Examenreglement voortgezette opleidingen BOA milieu, welzijn en infrastructuur

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-04-2011 t/m heden

Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 maart 2011, nr. 5687494/11, houdende de vaststelling van het Examenreglement voortgezette opleidingen buitengewoon opsporingsambtenaar milieu, welzijn en infrastructuur 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 16, lid 2, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit examenreglement wordt verstaan onder:

Onze Minister: de Minister van Veiligheid en Justitie

Examencommissie: een door Onze Minister ingestelde commissie die is belast met het vaststellen en normeren van de examens en van de toetsen en het toezicht op de uitvoering van de examens en toetsen

Het Samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband van opleidingsinstituten voor de opleiding van milieuboa’s.

Artikel 2

Het examenreglement is van toepassing ter verkrijging van het getuigschrift van de volgende opleidingen:

Vervolgopleiding Milieuboa;

Permanente Her- en Bijscholing Milieuboa.

Artikel 3

Het examen strekt zich uit over de examenstof, omschreven in het examenprogramma voor de buitengewoon opsporingsambtenaar milieu van het Samenwerkingsverband voor de Vervolgopleiding en de Permanente Her- en Bijscholing Milieuboa.

Hoofdstuk 2. Toelating tot het examen

Artikel 4

Om toegelaten te worden tot het examen voor de Vervolgopleiding Milieuboa dient de cursist over een geldige opsporingsakte behorende bij het domein Milieu, Welzijn en Infrastructuur te beschikken.

Voor deelname aan de examens voor de Permanente Her- en Bijscholing dient de cursist in het bezit te zijn van het getuigschrift van de Bijspijkeropleiding Milieuboa of de Vervolgopleiding Milieuboa en te beschikken over een geldige opsporingsakte behorende bij het domein Milieu, Welzijn en Infrastructuur.

Hoofdstuk 4. De afname van een examen

Artikel 8

  • 1 Het Samenwerkingsverband maakt van het verloop van het examen een protocol op en stuurt dit protocol zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één week na afloop van het examen naar de secretaris van de examencommissie.

  • 2 Het Samenwerkingsverband verschaft de examencommissie de inlichtingen die zij voor de uitoefening van haar taak nodig heeft.

Artikel 9

Het is niet toegestaan op elke wijze dan ook administratie bij te houden van vragen en/of antwoorden door de deelnemer, toezichthouder, surveillanten of derden.

Artikel 10

Het Samenwerkingsverband stelt regels op met betrekking tot het te laat verschijnen voor een examen.

Artikel 11

Het Samenwerkingsverband stelt regels op met betrekking tot het tussentijds verlaten van de examenlokatie gedurende de examenafname.

Hoofdstuk 5. Toetsvormen

Artikel 12

Voor de opleidingen, genoemd in artikel 2, gelden drie toetsvormen: het schriftelijke tentamen, het digitale tentamen en de vaardigheidstoets.

Artikel 13

Bij het schriftelijke tentamen krijgen kandidaten vragen uitgereikt. De kandidaten beantwoorden de vragen met behulp van volgens de instructie toegestane materialen en/of hulpmiddelen. Andere materialen en hulpmiddelen mogen niet gebruikt worden.

Artikel 14

Bij het digitale tentamen krijgen kandidaten vragen langs digitale weg aangereikt. De kandidaten beantwoorden de vragen met behulp van volgens de instructie toegestane materialen en/of hulpmiddelen. Andere materialen en hulpmiddelen mogen niet gebruikt worden.

Artikel 15

Schriftelijke tentamens worden samengesteld en vooraf van een normering voorzien door de examencommissie, een en ander op voorstel van het Samenwerkingsverband.

De beoordeling van het schriftelijk tentamen gebeurt door de betrokken docent of docenten.

Artikel 16

De vaardigheidstoets kan bestaan uit een of meer van de volgende soorten examenopdrachten:

  • a. een arbeidsproef (examinering in een reële praktijksituatie);

  • b. een simulatie (computersimulatie, actorsimulatie, simulatieapparatuur, simulatieruimte);

  • c. een authentieke opdracht (casuïstiek, mondelinge of schriftelijke verslaglegging);

  • d. een opdracht met open of gesloten vragen (schriftelijk of digitaal);

  • e. een combinatie van de onder a. tot en met d. genoemde soorten examenopdrachten.

  • f. alle overige vormen van examenopdrachten zoals deze in het examen zijn opgenomen

Hoofdstuk 6. Onregelmatigheid

Artikel 17

In geval van onregelmatigheden en verstoringen van het examen informeert een surveillant de toezichthouder van het Samenwerkingsverband in de examenlocatie.

Artikel 18

De toezichthouder brengt over de gevallen van onregelmatigheid en verstoring van het examen schriftelijk verslag uit aan de examencommissie.

Artikel 19

Onder ‘onregelmatigheid’ wordt verstaan het handelen van een cursist dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent de aanwezige kennis en competenties geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Onder dit handelen wordt tevens verstaan elke vorm van opzettelijk gebruik van niet uitdrukkelijk toegestane hulpmiddelen.

Artikel 20

Onder verstoring van het examen wordt verstaan een externe gebeurtenis die het maken van het examen beïnvloedt zoals geluidsoverlast door bouwwerkzaamheden.

Artikel 21

Bij een onregelmatigheid als bedoeld in artikel 17 wordt de cursist van verdere deelname aan het examen uitgesloten. Voor het betreffende examen wordt een onvoldoende resultaat vastgesteld. Ook indien na het deelnemen aan een examen blijkt dat er sprake is geweest van een onregelmatigheid en er geen uitsluiting heeft plaats gevonden, bepaalt de Examencommissie, dat het resultaat alsnog ongeldig wordt verklaard.

Artikel 22

Indien zich een onregelmatigheid heeft voorgedaan, wordt de cursist en diens werkgever hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 23

Indien een verstoring heeft voorgedaan, wordt de examencommissie hiervan op de hoogte gesteld. De examencommissie kan bepalen of een herkansing voor examen moet worden geboden.

Hoofdstuk 7. Uitslag, herkansing, uitreiking getuigschrift

Artikel 24

Het resultaat van een schriftelijk of digitaal tentamen wordt afgerond op één decimaal. Een cijfer van tenminste 5,5 is een voldoende resultaat, een cijfer lager dan 5,5 is een onvoldoende resultaat.

Het resultaat van een vaardigheidstoets wordt uitgedrukt in het oordeel: onvoldoende of voldoende.

De cesuur wordt vooraf voor de examencommissie vastgesteld.

Artikel 25

De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, op voordracht van het Samenwerkingsverband.

De examencommissie stelt de kandidaat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vijf weken na het examen schriftelijk in kennis van de uitslag en de behaalde score per examenonderdeel.

De kandidaat is voor het examen geslaagd indien voor alle examenonderdelen het oordeel 'voldoende' is vastgesteld.

Artikel 26

Aan een kandidaat die voor alle examenonderdelen een voldoende heeft behaald, wordt namens Onze Minister, een door het Samenwerkingsverband getekend getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift wordt de datum van afgifte vermeld.

Het getuigschrift is overeenkomstig het als bijlage bij dit reglement gevoegd model.

Artikel 27

Het examen van de Vervolgopleiding bestaat uit een schriftelijk examen en een vaardigheidstoets: de cursist laat zien dat hij in staat is een volledig proces-verbaal op te maken en hij laat zien dat hij een verhoor van een verdachte of getuige kan afnemen. Het schriftelijke examen en de vaardigheidstoets moeten beide met een voldoend resultaat worden afgesloten.

Voor elke module van de Permanente Her- en bijscholing wordt een getuigschrift verleend. Het getuigschrift wordt verleend indien de cursist alle lessen heeft gevolgd. Elke module van de Permanente Her- en bijscholing wordt afgesloten met een vaardigheidstoets en/of een schriftelijk of digitaal examen. De vaardigheidstoets en het schriftelijke of digitale examen moeten telkens met een voldoend resultaat worden afgesloten.

Artikel 28

Een eerder behaald voldoend resultaat voor de Vervolgopleiding, gerekend vanaf de examendatum op een examenonderdeel, blijft geldig gedurende een termijn van één jaar na het behaalde voldoende resultaat.

Herkansing voor het examen kan nadat de definitieve uitslag van het examen aan de kandidaat bekend is gemaakt.

Artikel 29

Indien een kandidaat om zwaarwegende redenen, ter beoordeling van de examencommissie, verhinderd is bij een herkansing tegenwoordig te zijn, kan de gelegenheid worden gegeven het resterende examenonderdeel alsnog af te leggen bij de volgende examengelegenheid, met behoud van het eerder behaalde voldoende resultaat.

De kandidaat moet binnen twee weken, na de examengelegenheid waarbij hij verhinderd was, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek richten aan de examencommissie.

Artikel 30

Inzage in het werk door de kandidaat is mogelijk tot één maand nadat de uitslag van het examenonderdeel bekend is gemaakt.

Na afloop van een half jaar na de examenafname wordt het werk vernietigd.

Hoofdstuk 8. Bezwaar en beroep

Artikel 32

De kandidaat kan binnen vier weken nadat de examenuitslag aan hem bekend is gemaakt, tegen deze uitslag bij de examencommissie schriftelijk bezwaar maken.

Het bezwaarschrift is ondertekend en bevat tenminste:

het examennummer, de examendatum, de naam en het adres van de kandidaat;

de dagtekening;

ter zake doende inhoudelijke onderbouwing van de gronden (uitgebreid en zorgvuldig) van het bezwaar.

Bezwaarschriften die niet aan de eisen van artikel 18 lid 2 voldoen, worden niet in behandeling genomen.

De examencommissie beslist binnen zes weken na ontvangst over het bezwaarschrift. Deze termijn kan onder bijzondere omstandigheden worden verlengd met vier weken.

De examencommissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om het examen geheel of gedeeltelijk af te leggen.

De examencommissie deelt haar gemotiveerde beslissing schriftelijk mee aan de kandidaat.

Artikel 33

Onze Minister stelt een beroepscommissie buitengewoon opsporingsambtenaar in.

De beroepscommissie bestaat uit een oneven aantal leden, onder wie de voorzitter. De leden worden benoemd door Onze Minister. De leden hebben niet een examenonderdeel of examen samengesteld, afgenomen dan wel beoordeeld, dat aan het oordeel van de beroepscommissie is onderworpen.

Artikel 34

De kandidaat kan schriftelijk in beroep gaan bij de beroepscommissie tegen een beslissing van de examencommissie.

Het beroepschrift wordt binnen zes weken, nadat de beslissing van de examencommissie ter kennis van de kandidaat is gebracht, schriftelijk bij de beroepscommissie ingesteld.

De beroepscommissie beslist binnen zes weken over het beroep. Deze termijn kan onder bijzondere omstandigheden worden verlengd met vier weken nadat het beroep werd ingesteld.

De beroepscommissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen geheel of gedeeltelijk af te leggen.

De beroepscommissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat en aan de examencommissie.

Tegen de beslissing van de beroepscommissie is geen beroep mogelijk bij de rechter.

Artikel 35

Het adres van de examencommissie is: Secretaris Examencommissie voortgezette opleidingen BOA milieu, welzijn en infrastructuur, p/a Functioneel Parket, Postbus 19518, 2500 CM Den Haag.

Het adres van de beroepscommissie is: Ministerie van Justitie, Beroepscommissie buitengewoon opsporingsambtenaren. Postbus 20301, 2500 EH, Den Haag.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 36

De examencommissie kan onder bijzondere omstandigheden toestaan dat een kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van de kandidaat. Tegen deze beslissing van de examencommissie is geen beroep mogelijk.

Artikel 37

In gevallen waarin dit examenreglement niet voorziet, beslist de examencommissie.

In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken dan wel afwijkingen toestaan van de bepalingen van dit reglement.

Artikel 40

Dit besluit wordt aangehaald als: Examenreglement voortgezette opleidingen BOA milieu, welzijn en infrastructuur.

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 15 maart 2011

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,
namens deze:

de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving,

J. van der Vlist

Naar boven