Besluit voorraadvorming aardolieproducten 2013

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Besluit van 27 maart 2013, houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Besluit voorraadvorming aardolieproducten 2013)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 14 februari 2013, nr. WJZ / 13014857;

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, 5, tweede lid, 15, 19, vierde lid, en 30 van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 maart 2013, nr. W15.13.0037/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 25 maart 2013, nr. WJZ /13047008;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Voorraadplicht

Artikel 3

  • 1 Een verzoek als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a, van de wet, gaat vergezeld van de volgende informatie:

    • a. de door de voorraadplichtige in voorraad te houden hoeveelheid aardolieproducten,

    • b. de hoeveelheid en de categorie van de aardolieproducten die de voorraadplichtige in eigendom heeft,

    • c. de beschikbare opslagcapaciteit van de voorraadplichtige,

    • d. de minimale hoeveelheid, onderverdeeld in categorieën, van de aardolieproducten die per maand nodig zijn om de reguliere bedrijfsvoering uit te oefenen en

    • e. een uiteenzetting van feiten of omstandigheden die aantonen dat de opgelegde voorraadplicht een onevenredig zware financiële belasting met zich meebrengt.

Artikel 4

Hoofdstuk 3. Beheer en overdracht voorraad

Artikel 5

  • 2 Een verzoek om instemming als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend langs schriftelijke of elektronische weg met behulp van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

  • 3 Onze Minister maakt desgevraagd kenbaar hoe een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend indien de schriftelijke of de elektronische weg door overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet toegankelijk is.

Artikel 6

Een verzoek als bedoeld in artikel 11, derde lid, artikel 14, eerste lid, onder b of c, artikel 14, tweede lid, of artikel 28, eerste lid, van de wet, gaat vergezeld van de volgende informatie:

  • a. de naam, het adres, en de vestigingsplaats van de bij de overeenkomst tot overdracht of wijziging betrokken partijen,

  • b. de geldigheidsduur van de voorgenomen overeenkomst,

  • c. de hoeveelheden, onderverdeeld in categorieën, van de aardolieproducten die onderdeel uitmaken van de voorgenomen overeenkomst,

  • d. de waarde van het recht op koop van de gereserveerde voorraad aardolieproducten, uitgedrukt in euro per ton per maand,

  • e. de omvang van de voorraadplicht van de verzoeker, verdeeld volgens de categorieën, bedoeld in artikel 2 van de wet, indien het verzoek wordt ingediend door COVA of een marktdeelnemer,

  • f. bewijs van de instemming van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, tenzij er sprake is van een verzoek als bedoeld in artikel 11, derde lid, artikel 14, eerste lid, onder b of c, of artikel 14, tweede lid, van de wet,

  • g. indien de aardolieproducten niet worden opgeslagen op de vestigingsplaats van de verkrijgende onderneming:

    • 1°. de naam, het adres en de vestigingsplaats van degene die verantwoordelijk is voor de opslag van de over te dragen aardolieproducten en

    • 2°. het adres van de plaats waar de aardolieproducten worden opgeslagen.

Artikel 7

  • 2 Onze Minister stemt niet in met een voorgenomen overdracht of wijziging, indien:

    • a. het verzoek te laat is ingediend,

    • b. het verzoek niet alle bij of krachtens de wet vereiste gegevens bevat,

    • c. de overdracht, wijziging of verlenging niet in overeenstemming is met de artikelen 8 tot en met 12 van de wet, of

    • d. uit informatie van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of anderszins blijkt dat de voorgenomen overdracht, wijziging of verlenging, niet in overeenstemming is met de artikelen 7 of 8 van Richtlijn 2009/119/EG.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 maart 2013

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Uitgegeven de negenentwintigste maart 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

Naar boven