Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen waterschapsbelastingen

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 14-03-2014 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Financiën, van 13 december 2012, nr. IENM/BSK-2012/112485, houdende regels over diplomatieke en internationale vrijstellingen van waterschapsbelastingen (Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen waterschapsbelastingen)

De Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 133 van de Waterschapswet;

Besluit:

Artikel 1

  • 2 Een vrijstelling van een belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verleend voor zover een zaak, bedoeld in artikel 118 van de Waterschapswet, eerste tot en met vierde lid, niet ter beschikking is gesteld of in gebruik is gegeven aan een derde die zelf niet is vrijgesteld.

Artikel 2

  • 1 Van de in artikel 1, eerste lid, genoemde belastingen, worden vrijgesteld de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van andere mogendheden en hun hoofden en leden.

  • 2 Een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid is van toepassing op gezinsleden die inwonen bij van belasting vrijgestelde hoofden en leden als bedoeld in het eerste lid en particuliere bedienden die werkzaam zijn voor die hoofden en leden. Het derde lid, aanhef en onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing op deze gezinsleden en bedienden.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a. op hoofden of leden die Nederlander zijn;

    • b. op hoofden of leden die duurzaam verblijf houden in Nederland;

    • c. op een honoraire consul;

    • d. op leden, voor zover het betreft de belasting, bedoeld in de artikelen 117, eerste lid, aanhef en onderdeel d, en 122a, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Waterschapswet;

    • e. op leden, voor zover zij belastingplichtig zijn ten aanzien van belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep;

    • f. op vertegenwoordigingen voor zover zij belastingplichtig zijn ten aanzien van belastbare feiten die zich niet voordoen in het kader van officiële werkzaamheden, waarbij mede het huisvesten van eigen leden onder officiële werkzaamheden wordt verstaan; en

    • g. op gevallen waarin de Minister van Infrastructuur en Milieu heeft verklaard dat ter zake van de vrijstelling, bedoeld in het eerste en tweede lid, de wederkerigheid niet is gewaarborgd.

Artikel 3

  • 1 De volgende organisaties of personen worden vrijgesteld van de in artikel 1, eerste lid, genoemde belastingen:

    • a. de African Management Services Company, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de African Management Services Company betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van de African Management Services Company en hun gezinsleden (Trb. 2005, 306);

    • b. de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom, bedoeld in de zetelovereenkomst voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (Trb. 2007, nr. 202);

    • c. de Europese Octrooiorganisatie, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooiorganisatie betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van de Europese Octrooiorganisatie en hun gezinsleden (Trb. 2005, 330);

    • d. de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (EUROCONTROL) betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van EUROCONTROL en hun gezinsleden (Trb. 2006, 187);

    • e. de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van de Haagse Conferentie en hun gezinsleden (Trb. 2006, 121);

    • f. de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden te Den Haag en de functionarissen van de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden, bedoeld in artikel 1, eerste lid aanhef en onder d, van de Wet HCNM, en bedoeld in het Besluit HCNM;

    • g. de NATO Consultation, Command and Control Agency (NCIA);bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noordatlantische Verdragsorganisatie betreffende de voorrechten en immuniteiten van de NATO Consultation, Command and Control Agency (Trb. 2004, 5);

    • h. de Noordatlantische Verdragsorganisatie, bedoeld in het Protocol nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11);

    • i. de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens betreffende de zetel van de OVCW, met Afzonderlijke Regeling (Trb. 1997, 114);

    • j. de United Nations Educational, Scientific and Cultural organisation concerning the ITC-UNESCO Centre for Integrated Surveys, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de United Nations Educational, Scientific and Cultural organisation betreffende the ITC-UNESCO Centre for Integrated Surveys betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van de ITC-UNESCO en hun gezinsleden (Trb. 2005, 319);

    • k. Eurojust als bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Eurojust betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van Eurojust en hun gezinsleden (Trb. 2005, 315);

    • l. Europol als bedoeld in het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden (Trb. 2008, 21);

    • m. het Common Fund for Commodities, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Common Fund for Commodities betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van het Common Fund for Commodities en hun gezinsleden (Trb. 2005, 307);

    • n. het Europees Ruimte Agentschap, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Europees Ruimte Agentschap inzake het Europees Centrum voor onderzoek en technologie-ontwikkeling op ruimtevaartgebied (Trb. 2008, 33);

    • o. het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum van de Europese Commissie, Instituut voor Energie en Transport, bedoeld in het besluit van 4 december 2013, kenmerk IFZ/2013/798, betreffende de eenzijdige toekenning van fiscale privileges aan het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum van de Europese Commissie;

    • p. het Internationaal Tribunaal voor Rwanda, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationaal Tribunaal voor Rwanda betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van het International Criminal Tribunal for Rwanda en hun gezinsleden (Trb. 2005, 317);

    • q. het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia (ICTY) betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia (ICTY) en hun gezinsleden (Trb. 2005, 331);

    • r. de Internationale Organisatie voor Migratie, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Internationale Organisatie voor Migratie inzake de juridische status, de privileges en immuniteiten van de Organisatie en haar medewerkers in Nederland (Trb. 2012, 73);

    • s. de Internationale Organisatie voor Ontwikkelingsrecht, bedoeld in het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Internationale Organisatie voor Ontwikkelingsrecht (Trb. 2014, 7);

    • t. het Internationale Hof van Justitie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Handvest van de Verenigde Naties (Trb. 1987, 113);

    • u. de International Institute for Democracy and Electoral Assistance, bedoeld in het gastlandverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het International Institute for Democracy and Electoral Assistance betreffende privileges en immuniteiten van het het International Institute for Democracy and Electoral Assistance en personeel (Trb. 2012, 157);

    • v. het Internationale Strafhof, bedoeld in het zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 2007, 125);

    • w. het Iran-United States, Claimes Tribunal, bedoeld in de briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de President van het ‘Iran-United States, Claimes Tribunal’ inzake het toekennen van voorrechten aan het Tribunaal (Trb. 1988, 25);

    • x. het NATO Airborne Early Warning and Contol Programme Manegement Agency (NAPMA), bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) betreffende de privileges en immuniteiten van het personeel van het NATO Airborne Early Warning and Contol Programme Management Agency (NAPMA) en hun gezinsleden (Trb. 2006, 228);

    • y. het Permanente Hof van Arbitrage, bedoeld in het verdrag inzake de zetel van het Permanente Hof van Arbitrage (Trb. 1999, 68);

    • z. het Speciale Hof voor Sierra Leone, bedoeld in het zetelverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Speciale Hof voor Sierra Leone (Trb. 2006, 131);

    • aa. het Speciale Tribunaal voor Libanon, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228);

    • ab. het Technical Centre for Agricultural and Rural Co-operation, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Technical Centre for Agricultural and Rural Co-operation betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van het Technical Centre for Agricultural and Rural Co-operation en hun gezinsleden (Trb. 2005, 314);

    • ac. het UNESCO-instituut voor wateropleiding, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het UNESCO-instituut voor wateropleiding betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van het UNESCO-IHE en hun gezinsleden (Trb. 2005, 320);

    • ad. het United Nations University Institute for New technologies, bedoeld in het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het United Nations University Institute for New technologies betreffende privileges en immuniteiten van het personeel van het United Nations University Institute for New technologies en hun gezinsleden (Trb. 2005, 313);

    • ae. de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie, bedoeld in het besluit van 4 december 2013, kenmerk IFZ/2013/799, betreffende de eenzijdige toekenning van fiscale privileges aan de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie;

    • af. het Voorlichtingsbureau van het Europees Parlement, bedoeld in het besluit van 4 december 2013, kenmerk IFZ/2013/800, betreffende de eenzijdige toekenning van fiscale privileges aan het Voorlichtingsbureau van het Europees Parlement.

  • 2 Artikel 2, eerste en derde lid, de onderdelen a tot en met f, zijn van overeenkomstige toepassing op de organisaties, bedoeld in het eerste lid, hun hoofden en personeel. Artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op inwonende gezinsleden en particuliere bedienden van die hoofden en dat personeel.

  • 3 Artikel 2, eerste en derde lid, de onderdelen a en b, zijn van overeenkomstige toepassing op het hoofd en de secretaris-generaal van de International Institute for Democracy and Electoral Assistance, bedoeld in het eerste lid, onderdeel s. Artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op hun inwonende gezinsleden en particuliere bedienden.

Artikel 4

  • 1 Van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel b en c, genoemde belastingen worden vrijgesteld:

    • a. leden van een krijgsmacht, een civiele dienst en hun gezinsleden als bedoeld in artikel I, eerste lid, de onderdelen a, b, en c van het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten; en

    • b. leden van het burgerpersoneel in dienst van een Internationaal Militair Hoofdkwartier of een Internationale Militaire Organisatie, leden van een krijgsmacht werkzaam bij een Internationaal Militair Hoofdkwartier of een Internationale Militaire Organisatie, en de gezinsleden van zodanig personeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, de onderdelen b en c, van het Protocol nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11).

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. leden die Nederlander zijn; en

    • b. leden die in Nederland duurzaam verblijf houden.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen waterschapsbelastingen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

F.H.H. Weekers.

Naar boven