Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 20-08-2011 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 25 mei 2011, nr. WJZ/11069057, houdende aanwijzing van categorieën van productie-installaties voor de stimulering van duurzame energieproductie in het jaar 2011 (Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011)

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • algemene uitvoeringsregeling: de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie;

  • allesvergisting: de biologische afbraakreacties van biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van de nummers 410, 420, 500, 550 tot en met 559;

  • besluit: het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

  • gewogen maandelijks rendement: het rendement, bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit;

  • groen gas hub: een verzameling van productie-installaties voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor voor de invoeding van het hernieuwbaar gas op een gasnet gezamenlijk een of meerdere aansluitingen worden gebruikt;

  • minister: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • NTA 8003: 2008: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 31 december 2008;

  • richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);

  • thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa: de omzetting van vaste of vloeibare biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 500, 550 tot en met 559, 587 en 592 van de NTA 8003: 2008, in een productie-installatie waarin ten minste 95% van de energetische waarde van de brandstof biogeen is, door middel van:

    • 1°. verbranding,

    • 2°. een andere thermische behandeling dan bedoeld onder 1° ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand of

    • 3°. de verbranding van producten die voortkomen uit thermische behandeling;

  • valhoogte: het verschil in waterpeil voor en achter de installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van waterkracht waarbij het maximaal elektrisch ontwerpvermogen van de turbine of de generator wordt gerealiseerd;

  • vergisting en co-vergisting van dierlijke mest: de biologische afbraakreacties van in hoofdzaak verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, al dan niet aangevuld met een of meer producten genoemd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, bijlage Aa, onderdeel IV;

  • warmtebenuttingscoëfficiënt: de hoeveelheid gedurende een kalenderjaar door een productie-installatie geproduceerde en nuttig aangewende warmte als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel v, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, gedeeld door de hoeveelheid gedurende hetzelfde kalenderjaar geproduceerde en op het elektriciteitsnet ingevoede hernieuwbare elektriciteit.

§ 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

  • 2 De minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3 Per categorie productie-installaties kan in de periode, bedoeld in het eerste lid, per adres waarop een productie-installatie wordt geplaatst maximaal één aanvraag worden ingediend.

  • 4 De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door een productie-installatie van een categorie als bedoeld in het eerste lid indien op het moment van indienen van de aanvraag geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie.

  • 5 De periode waarover subsidie wordt verstrekt vangt niet later aan dan de dag na afloop van de op grond van artikel 61, eerste lid, van het besluit vastgestelde periode waarin de productie-installatie in gebruik dient te worden genomen.

Artikel 3

  • 1 Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas op grond van de artikelen 80, eerste lid, en 86, eerste lid, die is aangevraagd in de periode van 1 juli 2011 tot 30 december 2011, 17:00, bedraagt € 1.000.000.000.

  • 2 De minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3 Per categorie productie-installaties kan in de periode, bedoeld in het eerste lid, per adres waarop een productie-installatie is of wordt geplaatst maximaal één aanvraag worden ingediend.

  • 4 De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas door een productie-installatie van een categorie als bedoeld in het eerste lid indien op het moment van indienen van de aanvraag geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie.

  • 5 De periode waarover subsidie wordt verstrekt vangt niet later aan dan de dag na afloop van de op grond van artikel 61, eerste lid, van het besluit vastgestelde periode waarin de productie-installatie in gebruik dient te worden genomen.

§ 3. Hernieuwbare elektriciteit

§ 3.1. Afvalverbranding

Artikel 4

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit warmte die uitsluitend of in hoofdzaak is geproduceerd door:

    • a. de verbranding van afvalstoffen,

    • b. een andere thermische behandeling van afvalstoffen dan bedoeld onder 1° ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand of

    • c. de verbranding van producten die voortkomen uit thermische behandeling van afvalstoffen.

  • 2 Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid, worden ontvangen in de periode van 1 juli 2011 tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 6

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 7

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bedraagt 4080 uren per jaar.

Artikel 8

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 4, tweede lid, bij een gewogen maandelijks rendement dat groter is dan genoemd in kolom 1 en kleiner is dan of gelijk is aan genoemd in kolom 2, het bedrag in euro per kWh, genoemd in kolom 3.

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

22%

23%

0,110

23%

24%

0,112

24%

25%

0,112

25%

26%

0,114

26%

27%

0,114

27%

28%

0,116

28%

29%

0,120

29%

30%

0,124

30%

31%

0,127

31%

100%

0,131

§ 3.2. Stortgas of biogas uit afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel 10

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit gas dat vrijkomt tengevolge van biologische afbraakreacties:

    • a. uit gestorte afvalstoffen of

    • b. bij de zuivering van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater.

  • 2 Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid, worden ontvangen in de periode van 1 juli 2011 tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 12

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 13

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt 8000 uren per jaar.

Artikel 14

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 10, tweede lid, € 0,060 per kWh.

§ 3.3. Waterkracht

Artikel 16

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee door hydro-mechanisch-elektrische omzetting hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit potentiële dan wel kinetische energie van stromend water dat niet specifiek ten behoeve van de elektriciteitsproductie omhoog is gepompt:

    • a. in installaties met een valhoogte gelijk aan of groter dan 50 centimeter en kleiner dan 5 meter;

    • b. in installaties met een valhoogte gelijk aan of groter dan 5 meter.

  • 2 Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

    • a. het eerste lid, onderdeel a, worden ontvangen in de periode van 31 oktober 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur;

    • b. het eerste lid, onderdeel b, worden ontvangen in de periode van 1 juli 2011 tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 17

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 16, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 18

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in:

Artikel 19

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, bedraagt voor een productie-installatie als bedoeld in:

§ 3.4. Biomassa

Artikel 21

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door:

    • a. verbranding van het biogas uit vergisting en co-vergisting van dierlijke mest;

    • b. verbranding van het biogas uit allesvergisting;

    • c. inzet van warmte verkregen uit thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW.

  • 2 De minister verstrekt uitsluitend subsidie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van vloeibare biomassa indien de producent aantoont dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 3 Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

    • a. het eerste lid, onderdeel a, worden ontvangen in de periode van 30 november 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur;

    • b. het eerste lid, onderdelen b, worden ontvangen in de periode van 31 oktober 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur;

    • c. het eerste lid, onderdeel c, worden ontvangen in de periode van 31 oktober 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 4 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 22

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 21, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 23

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, bedraagt 8000 uren per jaar.

Artikel 24

  • 1 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel a, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 21, derde lid, onderdeel a, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in kolom 3.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Kolom 3

     

    0,00 MJ/kWh

    0,150

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,150

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,160

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,171

    0,75 MJ/kWh

    1,0 MJ/kWh

    0,181

    1,0 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,190

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,193

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,197

    1,75 MJ/kWh

    2,0 MJ/kWh

    0,201

    2,0 MJ/kWh

    Onbepaald

    0,205

  • 2 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 21, derde lid, onderdeel b, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in kolom 3.

    Kolom1

    Kolom 2

    Kolom 3

     

    0,00 MJ/kWh

    0,129

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,129

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,132

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,134

    0,75 MJ/kWh

    1,0 MJ/kWh

    0,136

    1,0 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,139

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,141

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,144

    1,75 MJ/kWh

    2,0 MJ/kWh

    0,146

    2,0 MJ/kWh

    Onbepaald

    0,149

  • 3 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel c, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 21, derde lid, onderdeel c, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in kolom 3.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Kolom 3

     

    0,00 MJ/kWh

    0,115

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,115

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,117

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,120

    0,75 MJ/kWh

    1,0 MJ/kWh

    0,122

    1,0 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,124

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,127

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,129

    1,75 MJ/kWh

    2,0 MJ/kWh

    0,132

    2,0 MJ/kWh

    2,25 MJ/kWh

    0,134

    2,25 MJ/kWh

    2,50 MJ/kWh

    0,137

    2,50 MJ/kWh

    2,75 MJ/kWh

    0,139

    2,75 MJ/kWh

    3,0 MJ/kWh

    0,142

    3,0 MJ/kWh

    3,25 MJ/kWh

    0,144

    3,25 MJ/kWh

    3,50 MJ/kWh

    0,147

    3,50 MJ/kWh

    3,75 MJ/kWh

    0,149

    3,75 MJ/kWh

    4,0 MJ/kWh

    0,152

    4,0 MJ/kWh

    Onbepaald

    0,154

§ 3.5. Windenergie op land

Artikel 26

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd met behulp van windenergie die niet is opgericht in de territoriale zee of in de Nederlandse exclusieve economische zone:

    • a. met een nominaal vermogen per turbine kleiner dan 6,0 MW;

    • b. met een nominaal vermogen per turbine gelijk aan of groter dan 6,0 MW.

  • 2 Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid worden ontvangen in de periode van 31 augustus 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 27

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 26, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 28

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in:

Artikel 29

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 26, tweede lid, € 0,120 per kWh.

Artikel 30

De basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, bedraagt voor een productie- installatie als bedoeld in:

§ 3.6. Vrije categorie

§ 3.6.1. Productie-installaties uitsluitend in vrije categorie

§ 3.6.1.1. Wind in meer

Artikel 31

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie met een nominaal vermogen per turbine gelijk aan of groter dan 3,0 MW en waarvan de fundering in een meer van minimaal één vierkante kilometer staat.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 32

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 31, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 33

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 31, eerste lid, bedraagt 2000 uren per jaar.

§ 3.6.1.2. Wind op zee

Artikel 35

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 36

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 35, eerste lid, binnen 5 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 37

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 35, eerste lid, bedraagt 3180 uren per jaar.

Artikel 38

De basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 35, eerste lid, bedraagt € 0,048050 per kWh.

Artikel 39

De beschikking tot verlenen van een subsidie als bedoeld in artikel 35, eerste lid, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na afgifte van deze beschikking een uitvoeringsovereenkomst overeenkomstig de overeenkomst opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 7 tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidie-aanvrager.

§ 3.6.1.3. Fotovoltaïsche zonnepanelen

Artikel 40

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht met behulp van fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen groter dan of gelijk aan 15 kWp.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

Artikel 41

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 40, eerste lid, binnen 3 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 42

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 40, eerste lid, bedraagt 1000 uren per jaar.

§ 3.6.1.4. Thermische conversie biomassa maximaal vermogen 10 MW

Artikel 44

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door inzet van warmte verkregen uit thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa met een nominaal elektrisch vermogen kleiner dan of gelijk aan 10 MW.

  • 2 De minister verstrekt uitsluitend subsidie als bedoeld in het eerste lid voor productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van vloeibare biomassa indien de producent aantoont dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 45

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 44, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 46

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 44, eerste lid, bedraagt 8000 uren per jaar.

§ 3.6.1.5. Osmose

Artikel 48

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt gegenereerd uitsluitend ten gevolge van het verschil in zoutconcentratie tussen twee watermassa’s.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

Artikel 49

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 48, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 50

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 48, eerste lid, bedraagt 8000 uren per jaar.

§ 3.6.1.6. Geothermie

Artikel 52

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit warmte die uitsluitend afkomstig is van een of meerdere geothermische bronnen met een diepte van minimaal 500 meter.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

Artikel 53

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 52, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 54

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 52, eerste lid, bedraagt 6500 uren per jaar.

§ 3.6.1.7. Vrije stromingsenergie

Artikel 56

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee door hydro-mechanisch-elektrische omzetting hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit potentiële dan wel kinetische energie van stromend water dat niet specifiek ten behoeve van de elektriciteitsproductie omhoog is gepompt in installaties met een valhoogte kleiner dan 50 centimeter.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 57

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 56, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 58

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 56, eerste lid, bedraagt 2250 uren per jaar.

§ 3.6.2. Vrije categorie fase 1

Artikel 61

  • 3 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 60, onderdelen b, c, d en i, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 60, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in de kolom behorend bij het betreffende onderdeel van artikel 60.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Artikel 60, onderdeel

    b

    c

    d

    i

     

    0,00 MJ/kWh

    0,090

    0,090

    0,090

    0,090

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,090

    0,090

    0,090

    0,090

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,096

    0,096

    0,096

    0,096

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,103

    0,103

    0,103

    0,103

    0,75 MJ/kWh

    1,00 MJ/kWh

    0,109

    0,109

    0,109

    0,109

    1,00 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,115

    0,115

    0,115

    0,115

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,121

    0,121

    0,121

    0,121

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,128

    0,128

    0,128

    0,128

    1,75 MJ/kWh

    2,00 MJ/kWh

    0,134

    0,134

    0,132

    0,134

    2,00 MJ/kWh

    2,25 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,134

    0,140

    2,25 MJ/kWh

    2,50 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,137

    0,140

    2,50 MJ/kWh

    2,75 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,139

    0,140

    2,75 MJ/kWh

    3,00 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,142

    0,140

    3,00 MJ/kWh

    3,25 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,144

    0,140

    3,25 MJ/kWh

    3,50 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,147

    0,140

    3,50 MJ/kWh

    3,75 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,149

    0,140

    3,75 MJ/kWh

    4,00 MJ/kWh

    0,140

    0,140

    0,152

    0,140

    4,00 MJ/kWh

    onbepaald

    0,140

    0,140

    0,154

    0,140

§ 3.6.3. Vrije categorie fase 2

Artikel 63

  • 3 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 62, onderdelen b, c, d en h, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 62, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in de kolom behorend bij het betreffende onderdeel van artikel 62.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Artikel 62, onderdeel

    b

    c

    d

    h

     

    0,00 MJ/kWh

    0,110

    0,110

    0,110

    0,110

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,110

    0,110

    0,110

    0,110

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,118

    0,118

    0,118

    0,118

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,125

    0,125

    0,120

    0,125

    0,75 MJ/kWh

    1,00 MJ/kWh

    0,133

    0,133

    0,122

    0,133

    1,00 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,141

    0,139

    0,124

    0,141

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,148

    0,141

    0,127

    0,148

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,156

    0,144

    0,129

    0,156

    1,75 MJ/kWh

    2,00 MJ/kWh

    0,163

    0,146

    0,132

    0,163

    2,00 MJ/kWh

    2,25 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,134

    0,171

    2,25 MJ/kWh

    2,50 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,137

    0,171

    2,50 MJ/kWh

    2,75 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,139

    0,171

    2,75 MJ/kWh

    3,00 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,142

    0,171

    3,00 MJ/kWh

    3,25 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,144

    0,171

    3,25 MJ/kWh

    3,50 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,147

    0,171

    3,50 MJ/kWh

    3,75 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,149

    0,171

    3,75 MJ/kWh

    4,00 MJ/kWh

    0,171

    0,149

    0,152

    0,171

    4,00 MJ/kWh

    onbepaald

    0,171

    0,149

    0,154

    0,171

§ 3.6.4. Vrije categorie fase 3

Artikel 65

  • 3 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 64, onderdelen a en e, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 64, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in de kolom behorend bij het betreffende onderdeel van artikel 64.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Artikel 64, onderdeel

    a

    e

     

    0,00 MJ/kWh

    0,130

    0,130

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,130

    0,130

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,139

    0,139

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,148

    0,148

    0,75 MJ/kWh

    1,00 MJ/kWh

    0,157

    0,157

    1,00 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,166

    0,166

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,175

    0,175

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,184

    0,184

    1,75 MJ/kWh

    2,00 MJ/kWh

    0,193

    0,191

    2,00 MJ/kWh

    onbepaald

    0,202

    0,194

§ 3.6.5. Vrije categorie fase 4

Artikel 67

  • 3 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 66, onderdeel d, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 66, bij een warmtebenuttingscoëfficiënt groter dan genoemd in kolom 1 en kleiner dan of gelijk aan genoemd in kolom 2 een bedrag in euro per kWh, genoemd in kolom 3.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Kolom 3

     

    0,00 MJ/kWh

    0,150

    0,00 MJ/kWh

    0,25 MJ/kWh

    0,150

    0,25 MJ/kWh

    0,50 MJ/kWh

    0,160

    0,50 MJ/kWh

    0,75 MJ/kWh

    0,171

    0,75 MJ/kWh

    1,00 MJ/kWh

    0,177

    1,00 MJ/kWh

    1,25 MJ/kWh

    0,180

    1,25 MJ/kWh

    1,50 MJ/kWh

    0,184

    1,50 MJ/kWh

    1,75 MJ/kWh

    0,187

    1,75 MJ/kWh

    2,00 MJ/kWh

    0,191

    2,00 MJ/kWh

    onbepaald

    0,194

§ 3.7. Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbare elektriciteit

Artikel 68

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 69

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 70

Artikel 71

Artikel 72

Artikel 73

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 31, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 74

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 35, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 75

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 40, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 76

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 44, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 77

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 48, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 78

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 52, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 79

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 56, eerste lid, worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

§ 4. Hernieuwbaar gas

§ 4.1. Stortgas of biogas uit afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel 80

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door:

    • a. een productie-installatie bestaande uit een installatie voor de productie van stortgas of een vergistingsinstallatie, en een installatie voor het opwerken van hernieuwbaar gas tot aardgaskwaliteit, waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uit gas dat vrijkomt tengevolge van biologische afbraakreacties:

      • 1°. uit gestorte afvalstoffen of

      • 2°. bij de zuivering van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater;

    • b. een productie-installatie die onderdeel uitmaakt van een groen gas hub en waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uit gas dat vrijkomt tengevolge van biologische afbraakreacties:

      • 1°. uit gestorte afvalstoffen of

      • 2°. bij de zuivering van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater.

  • 3 Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid worden ontvangen in de periode van 1 juli 2011 tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 4 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 6.

Artikel 82

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 80, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 83

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 80, eerste lid, bedraagt 8000 uren per jaar.

Artikel 84

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 80, eerste lid, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 80, derde lid, voor een productie-installatie als bedoeld in:

§ 4.2. Biomassa

Artikel 86

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door:

    • a. een productie-installatie bestaande uit een vergistingsinstallatie en een installatie voor het opwerken van hernieuwbaar gas tot aardgaskwaliteit, waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd met gebruik van uitsluitend biogas uit allesvergisting;

    • b. een productie-installatie bestaande uit een vergistingsinstallatie en een installatie voor het opwerken van hernieuwbaar gas tot aardgaskwaliteit, waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd met gebruik van uitsluitend biogas uit vergisting en co-vergisting van dierlijke mest;

    • c. een productie-installatie die onderdeel uitmaakt van een groen gas hub en waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd met gebruik van uitsluitend biogas uit allesvergisting;

    • d. een productie-installatie die onderdeel uitmaakt van een groen gas hub en waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd met gebruik van uitsluitend biogas uit vergisting en co-vergisting van dierlijke mest.

  • 3 Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

    • a. het eerste lid, onderdelen a en d, worden ontvangen in de periode van 31 augustus 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur;

    • b. het eerste lid, onderdeel b, wordt ontvangen in de periode van 31 oktober 2011, 17:00 uur, tot 30 december 2011, 17:00 uur;

    • c. het eerste lid, onderdeel c, wordt ontvangen in de periode van 1 juli 2011 tot 30 december 2011, 17:00 uur.

  • 4 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 6.

Artikel 87

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 86, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Artikel 88

Het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie bedoeld in artikel 86, eerste lid, bedraagt 8000 uren per jaar.

Artikel 89

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, bedraagt voor subsidie als bedoeld in:

§ 4.3. Vrije categorie

§ 4.3.2. Vrije categorie fase 2

Artikel 93

Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 86, eerste lid, onderdeel b, worden ontvangen in de periode van 31 augustus 2011, 17:00 uur, tot 31 oktober 2011, 17:00 uur.

Artikel 94

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 93 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 100: € 0,760 per Nm3.

§ 4.4. Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbaar gas

Artikel 95

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 80 worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

Artikel 96

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 86 worden voor 2011 als volgt vastgesteld:

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 97

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 98

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 mei 2011

De

Minister

van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen

Bijlage 4. behorende bij artikel 40, derde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011

Bijlage 248931.png
Bijlage 248932.png
Bijlage 248933.png
Bijlage 248934.png
Bijlage 248935.png
Bijlage 248936.png
Bijlage 248937.png

Bijlage 7. behorende bij artikel 39 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011

Uitvoeringsovereenkomst tot zekerheid van het aanvangen van de activiteiten ter zake waarvan subsidie is verstrekt op basis van artikel 35, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011

  • 1. De Staat der Nederlanden, (hierna te noemen: de Staat), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    en

  • 2. ..... ....., gevestigd te ..... (hierna te noemen: Ondernemer);

    .....

    (hierna te samen ook te noemen: Partijen);

overwegen:

  • a. de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft blijkens een beschikking met kenmerk ....., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verstrekt als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011 (hierna: Regeling).

  • b. de Beschikking bevat de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na afgifte van de beschikking de onderhavige uitvoeringsovereenkomst, hierna te noemen Uitvoeringsovereenkomst, tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieaanvrager;

  • c. de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie beoogt door middel van deze Uitvoeringsovereenkomst te verzekeren dat de Ondernemer de realisatie van het windpark bedoeld in de Beschikking vóór 1 augustus 2014 zal aanvangen opdat deze realisatie binnen de in artikel 61 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie bedoelde termijn van vijf jaar kan worden voltooid.

Partijen komen daartoe het volgende overeen:

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder ‘de aanvang van de bouwperiode’ verstaan: ‘het bereiken van het eerste moment dat de bodem in beroering gebracht wordt door plaatsing van het werk dan wel de bekabeling naar land’, als bedoeld in de door de Ondernemer verkregen vergunning verleend op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Waterwet.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de bouwperiode geacht te zijn aangevangen op de datum waarop de Ondernemer dat aan de Staat heeft aangetoond.

Artikel 2. Tijdige aanvang van de bouw

De Ondernemer verplicht zich jegens de Staat de bouwperiode tijdig aan te vangen en wel vóór 1 augustus 2014.

Artikel 3. Inhoud en omvang van de garantie

De Ondernemer verplicht zich om tot zekerheid voor de nakoming van de in artikel 2 bedoelde verplichting, alsmede de bij niet tijdige nakoming verschuldigde boetes, binnen acht weken nadat de Beschikking in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot 2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 16 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, door middel van de afgifte aan de Staat van een door een binnen de Europese Unie gevestigde bank afgegeven bankgarantie welke is opgemaakt onder gebruikmaking van het model opgenomen als Bijlage B

Artikel 4. Vrijval van de garantie

  • 1. De verplichting de in artikel 3 bedoelde bankgarantie te blijven stellen vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen. De Ondernemer ontvangt een kopie van het bericht van verval.

  • 2. Zodra de verplichting geheel is vervallen zal de Staat de bankgarantie retourneren aan de Ondernemer.

Artikel 5. Boetes

  • 1. Indien de Ondernemer de bouwperiode niet vóór 1 augustus 2014 is aangevangen, is de Ondernemer aan de Staat bij wijze van boete een bedrag verschuldigd groot 0,2% van het beschikte bedrag enkel door het verloop van die termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 2. Indien de Ondernemer daarna nog in gebreke blijft met het maken van een aanvang met de bouw is de Ondernemer maandelijks een boete van telkens 0,2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 16 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, verschuldigd voor zover hij de bouw op de eerste van de maanden september, oktober, november en december van 2014 en augustus, september, oktober, november en december van het jaar 2015 niet is aangevangen.

  • 3. De boetes bedoeld in het eerste en tweede lid, (in totaal ten hoogste tien) zijn telkens verschuldigd voor het enkele verloop van de termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 4. De Ondernemer machtigt bij deze de Staat onherroepelijk tot het innen van de boetes door het inroepen van de bankgarantie voor het bedrag van de boete, telkens wanneer er een boete verschuldigd is geworden.

Artikel 6. Aanvang en einde Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de Partijen met dien verstande dat de inwerkingtreding wordt opgeschort totdat de Beschikking in werking is getreden en de Staat de Ondernemer daarvan schriftelijk bericht heeft gestuurd.

  • 2. Deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt van rechtswege door de teruggave van de bankgarantie door de Staat aan de Ondernemer.

Artikel 7. Domiciliekeuze en berichtgevingen

  • 1. De Staat kiest voor uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst domicilie ten kantore van Agentschap NL, agentschap van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Hanzelaan 310, 8017 JK Zwolle.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.

  • 3. Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan blijven zonder rechtsgevolg.

  • 4. De Staat is bevoegd eenzijdig van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.

Artikel 8. Rechtskeuze

  • 1. Op deze Uitvoeringsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

  • 2. Alle geschillen in verband met deze uitvoeringsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 9. Citeertitel

Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt tussen partijen aangeduid als ‘Uitvoeringsovereenkomst Wind op zee Staat/.....’.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend

te .....

Ondernemer

te 's-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Model bankgarantie

DE ONDERGETEKENDE,

....., gevestigd te ....., hierna te noemen de ‘Bank’,

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

  • A. ..... , gevestigd te ..... , (hierna te noemen de Ondernemer) en de STAAT der NEDERLANDEN, (hierna te noemen: Staat), waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door ....., hierbij vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op ..... de ‘Uitvoeringsovereenkomst Wind op zee Staat/..... ’ (hierna: uitvoeringsovereenkomst) hebben getekend;

  • B. de Ondernemer volgens artikel 3 van de overeenkomst binnen acht weken nadat deze overeenkomst in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid dient te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € .....,– door de afgifte aan de Staat van een door een bank afgegeven bankgarantie welke luidt conform het model dat als Bijlage B bij die overeenkomst behoort;

  • C. de Bank bereid is de desbetreffende bankgarantie ten gunste van de Staat te stellen onder de hierna te noemen voorwaarden.

VERKLAART ALS VOLGT

  • 1. De Bank stelt zich hierbij als zelfstandige verbintenis tegenover de Staat onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor al hetgeen de Staat van de Ondernemer op grond van de uitvoeringsovereenkomst te vorderen heeft tot een maximumbedrag van € .....,–.

  • 2. Deze bankgarantie is een abstracte afroepgarantie. De Bank komt in geen geval een beroep toe op de onderliggende rechtsverhouding tussen de Staat en de Ondernemer als vervat in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. De Bank zal op eerste schriftelijk verzoek van de Staat, zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, overgaan tot uitbetaling van al hetgeen de Ondernemer, volgens verklaring van de Staat, verschuldigd is uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen.

  • 5. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zendt de bankgarantie zo spoedig mogelijk nadat deze geheel is vervallen retour aan de Bank.

  • 6. Op deze bankgarantie is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan over of naar aanleiding van deze bankgarantie zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.

  • 7. Indien deze bankgarantie dient te worden geretourneerd geschiedt dat door toezending aan adres: .....

Getekend te

op

De Bank

Naar boven