Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 11-02-2012 t/m 31-12-2012

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 april 2011, nr. BJZ2011043268, houdende nadere regels betreffende de kwaliteit en het zwavelgehalte van brandstoffen (Regeling brandstoffen luchtverontreiniging)

Artikel 2

Artikel 3

Het tijdstip, bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het besluit is, voor tankstations die in de maand april van een jaar per benzinekwaliteit minder dan driemaal zijn bevoorraad, de datum waarop het tankstation na 15 april van dat jaar voor de tweede maal met zomerbenzine is bevoorraad, indien die datum is gelegen na 1 mei van dat jaar.

Artikel 4

  • 3 Voor zover een hoeveelheid elektriciteit is geleverd ten behoeve van wegvoertuigen wordt die hoeveelheid geleverde elektriciteit voor het nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het besluit, vermenigvuldigd met tweeënhalf.

Artikel 5

De testmethode, bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, van het besluit is:

  • a. voor bemonstering van brandstof die:

    • 1°. een vaste stof is: de Nederlandse norm NEN 3010,

    • 2°. een vloeistof is: de methode ASTM D 4057,

    • 3°. een gas is: de methode ASTM D 1145,

    • 4°. een vloeibaar gemaakt gas is: de methode ASTM D 1265;

  • b. voor het bepalen van het zwavelgehalte van een brandstof die:

    • 1°. een vaste stof is: de norm NEN/ISO 351,

    • 2°. een vloeistof is: de methode EN ISO 14596,

    • 3°. een gas of een vloeibaar gemaakt gas is: de methode ASTM D 2784;

  • c. voor de interpretatie van de waarde, welke is gevonden volgens een in onderdeel b genoemde methode: de norm ISO 4259 (1992).

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling brandstoffen luchtverontreiniging.

’s-Gravenhage, 20 april 2011

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

Bijlage bij artikel 4, vierde lid, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Vereisten rapportage als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

In de kop van de rapportage worden aangegeven:

Gegevens rapportageplichtige:

 
   

Naam:

AGP-nummer:

Indien geen AGP-nummer, BTW-nummer:

Adres:

Postcode en plaats:

 

Contactpersoon rapportageplichtige:

 
   

Naam:

Adres:

Postcode en plaats:

Telefoon:

E-mail:

 

De rapportage gebeurt met behulp van de volgende tabellen, waarbij ladingen met dezelfde eigenschappen kunnen worden samengenomen:

Tabel 1. Geleverde brandstoffen

Soort brandstof 1

Energie-inhoud per volume (calorische onderwaarde)

Hoeveelheid

Broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie 1

 

[MJ/l] 2

[liter bij 15°C] 3

[g CO2eq/MJ]

Benzine

     

Diesel

     

LPG

     

CNG

     

LNG

     

Biobrandstoffen 4

     

Biotickets 5

     

1 Zie de toelichting bij deze bijlage voor de soorten brandstoffen en standaardwaarden voor de broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie die in afwachting van de vaststelling van de berekeningsmethode moeten worden ingevuld.

2 CNG wordt uitgedrukt in MJ/Nm3.

3 CNG wordt uitgedrukt in Nm3

4 Dit betreft biobrandstoffen die meetellen voor de jaarverplichting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit hernieuwbare energie vervoer.

5 Dit betreft biotickets die zijn ingezet om te voldoen aan de jaarverplichting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit hernieuwbare energie vervoer.

Tabel 2 Berekende broeikasgasemissiereductie van geleverde brandstoffen en energie, rekening houdend met gekochte en verkochte biotickets

Totale broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus

..... ton CO2

Totale hoeveelheid geleverde brandstof/energie

..... TJ

Gemiddelde broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per MJ

..... g CO2eq / MJ

Gemiddelde broeikasgasemissie in 2010 per MJ 1

..... g CO2eq / MJ

Broeikasgasemissiereductie

..... %

1 Standaardreferentiewaarde EU voor 2010.

Toelichting

Richtlijn nr. 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PbEG 1998, L 350) (hierna: richtlijn 98/70/EG) schrijft voor dat brandstofleveranciers met ingang van 1 januari 2011 jaarlijks verslag doen aan de door de lidstaat aangewezen autoriteit over de broeikasgasintensiteit van in die lidstaat geleverde brandstof en energie, door minimaal de volgende informatie te verstrekken:

  • a) het totale volume van iedere soort geleverde brandstof of energie, onder vermelding van de plaats van aankoop en herkomst, en

  • b) broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie.

Aan deze bepaling wordt uitvoering gegeven met de tabellen 1 en 2 van de jaarlijkse rapportage. Door middel van deze tabellen worden onder meer hoeveelheid energie en emissie per energie-eenheid van broeikasgassen gedurende de levenscyclus gerapporteerd. Wat betreft biobrandstoffen komt deze rapportage grotendeels overeen met de op grond van het Besluit hernieuwbare energie vervoer verplichte jaarlijkse duurzaamheidsrapportage in het kader van richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140) (hierna: richtlijn 2009/28/EG). In de rapportage voor richtlijn 98/70/EG moeten echter ook de fossiele brandstoffen worden meegenomen.

Informatie over plaats van aankoop en herkomst wordt niet van de rapportageplichtige gevraagd, maar wordt op nationaal niveau samengesteld uit gegevens die beschikbaar zijn over de herkomst van de (grondstoffen voor) motorbrandstoffen die Nederland binnenkomen. De Europese Commissie heeft aangegeven dat deze aanpak, die de administratieve lasten verbonden aan deze rapportage sterk vermindert, in overeenstemming is met haar voorstellen.

In richtlijn 98/70/EG is verder bepaald dat de lidstaten van de leveranciers verlangen dat zij voor 31 december 2020 zo geleidelijk mogelijk de broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie uit geleverde brandstof of energie met 6% verminderen ten opzichte van de uitgangswaarde van 2010 voor brandstoffen.

In afwachting van definitieve uitvoeringsmaatregelen van de Europese Commissie wordt aan die bepaling van richtlijn 98/70/EG uitvoering gegeven door de biotickets als bedoeld in het Besluit hernieuwbare energie vervoer ook mee te tellen voor de reductiedoelstelling voor de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus. Hiermee wordt bereikt dat beide verplichtingen zo goed als mogelijk op elkaar aansluiten.

De inzet van biobrandstoffen op basis van richtlijn 2009/28/EG leidt tot reductie van de broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie. Met de oplopende jaarverplichting voor biobrandstoffen wordt voldaan aan de eis in artikel 7 bis, tweede lid, van richtlijn 98/70/EG dat zo geleidelijk mogelijk wordt toegewerkt naar het doel voor 2020.

Tabel 1 Geleverde brandstoffen

In tabel 1 van de rapportage wordt de broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus vermeld. Voor de in deze tabel op te nemen broeikasgasemissie per energie-eenheid van fossiele brandstoffen dienen rapportageplichtigen voor de rapportage over de jaren 2011 en 2012 gebruik te maken van onderstaande tabel. Voor de rapportage over de jaren 2013 en verder, zal de Nederlandse Emissieautoriteit voorafgaand aan het betreffende jaar de waarden bekendmaken.

Soort brandstof:

Broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie

[g CO2eq/MJ]

Benzine

87,5

Diesel

89,1

LPG

73,6

CNG / LNG

76,7

Voor de in tabel 1 te vermelden energie-inhoud per volume van fossiele brandstoffen kunnen rapportageplichtigen gebruik maken van onderstaande tabel. Voor benzine en diesel zijn onderstaande waarden overgenomen uit Bijlage III bij richtlijn 2009/28/EG.

Soort fossiele brandstof:

Energie-inhoud per volume

Benzine

32 MJ/l

Diesel

36 MJ/l

LPG

25,3 MJ/l

CNG/LNG

31,65 MJ/Nm3

Tabel 2 Berekende broeikasgasemissiereductie van geleverde brandstof en energie

Tabel 2 vermeldt de gemiddelde broeikasgasemissie (BKG-emissie) gedurende de levenscyclus per eenheid energie van door de rapportageplichtige geleverde brandstof en energie met inbegrip van gekochte en verkochte biotickets.

De te rapporteren gemiddelde broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie wordt berekend als de som van de totale broeikasgasemissie gedeeld door de som van de totale hoeveelheid geleverde energie. De gemiddelde broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie =

Bijlage 249795.png

Voor elke soort fossiele brandstof of biobrandstof worden de totale broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus (totale rbroeikasgasemissie x) en de totale hoeveelheid geleverde energie (totale hoeveelheid energie x) als volgt bepaald:

Totale broeikasgasemissie x = hoeveelheid x energie-inhoud per volume x broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie

Totale hoeveelheid energie x = hoeveelheid x energie-inhoud per volume

Uitgaande van de in punt 19 van deel C van bijlage IV bij richtlijn 98/70/EG genoemde gemiddelde waarde van 83,8 gCO2eq/MJ voor de totale broeikasgasemissie per energie-eenheid van benzine en diesel wordt voor biobrandstoffen de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie als volgt gevonden:

Broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie =

(100% – Standaardwaarde voor de broeikasgasemissiereductie) × 83,8

Voor elektriciteit worden de totale broeikasgasemissie (totale broeikasgasemissie x) en de totale hoeveelheid geleverde energie (totale hoeveelheid energie x) als volgt bepaald:

Totale broeikasgasemissie x = hoeveelheid elektriciteit x broeikasgasemissies per energie-eenheid

Totale hoeveelheid energie x = 2,5 × 3,6 × hoeveelheid elektriciteit

De hoeveelheid elektriciteit wordt hierbij uitgedrukt in kWh en de broeikasgasemissies per energie-eenheid in g CO2eq/kWh. De factor 2,5 dient ter verrekening van de bijdrage van elektriciteit in de energievoorziening van het verkeer. De factor 3,6 dient voor de omrekening van de hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in kWh naar de hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MJ. Volgens de Europese Commissie moet voor de broeikasgasemissie per energie-eenheid voor elektriciteit uit worden gegaan van de gemiddelde waarde van een lidstaat: in Nederland: 716 g CO2eq/kWh.

De gemiddelde broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie van de geleverde brandstof en energie kan worden beschouwd als het naar energie-inhoud gewogen gemiddelde van de totale broeikasgasemissie per eenheid energie van de verschillende soorten brandstoffen en energie, die door de registratieplichtige op de markt worden gebracht.

Tot slot wordt in de rapportage de reductie van de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie van geleverde brandstof en energie vermeld. Deze waarde wordt als volgt berekend:

Reductie van de broeikasgasemissies = ([uitgangsnorm 2010] – gemiddelde broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie) / [uitgangsnorm 2010] × 100%

De gemiddelde broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie van geleverde brandstof en energie wordt in deze formule uitgedrukt in g CO2eq/MJ. De reductie van de broeikasgasemissies wordt berekend ten opzichte van de op grond van richtlijn 98/70/EG bepaalde uitgangsnorm voor brandstof op basis van de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie van fossiele brandstoffen in 2010, deze wordt naar verwachting door de Europese Commissie vastgesteld op: 88,3 g CO2eq.

Naar boven