Regeling gegevensuitwisseling ACM en ministers

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 16-02-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 15 maart 2013, nr. WJZ/12351247, houdende regels omtrent het uitwisselen van gegevens tussen de Autoriteit Consument en Markt en de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu (Regeling gegevensuitwisseling ACM en ministers)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 8 van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. ACM: de Autoriteit Consument en Markt;

  • b. Minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

  • 1 De ACM verstrekt uit eigen beweging of op verzoek van de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu zo spoedig mogelijk de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening van de betrokken minister of waarvan de ACM redelijkerwijs kan aannemen dat zij voor de taakuitoefening van de betreffende minister nodig zijn, waaronder gegevens over bedrijfsvoering en financieel beheer, voor zover de Minister deze gegevens nodig heeft voor het opstellen van de begroting.

  • 2 De Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu verstrekt uit eigen beweging of op verzoek van de ACM zo spoedig mogelijk de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening van de ACM of waarvan hij redelijkerwijs kan aannemen dat zij voor de taakuitoefening van de ACM nodig zijn.

  • 3 De ACM en de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu informeren elkaar tijdig over onderwerpen die in de publiciteit kunnen komen en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor de ander van belang is om daarvan op de hoogte te zijn.

Artikel 2a

De ACM zendt de Minister jaarlijks voor 1 december een overzicht op hoofdlijnen van de verwachte werkzaamheden per sector voor het daaropvolgende jaar en een vergelijking van de verwachte werkzaamheden met de werkzaamheden van het lopende jaar.

Artikel 3

  • 1 De ACM doet de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk verslag van haar bevindingen bij het uitvoeren van haar opgedragen taken indien zij of de betrokken minister van oordeel is dat deze informatie noodzakelijk is voor de voorbereiding van besluiten van algemene strekking.

  • 2 De Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu reageert binnen vier weken op de door de ACM verstrekte informatie. De betrokken minister geeft daarbij aan op welke wijze de door de ACM verstrekte informatie bij de besluitvorming is of zal worden betrokken.

§ 2. Werkzaamheden in internationaal verband

Artikel 4

  • 1 De ACM en de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu stellen elkaar, voor zover van belang voor de taakuitoefening van de ander, zo spoedig mogelijk in kennis van uitnodigingen voor deelname in vergaderingen van relevante internationale organisaties. Zij doen elkaar de agenda van deze vergaderingen toekomen.

  • 2 De ACM en de betrokken minister zenden elkaar zo spoedig mogelijk een afschrift van de verslagen van de in het eerste lid bedoelde vergaderingen. In geval van een vergadering van een adviescomité als bedoeld in artikel 5b, tweede lid, van de Mededingingswet, brengt de ACM tevens verslag uit van de wijze waarop gevolg is gegeven aan de instructies van de Minister.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op vergaderingen of delen daarvan waarin individuele zaken worden besproken.

Artikel 5

De Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu zendt zaken die aanhangig zijn bij het Hof van Justitie van de Europese Unie die op het werkterrein van de ACM liggen, ter kennisneming aan de ACM toe. De betrokken minister kan de ACM ter zake om schriftelijke opmerkingen verzoeken.

§ 3. Uitvoeringstoets en rapportage inzake effecten voor de mededinging

Artikel 6

  • 1 De Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu legt voorgenomen besluiten van algemene strekking welke na invoering van invloed zijn of kunnen zijn op de uitoefening van aan de ACM opgedragen taken ten behoeve van een uitvoeringstoets voor aan de ACM. Is het voorgenomen besluit van algemene strekking niet afkomstig van de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu, dan verzoekt de Minister de betrokken andere minister de ACM een uitvoeringstoets te laten verrichten.

  • 2 De betrokken minister doet het verzoek om een uitvoeringstoets op een zodanig tijdstip dat de toets van invloed kan zijn op de besluitvorming.

  • 3 Indien geen toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, kan de ACM uit eigen beweging een uitvoeringstoets uitvoeren. In dat geval informeert de ACM de betrokken minister over het voornemen daartoe.

  • 4 De ACM verricht de uitvoeringstoets binnen vier weken na het verzoek. In bijzondere gevallen kunnen de betrokken minister en de ACM in onderling overleg een andere termijn vaststellen.

  • 5 In een uitvoeringstoets beziet de ACM het voorgenomen besluit van algemene strekking in ieder geval op:

    • a. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid;

    • b. gevolgen voor de ACM in termen van personeel, organisatie en financiën;

    • c. mogelijkheden om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het voorgenomen besluit van algemene strekking te vergroten.

  • 6 De ACM zendt het resultaat van een uitvoeringstoets aan de betrokken minister. In de toelichting van het betreffende besluit van algemene strekking wordt aangegeven op welke wijze de uitvoeringstoets bij de besluitvorming is betrokken.

  • 7 De ACM maakt de uitvoeringstoets openbaar nadat het betreffende besluit van algemene strekking door de betrokken minister openbaar is gemaakt, tenzij de minister en de ACM anders overeenkomen.

Artikel 7

  • 1 Bij een opdracht aan de ACM om een rapportage als bedoeld in artikel 4, eerste of derde lid, van de Mededingingswet uit te brengen stelt de Minister een termijn van dertien weken waarbinnen deze rapportage wordt verwacht. Mocht de ACM voorzien dat de rapportage niet binnen de gegeven termijn kan worden uitgebracht, dan stelt zij de Minister hiervan vier weken voor het verstrijken van deze termijn onder opgaaf van redenen in kennis.

  • 2 Indien de ACM voornemens is uit eigen beweging een rapportage uit te brengen inzake de effecten voor de mededinging van voorgenomen of geldende regelgeving of besluiten op of buiten het terrein van de Minister, dan stelt zij de Minister hiervan tijdig op de hoogte. De ACM geeft aan op welke termijn zij de rapportage uitbrengt.

  • 3 De ACM zendt een rapportage naar de Minister. De Minister reageert binnen vier weken op de rapportage. Bij zijn bevindingen geeft de Minister aan op welke wijze de rapportage bij de besluitvorming is of zal worden betrokken en op welke termijn de rapportage openbaar wordt gemaakt.

  • 4 Indien een andere minister de ACM verzoekt om een rapportage, dan meldt de ACM dit zo spoedig mogelijk aan de Minister.

§ 4. Beleidsregels

Artikel 8

  • 1 De ACM zendt de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu ten minste vier weken voor de vaststelling van beleidsregels het ontwerp van die regels ter kennisneming toe.

  • 2 Indien de betrokken minister voornemens is te reageren op het ontwerp, stelt hij de ACM hiervan binnen twee weken na ontvangst van het ontwerp in kennis.

Artikel 9

De ACM zendt de Minister of de Minister van Infrastructuur en Milieu zo spoedig mogelijk een afschrift van een besluit dat afwijkt van een door de betreffende minister vastgestelde beleidsregel.

§ 5. Interne organisatie ACM

Artikel 10

De ACM legt ten minste vier weken voordat zij overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt het bestuursreglement vaststelt, het concept voor aan de Minister met het oog op de overeenkomstig artikel 11, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vereiste goedkeuring.

Artikel 11

De ACM legt ten minste vier weken voordat zij overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt de mandaatregeling vaststelt, het concept voor aan de Minister met het oog op de overeenkomstig artikel 5, derde lid, van Instellingswet Autoriteit Consument en Markt vereiste goedkeuring.

Artikel 12

De Minister informeert de ACM over relevante ontwikkelingen en aanschrijvingen met betrekking tot de bedrijfsvoering van de rijksoverheid.

§ 6. Voorstel bedragen doorberekening kosten ACM

Artikel 13

  • 2 Het in het eerste lid genoemde voorstel gaat vergezeld van een toelichting waarin wordt ingegaan op:

    • a. de voorgestelde bedragen tegen de achtergrond van een meerjarig beeld van tariefontwikkeling;

    • b. de redenen van de voorgestelde bedragen;

    • c. de mate van kostendekkendheid en de kostenontwikkeling;

    • d. mogelijk aan het voorstel verbonden gevoeligheden.

§ 7. Jaarverslag, aanvullende financiële gegevens en rapportage ConsuWijzer

Artikel 14

  • 1 De ACM stelt de Minister ten minste vier weken voordat het jaarverslag overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen aan de Minister wordt gezonden in de gelegenheid kennis te nemen van het ontwerpjaarverslag. De Minister stuurt het ontwerpjaarverslag door naar de Minister van Infrastructuur en Milieu.

  • 2 De Minister stelt de ACM ten minste twee weken voordat hij zijn bevindingen omtrent het jaarverslag aan de beide kamers der Staten-Generaal zendt, in de gelegenheid kennis te nemen van zijn ontwerpbevindingen en de ontwerpbevindingen van de Minister van Infrastructuur en Milieu omtrent het jaarverslag van de ACM.

Artikel 14a

  • 2 Ingeval de ACM gedurende een jaar nieuwe wettelijke taken gaat uitvoeren, verstrekt de ACM de Minister voor 1 februari van dat jaar een inschatting van de hiermee gepaard gaande kosten op basis van een uitvoeringstoets overeenkomstig artikel 6, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten die aan marktorganisaties worden doorberekend en de kosten die ten laste van de algemene middelen komen.

Artikel 15

De ACM zendt de Minister halfjaarlijks een overzicht en specificatie van de via ConsuWijzer binnengekomen meldingen. Het overzicht gaat vergezeld van een toelichting.

§ 8. Concentraties

Artikel 16

  • 1 De ACM stelt de Minister zo spoedig mogelijk in kennis van een verwijzingsverzoek als bedoeld in artikel 4, vierde en vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PbEU 2004, L 24).

  • 2 De ACM stelt de Minister in kennis van het voornemen van een kennisgeving aan de Europese Commissie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de verordening. De kennisgeving aan de Minister geschiedt uiterlijk vijf werkdagen voordat de termijn afloopt waarbinnen de kennisgeving aan de Europese Commissie moet worden gedaan.

  • 3 De ACM stelt de Minister in kennis van het voornemen van een verzoek of een voornemen tot aansluiting bij een verzoek aan de Europese Commissie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, tweede alinea, van de verordening. De kennisgeving aan de Minister geschiedt uiterlijk vijf werkdagen voordat de termijn afloopt waarbinnen het verzoek of de mededeling inzake aansluiting bij een verzoek aan de Europese Commissie moet worden gedaan.

  • 4 Indien de Minister de ACM een instructie als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wil geven ten aanzien van een verwijzingsverzoek als bedoeld in het eerste lid of een voornemen als bedoeld in het tweede of derde lid, geeft hij deze instructie binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de ACM. Indien een beoordeling van het verzoek of het voornemen niet binnen die termijn mogelijk is, stelt de Minister de ACM daarvan op de hoogte.

Artikel 17

  • 3 Voordat de Minister de ontwerpbeslissing op een aanvraag op grond van artikel 47 van de Mededingingswet in de ministerraad aan de orde stelt, stelt hij de ACM in de gelegenheid binnen een week haar opmerkingen ter zake schriftelijk aan hem kenbaar te maken.

§ 9. Informatie-uitwisseling in relatie tot andere instanties

Artikel 18

  • 1 De ACM stelt de Minister in kennis van de ontwerpafspraken met andere overheidsinstanties inzake afbakening van werkzaamheden of inzake samenwerking. De ACM zendt hiertoe de Minister ten minste vier weken voor de vaststelling de tekst van de voorgenomen afspraken.

  • 2 De Minister stelt de ACM binnen twee weken in kennis van zijn voornemen opmerkingen te maken bij de ontwerpafspraken. Hij maakt zijn opmerkingen binnen twee weken na die kennisgeving.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 maart 2013

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Naar boven