Verlofregeling BES

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 15-08-2012 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 augustus, nr. 5734086/DJI/12, houdende regels aangaande het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof BES (Verlofregeling BES)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 39, eerste lid, van de Wet beginselen gevangeniswezen BES;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Een gedetineerde kan met inachtneming van het bepaalde in deze regeling worden vergund om al dan niet onder begeleiding, bewaking of toezicht tijdelijk het gesticht te verlaten.

  • 2 Aan het verlof kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 3

  • 1 De Minister beslist over verlofaanvragen van gedetineerden. Een verlofaanvraag wordt bij de Minister ingediend door tussenkomst van de directeur. De directeur adviseert de Minister over de verlofaanvraag.

  • 2 De directeur van het gesticht waar de gedetineerde verblijft en de Stichting Reclassering Caribisch Nederland of de Voogdijraad worden schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing op de verlofaanvraag. De directeur stelt de gedetineerde schriftelijk in kennis van de beslissing van de Minister.

Artikel 4

Onverminderd het bepaalde in artikel 10 weigert de Minister het verlof:

  • a. in geval van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres;

  • b. in geval van het ontbreken van een aanvaardbare dagbesteding;

  • c. aan een gedetineerde van wie vaststaat dat hij na detentie zal worden uitgeleverd of ten aanzien van wie een uitleveringsprocedure loopt;

  • d. aan een gedetineerde op wie de Wet toelating en uitzetting BES van toepassing is en niet over de vereiste toelating tot verblijf beschikt;

  • e. aan een gedetineerde van wie vaststaat dat hij na detentie zal worden uitgezet;

  • f. indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken;

  • g. in geval van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten;

  • h. indien er een ernstig vermoeden bestaat dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsgebruik of invoer van contrabande in het gesticht;

  • i. in geval van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken;

  • j. indien de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van een gedetineerde het risico met zich brengt dat het verlof niet ongestoord zal verlopen;

  • k. indien het risico bestaat op een ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf ;

  • l. in geval dit gevaar voor de gedetineerde oplevert;

  • m. in geval er risico voor maatschappelijke onrust bestaat;

  • n. in geval van agressief gedrag tegen het gevangenispersoneel, andere personen die ter uitoefening van hun beroep, taak of functie in het gesticht aanwezig zijn of tegen medegedetineerden, voor welk gedrag opsluiting in de strafcel is opgelegd;

  • o. in geval van ontsnapping of verlenen van hulp bij ontsnapping of bij pogingen daartoe;

  • p. indien ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de te bezoeken persoon het risico met zich brengt dat het verlof niet ongestoord zal verlopen;

  • q. aan de gedetineerde die weigert de hem door of namens de directeur opgedragen arbeid te verrichten of de voor hem geschikte opleidingen of cursussen te volgen;

  • r. in geval er sprake is van andere zwaarwegende omstandigheden die zich tegen verlof verzetten.

Artikel 5

De Minister kan het verlof intrekken indien:

  • a. de gedetineerde zich tijdens het verlof schuldig maakt aan een strafbaar feit, dan wel wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit;

  • b. de gedetineerde zich niet houdt aan de aan het verlof verbonden voorwaarden;

  • c. andere zwaarwegende omstandigheden zich tegen voortzetting van het verlof verzetten.

Artikel 6

Het verlof eindigt in elk geval na ommekomst van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel of op de datum van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Hoofdstuk 2. Verlof onder elektronisch toezicht

Artikel 7

  • 1 Voor verlof onder elektronisch toezicht kan in aanmerking komen de gedetineerde:

    • a. met een gunstige prognose ten aanzien van een succesvolle terugkeer in de maatschappij van wie het strafrestant bij aanvang van het verlof niet meer bedraagt dan twaalf maanden en niet minder dan één maand;

    • b. die deelneemt aan een door de reclassering of de voogdijraad vastgesteld programma waarin tenminste de voorwaarde is opgenomen dat de gedetineerde bij aanvang van het verlof onder elektronisch toezicht wordt gesteld;

    • c. die beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats met een stroomaansluiting;

    • d. die beschikt over een schriftelijke toestemming met het elektronisch toezicht van de eigenaar of de hoofdhuurder van de woning; en

    • e. die, samen met een persoon als bedoeld onder d, schriftelijk toestemming geeft tot het betreden van de woning voor de duur van het elektronisch toezicht, dan wel het tijdstip waarop de voor het elektronisch toezicht benodigde elektronische voorziening uit de woning is verwijderd.

  • 2 In aanvulling op artikel 3, eerste lid, geldt dat de Minister niet beslist op de aanvraag voor verlof onder elektronisch toezicht dan nadat advies is ingewonnen bij de directeur en de Stichting Reclassering Caribisch Nederland of de Voogdijraad.

Artikel 8

  • 1 Het verlof onder elektronisch toezicht wordt verleend voor de duur van maximaal een zesde deel van de door de rechter opgelegde vrijheidstraf met een maximum van twaalf maanden.

  • 2 Het verlof vindt plaats onmiddellijk voorafgaand aan de ommekomst van de vrijheidsstraf, dan wel op de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Artikel 9

  • 1 De gedetineerde is gebonden aan de voorwaarden zoals vastgelegd in zijn programma en de beslissing tot verlofverlening.

  • 2 De gedetineerde verblijft tijdens het verlof van 19.00 uur tot 6.00 uur op het in de beslissing of in het programma vastgelegde verlofadres.

  • 3 Het is de gedetineerde niet toegestaan het eiland waar het verlof wordt doorgebracht tijdens het verlof te verlaten.

Hoofdstuk 3. Incidenteel verlof

Artikel 10

Incidenteel verlof kan worden verleend indien er omstandigheden zijn in de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerde, die zijn aanwezigheid buiten het gesticht om redenen van humanitaire aard noodzakelijk maken.

Artikel 11

  • 2 De directeur beslist niet over de aanvraag voor incidenteel verlof dan nadat hij het advies heeft ingewonnen van het openbaar ministerie.

Artikel 12

Incidenteel verlof wordt geweigerd aan de gedetineerde, die binnen een maand na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of verlof onder elektronisch toezicht en het beoogde bezoek in dat kader kan worden afgelegd.

Artikel 13

  • 1 Het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het aangevangen is of, indien de benodigde reistijd of beveiliging dat niet toelaat, de daarop volgende dag.

  • 2 De directeur legt de duur van het incidenteel verlof vast.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven