Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2019 en zichtdatum 01-05-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2018

Besluit van 16 januari 2013, houdende vaststelling van het Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente (Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 16 november 2012, DB/2012/434M;

Gelet op de artikelen 13l, elfde lid, en 15ad, negende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 december 2012, nr. W06.12.0471/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 10 januari 2013, DB/2012/497M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Reikwijdte en definities

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 3 Voor de toepassing van dit besluit worden onder aandelen mede verstaan: winstbewijzen, bewijzen van deelgerechtigdheid, lidmaatschapsrechten in een coöperatie of een vereniging op coöperatieve grondslag, aandelen van een commanditair vennoot in een open commanditaire vennootschap en schuldvorderingen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de wet.

Artikel 2. Reorganisatie

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Van een reorganisatie is voor de toepassing van dit besluit sprake:

  • a. ingeval:

    • 1°. de bezittingen van een tot het concern behorend lichaam zich wijzigen als gevolg van een verkrijging van aandelen van een ander tot het concern behorend lichaam, of

    • 2°. aandelen worden verkregen in een lichaam waarin door een tot het concern behorend lichaam aandelen zijn ingebracht of waarop door een tot het concern behorend lichaam gehouden aandelen zijn overgegaan, dan wel aandelen worden verkregen in een met het eerstbedoelde lichaam verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de wet, en de verkregen aandelen een deelneming vormen en de ingebrachte of overgegane aandelen een deelneming vormden van een tot het concern behorend lichaam of een deelneming van een tot het concern behorend lichaam zouden hebben gevormd ingeval dat tot het concern behorende lichaam in Nederland zou zijn gevestigd;

  • b. ingeval vermogensbestanddelen, niet zijnde aandelen, worden verkregen door, dan wel ingebracht tegen uitreiking van aandelen in een lichaam waarin een tot het concern behorend lichaam een deelneming heeft of als gevolg van de uitreiking van de aandelen verkrijgt, dan wel een deelneming zou hebben of verkrijgen indien laatstgenoemd lichaam in Nederland zou zijn gevestigd.

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ingeval de inbreng in de vorm van een storting van kapitaal in het verkrijgende lichaam plaatsvindt waarbij de verhoging van het gestorte kapitaal gelijk wordt gesteld met een uitreiking van aandelen.

Artikel 3. Kwalificerend deel verkrijgingsprijs

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van aandelen is het volgens dit besluit te bepalen deel van de verkrijgingsprijs van aandelen dat voor de toepassing van artikel 13l, vijfde lid, van de wet geacht wordt verband te houden met een uitbreiding van de operationele activiteiten.

Artikel 4. Verkrijging van aandelen

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Bij een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen gesteld op de verkrijgingsprijs van de aandelen die deel uitmaken van de reorganisatie bij eerste verkrijging daarvan door het concern vermeerderd met de op die aandelen gedane kapitaalstortingen en verminderd met de terugbetalingen van kapitaal, doch ten hoogste op het bedrag van de verkrijgingsprijs op het tijdstip van de verkrijging door de belastingplichtige, voor zover:

    • a. de hiervoor bedoelde eerste verkrijging en de kapitaalstortingen verband hielden met een uitbreiding van de operationele activiteiten, en

    • b. de activiteiten van het lichaam waarin de aandelen worden verkregen onmiddellijk of middellijk als operationele activiteiten kunnen worden aangemerkt.

  • 2 Ingeval de aandelen die door de belastingplichtige in het kader van een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, worden verkregen voor een groter deel met geldleningen worden gefinancierd dan het geval was bij eerste verkrijging, wordt het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van die aandelen bij de belastingplichtige naar evenredigheid verminderd.

  • 3 Bij een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 2°, die tegen uitreiking van aandelen plaatsvindt, wordt het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van de uitgereikte aandelen vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het eerste en tweede lid.

  • 4 Indien bij eerste verkrijging door het concern van aandelen in een lichaam, tot de bezittingen van dat lichaam onmiddellijk of middellijk aandelen behoren, wordt, ingeval laatstgenoemde aandelen door een tot het concern behorend lichaam worden verkregen in het kader van een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor de toepassing van het eerste lid de verkrijgingsprijs van die aandelen bij eerste verkrijging gesteld op een evenredig deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen in het door het concern verkregen lichaam. Ingeval de eerste volzin toepassing vindt, wordt de laatstgenoemde verkrijgingsprijs verminderd met het in die volzin bedoelde evenredige deel.

  • 5 Ingeval de aandelen die in het kader van een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, worden verkregen op 31 december 2006 deel uitmaakten van de bezittingen van een tot het concern behorend lichaam, kan voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van die aandelen worden gesteld op 90% van de verkrijgingsprijs van de aandelen bij het lichaam dat de aandelen op het hiervoor bedoelde tijdstip hield, waarbij deze verkrijgingsprijs als verkrijgingsprijs bij eerste verkrijging wordt aangemerkt. Behoren aandelen tot de bezittingen van het lichaam waarin de aandelen worden verkregen, dan vindt de eerste volzin slechts toepassing voor zover die aandelen op het in de eerste volzin bedoelde tijdstip behoorden tot de bezittingen van een tot het concern behorend lichaam. Bij toepassing van de eerste volzin vindt het eerste lid, onderdeel b, geen toepassing ingeval de aldaar bedoelde activiteiten hoofdzakelijk als operationeel kunnen worden aangemerkt en wordt voor de toepassing van het tweede lid uitgegaan van een financiering met geldleningen van 50% van de in de eerste volzin omschreven verkrijgingsprijs bij eerste verkrijging.

Artikel 5. Inbreng van vermogensbestanddelen tegen uitreiking van aandelen

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 In geval van een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen gesteld op de fiscale boekwaarde van de in verband met de uitreiking van die aandelen ingebrachte vermogensbestanddelen, verminderd met de fiscale reserves en met de financiering met geldleningen die met de overgedragen vermogensbestanddelen samenhangt en geen deel uitmaakt van de ingebrachte vermogensbestanddelen.

  • 2 In geval van een reorganisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen gesteld op de verkrijgingsprijs, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid verminderd met de fiscale boekwaarde van de overgedragen vermogensbestanddelen die niet worden aangewend voor de uitoefening van de operationele activiteiten.

Artikel 6. Fiscale eenheid

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Ingeval een fiscale eenheid wordt aangegaan met een dochtermaatschappij die aandelen bezit, wordt bij de moedermaatschappij van de fiscale eenheid de verkrijgingsprijs van die aandelen gesteld op de verkrijgingsprijs van deze aandelen door de dochtermaatschappij dan wel, indien dit hoger is, op een evenredig deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen in de dochtermaatschappij. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt, voor zover het belang in de dochtermaatschappij waarmee de fiscale eenheid wordt aangegaan middellijk wordt gehouden via een tussenmaatschappij, bij de moedermaatschappij van de fiscale eenheid de verkrijgingsprijs van de bij de te voegen maatschappij in het bezit zijnde aandelen gesteld op de verkrijgingsprijs van deze aandelen door die maatschappij. Voor de bepaling van het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs is artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 In geval van ontvoeging van een dochtermaatschappij wordt de verkrijgingsprijs:

    • a. van de aandelen in die maatschappij gesteld:

      • 1°. indien die maatschappij niet is opgericht binnen de fiscale eenheid: op de verkrijgingsprijs van de aandelen in die maatschappij op het voegingstijdstip vermeerderd met eventuele kapitaalstortingen en verminderd met terugbetalingen van kapitaal;

      • 2°. indien die maatschappij binnen de fiscale eenheid is opgericht: op het naar rato van het aandelenbezit in die maatschappij, met inachtneming van eventueel aan dat aandelenbezit verbonden bijzondere rechten, bepaalde deel van het in die maatschappij bijeengebrachte kapitaal;

    • b. van de aandelen die tot de bezittingen van die maatschappij behoren, gesteld op de verkrijgingsprijs van deze aandelen bij de fiscale eenheid, dan wel, indien dit lager is, de verkrijgingsprijs van de aandelen bij eerste verkrijging door het concern.

    Het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs wordt bepaald met overeenkomstige toepassing van de artikelen 4 en 5.

  • 3 Indien sprake is van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15a van de wet, wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan onder:

    • a. moedermaatschappij: de centrale maatschappij, bedoeld in artikel 15a van de wet;

    • b. dochtermaatschappij: het lid van de centrale maatschappij.

    De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op onderlinge waarborgmaatschappijen.

Artikel 7. Samenloop met aftrekbeperking overnameholding

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Ingeval door het aangaan van een fiscale eenheid een bedrag aan renten en kosten ter zake van schulden ingevolge artikel 15ad van de wet niet in aftrek komt en tot de bezittingen van de maatschappij waarmee de fiscale eenheid wordt aangegaan een of meerdere deelnemingen behoren die als gevolg van de voeging als deelnemingen van de moedermaatschappij van de fiscale eenheid worden aangemerkt, wordt genoemd bedrag aan renten en kosten dat niet in aftrek komt verminderd naar evenredigheid van het deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen in die maatschappij dat toerekenbaar is aan die deelnemingen, voor zover de verkrijgingsprijs van die deelnemingen bij de fiscale eenheid in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van de deelnemingschuld, bedoeld in artikel 13l, derde lid, van de wet. De vermindering, bedoeld in de eerste volzin, bedraagt ten hoogste het bedrag aan bovenmatige deelnemingsrente dat bij de belastingplichtige ingevolge artikel 13l van de wet niet in aftrek komt.

  • 3 Ingeval door het aangaan van een fiscale eenheid een bedrag aan renten en kosten ter zake van schulden ingevolge artikel 15ad van de wet niet in aftrek komt en het belang in de maatschappij waarmee de fiscale eenheid wordt aangegaan door de belastingplichtige middellijk is verkregen door het verwerven of uitbreiden van een belang in een tussenmaatschappij, wordt genoemd bedrag aan renten en kosten dat niet in aftrek komt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, verminderd naar evenredigheid van het deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen in de tussenmaatschappij dat toerekenbaar is aan de vermogensbestanddelen die als gevolg van de voeging deel gaan uitmaken van het vermogen van de fiscale eenheid, voor zover dat deel van die verkrijgingsprijs bij de fiscale eenheid in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van de deelnemingsschuld, bedoeld in artikel 13l, derde lid, van de wet. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 9. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 januari 2013

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Uitgegeven de vierentwintigste januari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten