Memorandum van Overeenstemming tussen Zweden en Nederland inzake de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de directe belastingen

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 16-04-2012 t/m heden

Memorandum van Overeenstemming tussen Zweden en Nederland inzake de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de directe belastingen

De staatssecretaris van Financiën maakt het volgende bekend.

Dit besluit bevat een bekendmaking van het in april 2012 tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland gesloten Memorandum van Overeenstemming over de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de directe belastingen. Het Memorandum vervangt het in 2004 gesloten Memorandum van Overeenstemming tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen ( Staatscourant 26 oktober 2004, 209 ), dat met het nieuwe Memorandum wordt ingetrokken.

Het Memorandum geeft categorieën weer voor de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen, zoals over onroerende zaken, dividenden, royalty’s, inkomsten uit zelfstandige arbeid, inkomsten uit lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, directeursbeloningen, inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars, inkomsten uit pensioenen, lijfrenten, sociale zekerheidsuitkeringen en wijzigingen in de identificatiegegevens. Daarnaast bevat het Memorandum bepalingen over tijdelijke automatische inlichtingenuitwisseling bij bijvoorbeeld incidentele doelgroepacties, alsmede richtlijnen voor de aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van een boekenonderzoek en voor het uitvoeren van o.a. gelijktijdige belastingcontroles.

Memorandum van Overeenstemming tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland inzake de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de directe belastingen

Preambule

Het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland, hierna te noemen de ‘Partijen’, gelet op de wens de wederzijdse samenwerking in belastingzaken te versterken, zijn het volgende overeengekomen:

Algemene bepalingen

Artikel 1. Juridische basis

Ingevolge de bepalingen van de Richtlijn van de Raad nr. 77/799/EEG van 19 december 1977 inzake wederzijdse bijstand door de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies, de bepalingen met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, op 25 januari 1988 gesloten te Straatsburg, artikel 28 van het Verdrag tussen het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Stockholm op 18 juni 1991 en gelet op de Richtlijn van de Raad nr. 2011/16/EU van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, zullen de bevoegde autoriteiten genoemd in artikel 2 van dit Memorandum automatisch inlichtingen uitwisselen.

Artikel 2. Bevoegde autoriteiten

  • 1 Voor de toepassing van dit Memorandum van Overeenstemming zijn de bevoegde autoriteiten:

    in Zweden:

    Het Zweedse Belasting Agentschap.

    in Nederland:

    De Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

  • 2 Partijen zullen elkaar via briefwisseling op de hoogte stellen van de naam en adresgegevens van de betreffende bevoegde vertegenwoordigers en van eventuele latere wijzigingen daarin.

Uitwisseling van inlichtingen

Artikel 3. Automatische uitwisseling van inlichtingen

  • 1 De bevoegde autoriteiten van Zweden en Nederland verstrekken elkaar – indien beschikbaar – automatisch inlichtingen met betrekking tot:

    • a) Onroerende zaken (OESO code 6);

      voor Nederland: bezit en waarde van onroerende zaken.

      voor Zweden: bezit, waarde en verkoopprijs van onroerende zaken.

    • b) Dividenden (OESO code 10, geen verplichting voor Nederland);

    • c) Royalty’s (OESO code 12, geen verplichting voor Nederland);

    • d) Inkomsten uit zelfstandige arbeid (OESO code 14)

    • e) Inkomsten uit lonen, salarissen en soortgelijke beloningen (OESO codes 15, 19 en 21)

    • f) Directeursbeloningen (OESO code 16);

    • g) Inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars (OESO code 17);

    • h) Inkomsten uit pensioenen, lijfrenten, sociale zekerheidsuitkeringen en soortgelijke beloningen (OESO codes 18 en 19);

    • i) Wijzigingen in de identificatiegegevens, zoals het adres (met inbegrip van de zetel of het hoofdkantoor van lichamen), wanneer een persoon van een van de Staten naar de andere Staat verhuist (geen verplichting voor Zweden).

  • 2 De in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden periodiek verstrekt en ten minste eenmaal per kalenderjaar. Inlichtingen met betrekking tot een bepaald kalenderjaar worden zo mogelijk onmiddellijk verstrekt en in ieder geval binnen zes maanden na het einde van het kalenderjaar waarop deze inlichtingen betrekking hebben.

  • 3 Indien mocht blijken dat de gegevens die in het kader van de automatische uitwisseling zijn verstrekt onjuist of onvolledig zijn, zijn de bevoegde autoriteiten gehouden hierover zo spoedig mogelijk met elkaar contact op te nemen.

Artikel 4. Incidentele doelgroepacties

De bevoegde autoriteiten kunnen bij briefwisseling met elkaar overeenkomen andere categorieën dan de hierboven genoemde automatisch of geïntensiveerd spontaan met elkaar uit te wisselen voor een bepaalde periode.

Artikel 5. De aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat

  • 1 Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een van de Staten, kan de bevoegde autoriteit van de andere Staat belastingambtenaren van eerstgenoemde Staat toestaan om aanwezig te zijn bij de voor hen van belang zijnde onderdelen van een belastingonderzoek in de Staat waaraan het verzoek is gericht.

  • 2 Een verzoek om de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat bij een onderzoek op het grondgebied van de andere Staat toe te staan, wordt in bijzondere gevallen gedaan. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

    • a. gevallen waarin aanwijzingen bestaan voor grensoverschrijdende onregelmatigheden of het ontgaan van belasting;

    • b. complexe gevallen die de aanwezigheid van de belastingambtenaren wenselijk maken;

    • c. gevallen waarin termijnoverschrijding dreigt en waarin de aanwezigheid van de belastingambtenaren het onderzoek kan bespoedigen;

    • d. onderzoeken in het kader van een overeengekomen bilateraal of multilateraal onderzoek, met inbegrip van gelijktijdige belastingonderzoeken.

  • 3 Een verzoek tot aanwezigheid van belastingambtenaren wordt schriftelijk ingediend door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat. In het verzoek wordt de wenselijkheid van de aanwezigheid van belastingambtenaren onderbouwd en wordt een korte omschrijving van de zaak gegeven. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat neemt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek, een beslissing op het verzoek.

  • 4 Alle beslissingen aangaande de uitvoering van het belastingonderzoek worden genomen door de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat stelt de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat in kennis van de bijzonderheden van een onderzoek.

  • 5 De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat kan het verzoek afwijzen onder opgave van de redenen van deze beslissing.

Diverse bepalingen

Artikel 6. Diverse bepalingen

  • 1 Indien noodzakelijk plegen de bevoegde autoriteiten overleg over de wijze waarop de verplichtingen die dit Memorandum meebrengt, worden uitgevoerd.

  • 2 De in artikel 3 van dit Memorandum bedoelde inlichtingen worden waar mogelijk elektronisch via het CCN Mail Systeem in het standaard OESO opmaakformaat (meest recente versie), of op papier verstrekt.

  • 3 De uit te wisselen inlichtingen bevatten, indien beschikbaar, tevens de fiscale nummers en/of gegevens ten behoeve van de persoonlijke identificatie. Dit heeft betrekking op gegevens die afkomstig zijn uit beide Staten.

Slotbepalingen

Artikel 7. Inwerkingtreding. Wijzigingen. Beëindiging

  • 1 Dit Memorandum treedt in werking op de datum van ondertekening en kan op ieder tijdstip worden gewijzigd na schriftelijke overeenstemming tussen de Partijen.

  • 2 Het kan worden beëindigd door een schriftelijke kennisgeving door één van de Partijen en houdt zes maanden na ontvangst van deze kennisgeving op van kracht te zijn.

  • 3 Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Memorandum is het Memorandum van Overeenstemming tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen van 2004, ingetrokken.

Artikel 8. Citeertitel

Dit Memorandum kan worden aangehaald als ‘Memorandum van Overeenstemming tussen Zweden en Nederland inzake de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de directe belastingen’.

Artikel 9. Evaluatie

Dit Memorandum zal vijf jaar na de datum van inwerkingtreding worden geëvalueerd. Vragen met betrekking tot dit Memorandum kunnen echter te allen tijde op verzoek van een van de bevoegde autoriteiten in behandeling worden genomen.

Voor het Zweedse Belasting Agentschap

S. Lindblom,

Directeur

Den Haag, 10 april 2012

Voor het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland

,

T. Poolen,

Plv. Directeur-Generaal

Naar boven