Regeling behoefte-onderbouwingsplan

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 15-03-2013 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 15 februari 2013, nr. WJZ/13014703, houdende regels inzake de aanwijzing van publieke taken en de inrichting van het behoefte-onderbouwingsplan (Regeling behoefte-onderbouwingsplan)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 3.1, tweede lid, onderdeel b, en 3.2, tweede lid, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

§ 2. Aanwijzing publieke taken

Artikel 2

Als publieke taken als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen:

  • a. defensie:

    • 1°. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied;

    • 2°. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

    • 3°. de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal;

  • b. veiligheid van de staat: de zorg voor de interne veiligheid van de staat, waaronder begrepen de territoriale veiligheid, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid, en de sociale en politieke stabiliteit;

  • c. handhaving van de rechtsorde:

    • 1°. de taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012, opgedragen aan de politie;

    • 2°. de taken opgedragen aan de Koninklijke marechaussee op grond van de Politiewet 2012;

    • 3°. de taken op het gebied van de tenuitvoerlegging van straffen;

    • 4°. de taken op het gebied van de naleving van de vreemdelingenwetgeving;

    • 5°. de taken welke worden uitgevoerd door hier te lande aanwezige buitenlandse diensten van politie en douane;

  • d. wetenschap: wetenschapsbeoefening op grond van een wettelijk opgedragen taak door organisaties op het gebied van meteorologie, aardobservatie, klimaatonderzoek, milieuonderzoek en radio astronomie;

  • e. veiligheid van het verkeer:

    • 1°. op het gebied van de luchtvaartverkeersbegeleiding;

    • 2°. op het gebied van de scheepvaartverkeersbegeleiding;

    • 3°. op het gebied van de railverkeersbegeleiding;

    • 4°. op het gebied van de wegenverkeersbegeleiding;

    • 5°. de voor de veiligheid van het verkeer noodzakelijke nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie, en communicatie voor rampen- en incidentbestrijding.

  • f. hulpverlening:

    • 1°. gericht op preventie en bestrijding van brand;

    • 2°. gericht op preventie en bestrijding van gevolgen van chemische en gevaarlijke stoffen;

    • 3°. gericht op preventie en bestrijding van gevolgen van overstroming daar waar het de maatschappelijke orde raakt;

    • 4°. gericht op het met ambulances vervoeren van zieken en ongevalslachtoffers;

    • 5°. hulpverleningstaken uitgevoerd door hier te lande aanwezige buitenlandse hulpverleningsdiensten.

§ 3. Inrichting behoefte-onderbouwingsplan

Artikel 3

Een minister wie het mede aangaat, vermeldt in het behoefte-onderbouwingsplan:

  • a. een algemene beschrijving van de publieke taak waarvoor de frequentieruimte noodzakelijk is;

  • b. voor zover mogelijk, een opgave van de wettelijke grondslag voor de betreffende publieke taak, waaruit tevens de bevoegdheid blijkt van de betrokkenen ten aanzien van deze publieke taak;

  • c. de instanties die met de betreffende publieke taak worden belast;

  • d. een zo volledig mogelijke inventarisatie van de noodzakelijke frequentieruimte;

  • e. indien er sprake is van meerdere publieke taken, verschillende systemen of van meerdere instanties waarvoor frequentieruimte noodzakelijk is, een gespecificeerde beschrijving van de publieke taak waarvoor de specifieke frequentieruimte noodzakelijk is;

  • f. tijdstip en plaats van het gebruik van de noodzakelijke frequentieruimte;

  • g. ten aanzien van het te gebruiken systeem:

    • 1°. welke systemen in de verschillende frequentiebanden worden gebruikt;

    • 2°. waarvoor deze systemen dienen;

    • 3°. hoeveel frequentieruimte voor de verschillende systemen nodig is om de betreffende taak te kunnen uitvoeren;

    • 4°. de noodzakelijke randvoorwaarden voor het gebruik van het systeem;

    • 5°. de gewenste geografische dekking per systeem;

    • 6°. voorziene ontwikkelingen met betrekking tot het systeem, zoals groei of inkrimping alsmede vervangingsplannen en mogelijke gevolgen daarvan voor de noodzakelijke frequentieruimte;

  • h. de mogelijkheden voor medegebruik, dan wel een onderbouwing van de redenen indien medegebruik volgens een minister wie het mede aangaat niet wenselijk of mogelijk is;

  • i. een beschrijving en duiding van de relevante ontwikkelingen die van invloed zijn op de af- en toename van toekomstige frequentiebehoeften;

  • j. een beschrijving van nieuwe frequentiebehoeften op basis van de beschrijving onderdeel i;

  • k. een aanduiding van de gegevens in het behoefte-onderbouwingsplan die niet openbaar gemaakt mogen worden.

Artikel 4

Op verzoek van de minister levert een minister wie het mede aangaat aanvullende gegevens ter nadere onderbouwing van het behoefte-onderbouwingsplan. Deze gegevens kunnen betrekking hebben op:

  • a. het aantal radiozend- en ontvangapparaten;

  • b. de gebruikstijden;

  • c. harmonisatie met het frequentiegebruik voor dezelfde taken in andere landen;

  • d. frequentieplanningscriteria bij gebruik van het systeem;

  • e. internationale coördinatie bij de frequentieplanning;

  • f. het jaar van ingebruikname;

  • g. de verwachte gebruiksduur;

  • h. de technische levensduur van het systeem;

  • i. de bandbreedte van een communicatiekanaal;

  • j. het aantal kanalen en de kanaalindeling per systeem;

  • k. de modulatie;

  • l. het afstembereik van het systeem;

  • m. het zendvermogen;

  • n. de antennekarakteristieken;

  • o. de antennehoogte;

  • p. de opstelplaats(en);

  • q. de kosten van aanschaf;

  • r. zo mogelijk alternatieve mogelijkheden om de betreffende publieke taak uit te voeren zonder of met een geringer gebruik van frequentieruimte, alsmede een opgave van de kosten van deze alternatieven.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Kamerstukken 31412) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 februari 2013

De

Minister

van Economische Zaken

H.G.J. Kamp

Naar boven