Besluit begroting en verantwoording openbare lichamen BES

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 08-06-2011 t/m heden

Besluit van 20 mei 2011, houdende de regels voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit begroting en verantwoording openbare lichamen BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2011, 2011-2000034451, CZW/WBI;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 april 2011, nr. W04.11.0102/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 mei 2011, nr. 2011-2000170518, CZW/WBI;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. deelneming: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin het openbaar lichaam een bestuurlijk en een financieel belang heeft;

  • b. financieel belang: een aan de deelneming ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien de deelneming failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de deelneming haar verplichtingen niet nakomt;

  • c. bestuurlijk belang: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht;

  • d. hoofdfuncties en functies: zorggebieden, gerangschikt overeenkomstig de indeling, opgenomen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 16, tweede lid;

  • e. subfunctie: een door de eilandsraad verbijzonderd onderdeel van een functie;

  • f. de wet: de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Artikel 2

  • 1 De baten en de lasten van het begrotingsjaar worden in de begroting en de jaarstukken opgenomen, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden, onderscheidenlijk hebben geleid.

  • 2 De baten en lasten worden geraamd dan wel verantwoord tot hun brutobedrag.

Artikel 3

  • 1 De begroting met de daarin opgenomen meerjarenraming en de jaarstukken geven volgens normen die als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie van het openbaar lichaam en over de baten en de lasten. In het bijzonder de eilandsraad en het College financieel toezicht moeten in staat zijn zich een zodanig oordeel te vormen.

  • 2 De begroting met de daarin opgenomen meerjarenraming en toelichting geeft duidelijk en stelselmatig de omvang van alle geraamde baten en lasten, alsmede het saldo ervan weer.

  • 3 De jaarstukken met de daarin opgenomen toelichtingen geven getrouw, duidelijk en stelselmatig de baten en lasten van het begrotingsjaar, alsmede het saldo ervan weer. De jaarrekening geeft tevens een getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4

  • 1 De indeling van de begroting en de jaarstukken is identiek.

  • 2 Indien de indeling van de begroting, de meerjarenraming en de jaarstukken afwijkt van die van het voorafgaande begrotingsjaar worden in de toelichting de verschillen aangegeven en worden de redenen die tot de afwijking hebben geleid uiteengezet.

Hoofdstuk II. De begroting en de toelichting

Titel 2.1. Algemeen

Artikel 6

  • 1 De begroting bestaat ten minste uit:

    • a. de beleidsbegroting;

    • b. de financiële begroting.

  • 2 De beleidsbegroting bestaat ten minste uit:

    • a. het beleidsplan;

    • b. de paragrafen.

  • 3 De financiële begroting bestaat ten minste uit:

    • a. het overzicht van baten en lasten en de toelichting;

    • b. het overzicht van voorgenomen investeringen;

    • c. het overzicht reserves en voorzieningen.

Titel 2.2. De beleidsbegroting

Artikel 7

In het beleidsplan wordt ten minste ingegaan op de doelstellingen van het beleid, alsmede op de activiteiten die nodig geacht worden ter realisering van die doelstellingen en de kosten daarvan voor het begrotingsjaar, en voor de periode van de meerjarenraming, waarbij op nieuw beleid separaat wordt ingegaan.

Artikel 8

  • 1 In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de lokale heffingen.

  • 2 De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen:

    • a. lokale heffingen;

    • b. weerstandsvermogen;

    • c. onderhoud kapitaalgoederen;

    • d. bedrijfsvoering;

    • e. deelnemingen;

    • f. grondbeleid;

    • g. collectieve sector.

Artikel 9

De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:

  • a. de geraamde inkomsten;

  • b. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d. een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 10

  • 1 Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

    • a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover het openbaar lichaam beschikt of kan beschikken om niet begrote lasten te dekken, en

    • b. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

  • 2 De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen bevat ten minste:

    • a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • b. een inventarisatie van de risico's, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

    • c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

Artikel 11

  • 1 De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:

    • a. wegen;

    • b. riolering;

    • c. water;

    • d. groen;

    • e. gebouwen.

  • 2 Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

    • a. het beleidskader;

    • b. de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

    • c. de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

Artikel 12

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 13

  • 1 De paragraaf betreffende de deelnemingen bevat ten minste:

    • a. de visie op deelnemingen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van het beleid die zijn opgenomen in de begroting;

    • b. de lijst van deelnemingen.

  • 2 In de lijst van deelnemingen wordt ten minste de volgende informatie verstrekt over elk van de deelnemingen:

    • a. de naam en de vestigingsplaats;

    • b. de rechtsvorm;

    • c. het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt;

    • d. het belang dat het openbaar lichaam in de deelneming heeft;

    • e. de beleidsvoornemens omtrent de deelneming.

Artikel 14

De paragraaf betreffende het grondbeleid bevat ten minste:

  • a. een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van het beleid die zijn opgenomen in de begroting;

  • b. een aanduiding van de wijze waarop het openbaar lichaam het grondbeleid uitvoert;

  • c. een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d. een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e. de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Artikel 15

De paragraaf betreffende de collectieve sector bevat tenminste:

  • a. een overzicht van de rechtspersonen die samen de collectieve sector vormen;

  • b. een beschrijving van de betrokkenheid van het openbaar lichaam in elk van de rechtspersonen die deel uitmaken van de collectieve sector, niet zijnde het openbaar lichaam zelf;

  • c. een overzicht van de uitgaven-, inkomsten- tekort- en schuldcijfers van elk van de rechtspersonen die deel uitmaken van de collectieve sector over de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de begroting wordt ingediend;

  • d. een overzicht van de schulden aan het begin van het begrotingsjaar en van de voorziene nieuwe schulden die in het begrotingsjaar worden aangegaan, en voor zover van toepassing de rentebetalingen op elk van die schulden, per rechtspersoon die deel uitmaakt van de collectieve sector;

  • e. een aanduiding van het financieringsbeleid van de collectieve sector dat het openbaar lichaam voorstaat en van de wijze waarop het dat wil realiseren.

Titel 2.3. De financiële begroting

Artikel 16

  • 1 Het overzicht van baten en lasten wordt ingedeeld naar hoofdfuncties en functies, en bevat per functie de raming van de baten en lasten en het saldo. Het overzicht bevat voorts een post onvoorzien.

  • 2 De functionele indeling wordt bij regeling van Onze Minister vastgesteld.

  • 3 De eilandsraad kan de onderscheiden functies uitsplitsen naar subfuncties van eigen keuze.

  • 4 Onderdeel van het overzicht van baten en lasten is een recapitulatie per hoofdfunctie van de baten en lasten en het saldo daarvan.

Artikel 17

Het overzicht van voorgenomen investeringen vermeldt voor het begrotingsjaar en voor minimaal de drie daarop volgende jaren per investering ten minste:

  • a. het bedrag van de voorgenomen investering, en de wijze van financiering;

  • b. de afschrijvingslasten, onder vermelding van het laatste begrotingsjaar waarin de desbetreffende lasten gedekt moeten worden;

  • c. de onderhoudslasten;

  • d. indien van toepassing: de naam en omvang van de voor de investering opgebouwde bestemmingsreserve.

Artikel 18

  • 1 In het overzicht van reserves en voorzieningen wordt voor het begrotingsjaar per reserve en per voorziening het verloop gedurende het jaar weergegeven. Daaruit blijken:

    • a. het geraamde saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de geraamde toevoegingen of onttrekkingen;

    • c. de geraamde toevoegingen of onttrekkingen uit hoofde van de bestemming van het resultaat van het voorgaande boekjaar;

    • d. de geraamde verminderingen in verband met afschrijvingen op activa waarvoor een specifieke bestemmingsreserve is gevormd;

    • e. het geraamde saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 2 Het overzicht geeft tevens per reserve en per voorziening het verloop gedurende de drie op het begrotingsjaar volgende jaren weer.

Artikel 19

  • 1 In een besluit tot wijziging van de begroting worden per functie de mutatie en het nieuwe geraamde bedrag vastgesteld.

  • 2 De eilandsraad kan het bestuurscollege machtigen tot overschrijving van begrotingsbedragen tussen functies onder de volgende voorwaarden:

    • a. overschrijvingen zijn alleen toegestaan als deze passen binnen het vastgestelde beleid;

    • b. overschrijvingen mogen het begrotingssaldo niet beïnvloeden;

    • c. de eilandsraad wijst van te voren clusters van functies aan waarbinnen overschrijvingen mogen plaatsvinden;

    • d. de eilandsraad bepaalt van te voren tot welk maximaal bedrag of percentage de overschrijvingen mogen geschieden.

Artikel 20

De toelichting op het overzicht van baten en lasten bevat ten minste:

  • a. het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging, het geraamde bedrag voor het begrotingsjaar, en de geraamde bedragen voor de eerste drie jaren volgend op het begrotingsjaar.

  • b. de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en, in geval van aanmerkelijk verschil met de raming, respectievelijk de realisatie, van het vorig respectievelijk voorvorig begrotingsjaar: de oorzaken van het verschil;

  • c. een overzicht van geraamde incidentele baten en lasten;

  • d. een overzicht van vrije uitkeringen, waarin per jaar voor ten minste de periode van het begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren worden toegelicht de omvang van de vrije uitkeringen en de afzonderlijke inhoudingen voor afschrijvingen vanwege door het Rijk verstrekte renteloze leningen als bedoeld in artikel 89 van de wet, onder vermelding van het laatste begrotingsjaar waarvoor de desbetreffende inhouding plaatsvindt;

  • e. een overzicht personeel, waarin op basis van de organisatiestructuur ten minste wordt vermeld het aantal personeelsleden in fulltime-eenheden en de salarislasten, uitgesplitst naar formatieve functies en tijdelijke projectfuncties;

  • f. een overzicht geactiveerde kapitaaluitgaven, waarin per actief ten minste wordt vermeld de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar en de ramingen van de afzonderlijke mutaties;

  • g. een overzicht subsidies en inkomensoverdrachten, waarin per subsidie en per uitkering wordt vermeld de omschrijving, de grondslag en het geraamde bedrag.

Hoofdstuk III. De jaarstukken en de toelichting

Titel 3.1. Algemeen

Artikel 21

  • 1 De jaarstukken bestaan ten minste uit:

    • a. het jaarverslag;

    • b. de jaarrekening.

  • 2 Het jaarverslag bestaat ten minste uit:

    • a. de beleidsverantwoording;

    • b. de paragrafen.

  • 3 De jaarrekening bestaat uit:

    • a. de rekening en de toelichting;

    • b. de balans en de toelichting;

    • c. het overzicht verantwoordingsinformatie bijzondere uitkeringen.

Titel 3.3. De paragrafen

Artikel 23

Het jaarverslag bevat de paragrafen die ingevolge artikel 8 in de begroting zijn opgenomen. Ze bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen in de begroting is opgenomen.

Titel 3.4. De rekening en de toelichting

Artikel 24

De rekening bevat ten minste:

  • a. het overzicht van gerealiseerde baten en lasten, het resultaat en de toelichting;

  • b. de ramingen uit de begroting voor en na wijziging.

Artikel 25

De toelichting op de rekening bevat ten minste:

  • a. een analyse van de afwijkingen tussen de begroting na wijziging en de rekening;

  • b. een overzicht van de aanwending van het bedrag voor onvoorzien;

  • c. een overzicht «personeel»;

  • d. een overzicht «subsidies en inkomensoverdrachten»;

  • e. een overzicht «deelnemingen».

Artikel 26

De rekening wordt vastgesteld met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële positie op de balansdatum is gebleken tussen het moment van opmaken van de rekening en het tijdstip van vaststelling daarvan, voor zover deze aanvullende informatie onontbeerlijk is voor het in artikel 3, eerste lid, bedoelde inzicht.

Titel 3.5. De balans en de toelichting

Paragraaf 3.5.2. Hoofdindeling van de balans

Artikel 28

Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van het openbaar lichaam al dan niet duurzaam te dienen.

Paragraaf 3.5.3. Vaste activa

Artikel 30

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de materiële en de financiële vaste activa.

Artikel 31

  • 1 In de balans worden de materiële vaste activa onderscheiden naar:

    • a. gronden en terreinen;

    • b. woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • c. grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

    • d. overige duurzame bedrijfsmiddelen;

    • e. vervoermiddelen;

    • f. machines, apparaten en installaties;

    • g. automatiseringsmiddelen;

    • h. overige materiële vaste activa.

  • 2 Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

Artikel 32

In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a. kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen;

  • b. leningen aan deelnemingen;

  • c. overige langlopende leningen.

  • d. overige vorderingen met een looptijd van twee jaar of langer.

Paragraaf 3.5.4. Vlottende activa

Artikel 33

Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de vorderingen met een looptijd korter dan twee jaar, de liquide middelen en de overlopende activa.

Artikel 34

In de balans worden onder de voorraden afzonderlijk opgenomen:

  • a. grond- en hulpstoffen;

  • b. onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie;

  • c. gereed product en handelsgoederen.

Artikel 35

In de balans worden onder de vorderingen met een looptijd korter dan twee jaar afzonderlijk opgenomen:

  • a. vorderingen op openbare lichamen;

  • b. rekening-courantverhoudingen met niet-financiële instellingen;

  • c. overige vorderingen.

Artikel 36

In de balans worden onder de liquide middelen afzonderlijk de kas-, bank- en girosaldi en de rekening-courantverhouding bij het College financieel toezicht opgenomen.

Artikel 37

In de balans worden onder de overlopende activa afzonderlijk opgenomen:

  • a. de van Europese en Nederlandse overheidslichamen nog te ontvangen voorschotbedragen die ontstaan door voorfinanciering op bijzondere uitkeringen;

  • b. overige nog te ontvangen bedragen;

  • c. de vooruitbetaalde bedragen die ten laste van volgende begrotingsjaren komen.

Paragraaf 3.5.5. Vaste passiva

Artikel 38

Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een looptijd van twee jaar of langer.

Artikel 39

  • 1 Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het rekeningresultaat.

  • 2 Het rekeningresultaat wordt afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen.

Artikel 40

  • 1 In de balans worden de reserves onderscheiden naar:

    • a. de algemene reserve;

    • b. de bestemmingsreserves.

  • 2 Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan de eilandsraad een bepaalde bestemming heeft gegeven.

Artikel 41

Voorzieningen worden gevormd wegens:

  • a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

  • b. op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

Artikel 42

In de balans worden onder de vaste schulden afzonderlijk opgenomen de nog openstaande schulden vanwege de door de departementen aan een openbaar lichaam verstrekte renteloze leningen als bedoeld in artikel 89 van de wet.

Paragraaf 3.5.6. Vlottende passiva

Artikel 43

Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de schulden met een looptijd korter dan twee jaar en de overlopende passiva.

Artikel 44

In de balans worden onder de overlopende passiva afzonderlijk opgenomen:

  • a. verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen;

  • b. de van Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor bijzondere uitkeringen die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren;

  • c. overige vooruit ontvangen bedragen die ten bate van volgende begrotingsjaren komen.

Paragraaf 3.5.7. De toelichting op de balans

Artikel 45

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.

Artikel 46

In de toelichting op de balans wordt van elk van de materiële vaste activa het verloop gedurende het begrotingsjaar in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:

  • a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

  • b. de investeringen of desinvesteringen;

  • c. de afschrijvingen;

  • d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

  • e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

  • f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 47

  • 1 In de toelichting op de balans wordt in een overzicht per bijzondere uitkering waarvoor aan het begin dan wel eind van het begrotingsjaar een vooruit ontvangen voorschotbedrag als bedoeld in artikel 44 onder b dan wel een nog te ontvangen voorschotbedrag als bedoeld in artikel 37 onder a op de balans staat het verloop van die balanspost gedurende het begrotingsjaar weergegeven. Daaruit blijken:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de ontvangen voorschotbedragen, of indien dat van toepassing is de nog te ontvangen bedragen voor het begrotingsjaar;

    • c. het lastenbedrag voor het begrotingsjaar dat gedekt wordt met middelen van de betreffende bijzondere uitkering, met vermelding van de functie(s) waarop de lasten van de desbetreffende bijzondere uitkering worden verantwoord;

    • d. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt in een overzicht een specificatie gegeven van de overige nog te ontvangen bedragen als bedoeld in artikel 37 onder b en van de vooruitbetaalde bedragen als bedoeld in artikel 37 onder c.

  • 3 In de toelichting op de balans wordt in een overzicht een specificatie gegeven van de nog te betalen bedragen verplichtingen als bedoeld in artikel 44 onder a, en van de overige vooruit ontvangen bedragen als bedoeld in artikel 44 onder c.

Artikel 48

In de toelichting op de balans wordt een overzicht opgenomen van de niet in de balans opgenomen belangrijke financiële verplichtingen waaraan het openbaar lichaam voor toekomstige jaren is gebonden.

Artikel 49

  • 1 In de toelichting op de balans worden de aard en reden van elke reserve en de toevoegingen en onttrekkingen daaraan toegelicht.

  • 2 Per reserve wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de toevoegingen of onttrekkingen;

    • c. de toevoegingen of onttrekkingen uit hoofde van de bestemming van het resultaat van het voorgaande boekjaar;

    • d. de verminderingen in verband met afschrijvingen op activa waarvoor een specifieke bestemmingsreserve is gevormd;

    • e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 50

  • 1 In de toelichting op de balans worden de aard en reden van de voorzieningen, bedoeld in artikel 41, en de wijzigingen daarin toegelicht.

  • 2 Per voorziening wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de toevoegingen;

    • c. ten gunste van de rekening van baten en lasten vrijgevallen bedragen;

    • d. de aanwendingen;

    • e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 51

In de toelichting op de balans worden van elke vaste schuld, bedoeld in artikel 42, vermeld:

  • a. een omschrijving van de renteloze lening, en het departement dat de desbetreffende lening heeft verstrekt;

  • b. het schuldbedrag van de lening aan het begin van het begrotingsjaar;

  • c. het in het begrotingsjaar afgeloste bedrag door inhouding op de vrije uitkering;

  • d. het schuldbedrag van de lening aan het eind van het begrotingsjaar.

Hoofdstuk IV. Waarderen, activeren en afschrijven

Artikel 53

  • 1 Alle investeringen worden geactiveerd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.

Artikel 54

  • 1 Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2 Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief mogen op de waardering daarvan in mindering worden gebracht.

Artikel 55

  • 1 Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2 De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3 De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

  • 4 Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

  • 5 Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

Artikel 56

  • 1 De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • 2 Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks in gelijke jaarschijven afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

Artikel 57

  • 1 Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

  • 2 Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 3 Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 58

  • 1 In afwijking van artikel 42 worden de schulden die dateren van vóór 10 oktober 2010 ook in de balans opgenomen onder de vaste schulden.

  • 2 De schulden, bedoeld in het eerste lid, worden afzonderlijk opgenomen onder de vaste schulden door zowel het totaalbedrag als een omschrijving van de afzonderlijke schulden en de met die afzonderlijke schulden gemoeide bedragen op te nemen.

  • 3 Zolang de in het eerste lid bedoelde schulden niet zijn afgelost wordt in de financiële begroting, bedoeld in artikel 6, derde lid, ook opgenomen: het overzicht schulden die dateren van vóór 10 oktober 2010.

  • 4 In het in het derde lid bedoelde overzicht wordt voor elke schuld ten minste vermeld:

    • a. de omschrijving van de schuld;

    • b. het bedrag van de schuld aan het begin van het begrotingsjaar;

    • c. het bedrag dat wordt afgelost, voor zowel het begrotingsjaar als voor de drie daarop volgende jaren.

Artikel 59

  • 1 Het College financieel toezicht kan een openbaar lichaam voor de begrotingsjaren 2012 tot en met uiterlijk 2015 toestemming verlenen in de begroting, de begrotingswijzigingen, de jaarrekening en het jaarverslag op onderdelen af te wijken van de voorschriften in onderhavig besluit. Het bestuurscollege kan daartoe een verzoek doen tot 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het begrotingsjaar.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek bevat een voorstel voor de onderdelen waarvan het bestuurscollege tijdelijk wenst af te wijken en, indien van toepassing, welke alternatieve informatie in elk van de betrokken begrotingsjaren zal worden opgenomen.

  • 3 Het College financieel toezicht kan niet afwijken van het voorstel, bedoeld in het tweede lid, dan nadat het College het bestuurscollege van het desbetreffend openbaar lichaam in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.

  • 4 Het College financieel toezicht betrekt de toepassing van dit artikel bij zijn halfjaarlijkse rapportage, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet, aan Onze Minister.

Artikel 60

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en wordt voor het eerst toegepast voor het begrotingsjaar 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 mei 2011

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zevende juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven