eerdere aanvraag door het College gerechtelijk deskundigen (College) is afgewezen kan op enig moment een nieuwe aanvraag indienen. Deze nieuwe aanvraag moet aan bepaalde eisen voldoen om inhoudelijk in behandeling te kunnen worden genomen.1

Met dit beleidskader wil het College de nieuwe aanvrager duidelijk maken welke eisen van toepassing zijn. Het College wil hiermee inzicht geven in wat de aanvrager in de meeste gevallen aan toetsing en besluitvorming kan verwachten als hij een nieuwe aanvraag indient na een eerdere afwijzing.

Positie van de nieuwe aanvrager

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • 1. De beoordeling van de nieuwe aanvraag vindt – onder meer – plaats op basis van het aantal zaaksrapporten dat staat vermeld in het document dat de registratie-eisen per deskundigheidsgebied bevat. De zaaksrapporten moeten zijn opgesteld na de datum van het afwijzend Collegebesluit van de eerdere aanvraag.

    Toelichting

    Het College heeft per deskundigheidsgebied de registratie-eisen vastgesteld waaraan aanvragers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor registratie. Een afgewezen aanvrager zal met de nieuwe aanvraag moeten aantonen dat deze voldoet aan de dan geldende registratie-eisen. De registratie-eisen per deskundigheidsgebied zijn in te zien op de website van het NRGD (www.nrgd.nl). Het College beoordeelt de nieuwe aanvraag slechts op basis van nieuwe zaaksrapporten. Het College verwacht dat de aanvrager met de kennis van de inhoud van de eerdere beslissing en het advies van de toetsingsadviescommissie en/of de bezwaaradviescommissie waarop de eerdere beslissing van het College is gebaseerd, in staat wordt gesteld de kwaliteit van de onderzoeken en zaaksrapporten te verbeteren.

  • 2. Een aanvrager die na een eerdere inhoudelijke afwijzing een nieuwe aanvraag indient, komt in beginsel uitsluitend in aanmerking voor een registratie van beperkte duur van maximaal twee jaar. Vier maanden voor het aflopen van het einde van de registratieperiode van beperkte duur kan de aanvrager die over voldoende zelfstandig opgemaakte rapporten beschikt, een aanvraag tot registratie indienen voor de duur van vier jaar.

    Toelichting

    Het behoort tot de taak van het College de kwaliteit van de gerechtelijk deskundigen te bevorderen. Een manier om dit te bereiken is ervoor te zorgen dat de afgewezen aanvrager met de geconstateerde verbeterpunten aan de slag zal gaan. Van de aanvrager mag worden verwacht dat deze na een afwijzing op inhoudelijke gronden een supervisietraject in zal gaan. Bij het indienen van een nieuwe aanvraag is het toegestaan ook onder supervisie opgestelde rapporten op de lijst van zaaksinformatie te zetten, de zogenaamde niet zelfstandig opgemaakte rapporten. Het is in die situatie voor de toetsingsadviescommissie en het College echter bijzonder lastig om bij gesuperviseerde rapporten de kwaliteiten van de aanvrager zelf te kunnen beoordelen. Het College gaat ervan uit dat het voor de nieuwe aanvrager mogelijk moet zijn om tijdens de registratieperiode van beperkte duur tot zelfstandig opgemaakte rapporten te komen.

  • 3. In geval de nieuwe aanvraag gedaan wordt na een eerdere afwijzing op grond van artikel 12 lid 2 onder a van het Besluit register deskundige in strafzaken (hierna: Brdis), de zogenaamde opleidingseis, kan de nieuwe aanvraag worden beoordeeld op basis van rapporten die zijn geschreven vóór de datum van het eerdere afwijzingsbesluit van het College. Deze rapporten dienen te zijn opgesteld in de vier jaar vóór de datum van de nieuwe aanvraag.

    Toelichting

    Het is goed denkbaar dat de aanvrager korte tijd na de afwijzing alsnog de benodigde opleiding met goed gevolg heeft afgerond. Het College acht het in dat geval redelijk om bij een nieuwe aanvraag op de lijst van zaaksinformatie rapporten worden opgenomen die ook op de eerdere lijst van zaaksinformatie stonden vermeld, als deze rapporten maar zijn geschreven in de vier jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag. De aanvraag die op grond van artikel 12 lid 2 onder a Brdis is afgewezen, is immers nog niet inhoudelijk beoordeeld.

Toetsing en besluitvorming

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • 4. De advisering ten aanzien van de aanvraag na afwijzing zal bij voorkeur plaatsvinden door een toetsingsadviescommissie met een geheel andere samenstelling dan die eerder met betrekking tot de betrokken aanvrager heeft geadviseerd.

    Toelichting

    Het College zal zich ervoor inspannen dat een nieuwe toetsingsadviescommissie wordt samengesteld. In de praktijk zal een geheel andere samenstelling van de toetsingsadviescommissie vooral bij de kleinere deskundigheidsgebieden niet altijd mogelijk zijn.

  • 5. De toetsingsadviescommissie krijgt geen inzage in het advies van de eerdere toetsingsadviescommissie, in het (mogelijk) advies van de bezwaaradviescommissie, in het eerdere afwijzende Collegebesluit en in de (mogelijke) rechterlijke beslissingen. Uitzondering hierop geldt in het geval dat de betrokken aanvrager het initiatief neemt de vermelde adviezen en/of beslissingen zelf aan de nieuwe toetsingsadviescommissie ter beschikking te stellen.

    Toelichting

    De nieuwe aanvrager wordt een volledige, zoveel mogelijk objectieve, herkansing geboden. Daar hoort bij dat de toetsingsadviescommissie die de nieuwe aanvraag na afwijzing behandelt geen weet heeft van de inhoud van de eerdere advisering en de eerdere besluitvorming met betrekking tot de eerdere aanvraag. Deze toetsingsadviescommissie wordt door het College dan ook niet op de hoogte gesteld dat het een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing behandelt. Het is evenwel niet ondenkbaar dat de aanvrager het zelf wel van belang vindt dat de desbetreffende toetsingsadviescommissie op de hoogte is van de eerdere advisering en besluitvorming, bijvoorbeeld om een bepaalde focus mee te geven bij de advisering van de nieuwe aanvraag. De aanvrager zal zelf deze toetsingsadviescommissie de beschikking moeten geven over het advies van de eerdere toetsingsadviescommissie (en/of van de bezwaaradviescommissie), over het besluit van het College en over eventuele rechterlijke beslissingen.

    Het College weet op het moment dat het een besluit neemt overigens wel dat het gaat om een aanvraag na afwijzing teneinde voldoende invulling te kunnen geven aan zijn beleid als vermeld in dit Beleidskader. Na een afwijzend besluit bewaart het College alleen die persoonsgegevens die het College in het kader van zijn taakuitoefening nodig acht.

Dit beleidskader treedt in werking met ingang van 1 april 2013 en is van toepassing op alle nieuwe aanvragen na een eerdere afwijzing die na deze datum worden ingediend.

Utrecht, 28 maart 2013,

het College gerechtelijk deskundigen,

J.A. Coster van Voorhout

Voorzitter

  1. Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht een aanvrager bij het indienen van een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzende beschikking melding te maken van nieuwe feiten of omstandigheden. Hieronder moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd. Dit geldt ook voor bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, zoals zaaksrapporten. ^ [1]
Naar boven