Regeling geschillen zorg BES

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-2011 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 mei 2011, nr. WJZ/303095 (2770), houdende het geven van regels voor het beslechten van geschillen tussen de deelnemers van het samenwerkingsverband zorg door een geschillencommissie (Regeling geschillen zorg BES)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. De geschillencommissie

  • 1 De samenwerkingsverbanden in de openbare lichamen hebben gezamenlijk een geschillencommissie.

  • 3 De oordelen van de geschillencommissie zijn bindend.

  • 4 De geschillencommissie is bevoegd zich bij de uitvoering van haar taak bij te laten staan door deskundigen.

  • 5 De geschillencommissie stelt een reglement vast, waarin in elk geval regels over de werkwijze en procedures van de commissie zijn opgenomen.

Artikel 3. Voorzitter en leden van de geschillencommissie

  • 1 De geschillencommissie bestaat uit een voorzitter en leden die door de Rijksvertegenwoordiger worden benoemd.

  • 2 De voorzitter is jurist en heeft geen zodanige betrekkingen met een bevoegd gezag dat daardoor een onpartijdig oordeelsvorming over geschillen die aan de geschillencommissie kunnen worden voorgelegd in het gedrang kan komen.

  • 3 De voorzitter en de leden worden benoemd op voordracht van de samenwerkingsverbanden.

  • 4 De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Zij kunnen één maal worden herbenoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar.

  • 5 Een geschil wordt beoordeeld door de voorzitter en twee van de leden.

  • 6 Een lid neemt niet deel aan de beslechting van een geschil wanneer hij . zodanige betrekkingen heeft met een bevoegd gezag dat daardoor een onpartijdig oordeelsvorming in het gedrang kan komen.

  • 7 Aan de voorzitter en de leden kan al dan niet op eigen verzoek door de Rijksvertegenwoordiger tussentijds ontslag worden verleend.

Artikel 4. Vergoeding geschillencommissie en deskundigen

  • 1 Aan de voorzitter, de leden en de deskundigen die aan de werkzaamheden van de geschillencommissie deelnemen, kan een vergoeding worden toegekend. De vergoeding wordt per dagdeel toegekend.

  • 2 De Minister stelt de vergoeding bij beschikking vast.

  • 3 Indien deskundigen op andere wijze voor hun aandeel in de werkzaamheden van de commissie worden beloond, wordt aan hen geen vergoeding als bedoeld in het eerste lid toegekend.

Artikel 5. Verslaglegging geschillencommissie

  • 1 De voorzitter van de geschillencommissie stelt jaarlijks uiterlijk op 1 maart, voor elk der samenwerkingsverbanden een verslag vast over het afgelopen jaar en maakt dat openbaar.

  • 2 Het verslag bevat tenminste een overzicht van de hoeveelheid en de aard van de geschillen die in dat jaar aan de geschillencommissie zijn voorgelegd.

  • 3 De voorzitter zendt een afschrift van het verslag zo spoedig mogelijk aan de Minister.

Artikel 6. Aanmelding geschil

  • 1 Een bevoegd gezag is bevoegd een geschil voor te leggen aan de geschillencommissie.

  • 2 Een geschil wordt bij de geschillencommissie aanhangig gemaakt door toezending van een verzoekschrift aan deze commissie.

  • 3 Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat tenminste:

    • a. de naam en het adres van de verzoeker,

    • b. de dagtekening,

    • c. een vermelding van het desbetreffende samenwerkingsverband,

    • d. een omschrijving van het geschil, en

    • e. de gronden waarop het verzoek berust.

  • 4 De verzoeker verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het geschil nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.

  • 5 Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen, bedoeld in het derde lid, stelt de voorzitter de verzoeker in de gelegenheid het verzoekschrift binnen een door de voorzitter gestelde redelijke termijn aan te vullen.

  • 6 De geschillencommissie kan besluiten het aangemelde geschil niet te behandelen indien niet tijdig of onvoldoende gevolg is gegeven aan de herstelmogelijkheid, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 7. Voorlopige voorziening

  • 1 Een bevoegd gezag is bevoegd om met betrekking tot een geschil, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist, met onmiddellijke ingang een voorlopige voorziening te vragen. Het verzoek daartoe wordt schriftelijk gedaan aan de voorzitter van de geschillencommissie.

  • 2 Voordat de voorzitter op een verzoek om een voorlopige voorziening beslist, stelt hij de betrokkenen in de gelegenheid hun zienswijze schriftelijk dan wel mondeling kenbaar te maken.

  • 3 De voorzitter streeft ernaar om binnen een week nadat het verzoekschrift is ontvangen een beslissing te nemen aangaande de voorlopige voorziening.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven