Bijlage
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
I. Algemeen
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
1. Uitgangspunten
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen. Onder meer via ontwikkelingssamenwerking
investeert de overheid in een duurzame, rechtvaardige en welvarende wereld. Uiteindelijk
gaat het daarbij om welbegrepen eigenbelang. Een betere wereld is immers ook goed
voor Nederland.
Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is gericht op bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden,
op bevordering van duurzame ontwikkeling en op bijdragen aan oplossingen voor problemen
in de wereld die ontwikkelingsprocessen beïnvloeden. Het bredere internationale perspectief
wordt gevormd door de samenhang tussen economische groei, toename van welvaart en
rechtvaardige verdeling daarvan, groeiende openheid van samenlevingen, klimaatverandering
en vraagstukken van vrede en veiligheid.
Politiek en maatschappelijk draagvlak voor het belang van internationale samenwerking
en actieve betrokkenheid van burgers zijn cruciaal, omdat burgerschap niet ophoudt
bij de landsgrenzen. Veel zaken die een direct Nederlands belang raken en sociaal-economische
ontwikkelingen waarbij Nederlanders dagelijks betrokken zijn, hebben een internationale
dimensie.
De overheid hecht dan ook aan bevordering van het besef van burgerschap over grenzen
heen. Daarbij speelt ook mee dat mondiale ontwikkelingen in Nederland geen vanzelfsprekend
ankerpunt hebben. Ten aanzien van de bevordering van maatschappelijke betrokkenheid
bij hieraan gerelateerde onderwerpen heeft de overheid een voorwaardenscheppende en
katalyserende rol. Die rol is tweeledig: zorgen dat kennis en advies ter beschikking
staat van de samenleving én subsidiëring van activiteiten.
Voor de internationale dimensie van burgerschap geldt dat om er volwaardig invulling
aan te kunnen geven kennis nodig is, maar ook verandering in houding en gedrag. Elke
Nederlander kan hierin zijn of haar verantwoordelijkheid nemen en zijn eigen gedrag
vanuit een mondiaal besef invullen.
Tegelijk staat internationale samenwerking laag op de zogenoemde ‘burgeragenda’. Kennis
over dit beleidsterrein is bij het brede publiek niet erg groot. Mensen gaan bovendien
niet gemakkelijk zelf actief op zoek naar informatie.
Kennis en meningsvorming kunnen wel aanzienlijk worden bevorderd door gerichte voorlichting
en bewustwordingsactiviteiten. Ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking kan dit bijdragen
aan:
-
1. een groter publiek bewustzijn over armoede en ontwikkeling in de wereld en het belang
van Nederland om op deze terreinen actief te zijn;
-
2. een geïnformeerd publiek debat daarover en over hiermee samenhangende beleidskeuzes;
-
3. zichtbare en actieve betrokkenheid van burgers bij internationale samenwerking;
-
4. mogelijkheden voor burgers om weloverwogen keuzes te maken.
Het niet kunnen aanvaarden van onrecht is voor velen al een voldoende motivatie om
bij te dragen aan bestrijding van armoede. Verder is kennis alleen niet voldoende
voor politieke en maatschappelijke steun ten behoeve van internationale samenwerking.
Het is wel onontbeerlijk voor een goed begrip van de internationale positionering
van Nederland en voor kritische toetsing van het beleid. Met meer kennis kunnen burgers
bovendien beter onderbouwd tot opvattingen komen, en op basis daarvan weloverwogen
beslissingen nemen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de consequenties die zij aan hun opvattingen
willen verbinden in termen van houding en gedrag.
2. SBOS
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Subsidies voor maatschappelijke activiteiten gericht op de bevordering van burgerschap
in relatie tot Ontwikkelingssamenwerking (OS) worden verstrekt onder ministeriële
verantwoordelijkheid. Voor de subsidieverstrekking heeft het ministerie van Buitenlandse
Zaken de Faciliteit voor Burgerschap en OS (SBOS) ingericht.
Vanuit SBOS worden subsidies verstrekt voor activiteiten in de Nederlandse samenleving
gericht op de bevordering van meningsvorming over, bewustwording van en actieve betrokkenheid
bij internationale samenwerking. Het gaat om activiteiten waarvoor het initiatief
bij de aanvrager ligt. Vanuit de faciliteit kunnen aanvragen worden gehonoreerd die
als onderdeel een kleinschalig ontwikkelingsproject of een stage- of uitwisselingscomponent
in een ontwikkelingsland bevatten. Subsidiëring door de overheid heeft per definitie
een tijdelijk karakter.
De te subsidiëren activiteiten moeten een concreet doel en helder gedefinieerde doelgroep(en)
hebben, een concreet handelingsperspectief bevatten en gericht zijn op het creëren
van gedragseffecten. Middelen en eindresultaten moeten proportioneel zijn. Voorrang
wordt gegeven aan activiteiten die aansluiten bij die nieuwe doelgroepen aanboren,
met name onder jongeren.
Activiteiten dienen evalueerbaar te zijn op resultaten. Van belang is daarom dat een
indiener kan uitleggen welke gedragsverandering hij beoogt bij de doelgroep waarop
de activiteit is gericht en aan de hand van welke indicatoren hij op welk moment vast
gaat stellen in hoeverre dat is gelukt.
3. Doelgroepen
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen. Subsidieaanvragen kunnen dan ook
gericht zijn op alle inwoners van Nederland. Prioritaire doelgroepen zijn echter ‘jongeren’
(in de leeftijd van 12 tot 25 jaar) en personen die niet traditioneel bij ontwikkelingssamenwerking
betrokken zijn.
4. Soorten aanvragen
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
In het kader van de faciliteit komen de volgende soorten aanvragen voor subsidiëring
in aanmerking:
Categorie 1 – Aanvragen gericht op het bevorderen van activiteiten in de Nederlandse samenleving
gericht op de bevordering van meningsvorming over, bewustwording van en actieve betrokkenheid
bij internationale samenwerking. Dit kunnen zowel projecten (categorie 1a) als meerjarige
programma’s (categorie 1b) zijn.
Categorie 2 – Aanvragen met een doelstelling als omschreven onder categorie 1 met als onderdeel
van de aanvraag een kleinschalig ontwikkelingsproject (projecten).
Categorie 3 – Aanvragen met een doelstelling als omschreven onder categorie 1 gericht op Nederlandse
jongeren tussen 14 en 25 jaar met als onderdeel een stage/uitwisselingscomponent in
een ontwikkelingsland (meerjarige programma’s).
Voor de meerjarige programma’s onder categorie 1 en 3 kunnen voorstellen worden ingediend
in drie rondes, te weten de ronde van 15 november 2010, de ronde van mei 2011 en de
ronde van mei 2012. Vanaf 2011 kunnen aanvragen voor projecten in categorie 1 en 2
elke ronde worden ingediend.
Niet voor subsidie komen in aanmerking:
-
– Individuele stage- en uitwisselingsprojecten;
-
– Activiteiten gericht op fondsenwerving;
-
– Reguliere exploitatiekosten van de aanvrager.
5. Subsidiabele kosten
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
De volgende rechtstreeks aan het project of programma toe te rekenen kosten komen
voor subsidiëring in aanmerking:
-
1. Personele kosten, in de zin van het aantal door direct bij het project betrokken personeel
van de aanvrager gemaakte uren, vermenigvuldigd met het forfaitaire kostendekkende
uurtarief, zoals gepubliceerd in de vigerende handleiding overheidstarieven (Ministerie
van Financiën), dit forfaitaire bedrag betreft ook de overheadkosten;
-
2. kosten voor promotie en publiciteit;
-
3. kosten van voor het project aangeschafte apparatuur en andere middelen;
-
4. kosten van het gebruik voor het project van apparatuur en andere middelen die in het
bezit zijn van een deelnemer aan de activiteit(en) of van derden, gebaseerd op historische
kosten;
-
5. kosten voor financiële transacties en bankkosten en voor financieel-juridische diensten,
met uitzondering van debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten;
-
6. reis- en verblijfkosten voor binnen- en buitenlandse reizen die voor de projectuitvoering
noodzakelijk zijn;
-
7. diensten van derden;
-
8. Subsidiabele kosten kunnen worden opgenomen, inclusief BTW, indien de aanvrager niet
van BTW is vrijgesteld.
-
9. Onder categorie 2: kosten in het ontwikkelingsland die toe te rekenen zijn aan de
uitvoering van het kleinschalige project.
6. Ontvankelijkheid
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Voor alle aanvragen gelden onderstaande basale ontvankelijkheidseisen. Alleen aanvragen
die hieraan voldoen zijn aan te merken als tijdig, correct en volledig, en worden
in behandeling genomen.
-
1. De aanvraag, voorzien van alle vereiste gegevens en bescheiden, is uiterlijk ontvangen
op laatste dag van de indieningstermijn van de desbetreffende ronde op het e-mailadres
dat op het aanvraagformulier staat vermeld.
-
2. De aanvraag is opgesteld volgens het aanvraagstramien en bevat de verplichte bijlagen.
-
3. De aanvraag is in het Nederlands opgesteld.
-
4. Onderdeel van de aanvraag is een kostendekkende en sluitende begroting, opgesteld
conform de eisen in het aanvraagstramien. Daarbij zijn de eigen bijdrage en eventuele
door derden toegezegde financiering/subsidies duidelijk opgenomen.
-
5. Een eigen bijdrage van de aanvrager aan het project is onderbouwd met een door de
aanvrager ondertekende co-financieringsverklaring.
-
6. Door derden toegezegde bijdragen zijn onderbouwd met co-financieringsverklaringen.
-
7. De aanvraag is ondertekend door de daartoe bevoegde persoon/personen (volgens akte
van oprichting en/of statuten).
7. Beoordeling
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
In aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 worden alleen de tijdig, correct en volledig ingediende subsidieaanvragen in behandeling
genomen en getoetst aan algemene en specifieke drempelcriteria en beoordelingscriteria.
Deze toetsing vindt plaats in twee fasen:
De eerste fase betreft de beoordeling van aanvragen aan de hand van drempelcriteria.
Dit zijn minimale criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen. Voor de
verschillende soorten aanvragen gelden specifieke drempelcriteria. Aanvragen die niet
voldoen aan alle drempelcriteria zullen op die grond worden afgewezen.
Aanvragen die aan alle drempelcriteria voldoen worden in de tweede fase getoetst aan
de beoordelingscriteria.
Voor de projecten met als onderdeel een kleinschalig ontwikkelingsproject en aanvragen
met een stage- of uitwisselingscomponent gelden in deze tweede fase aanvullende beoordelingscriteria.
Dergelijke aanvragen worden eerst op deze aanvullende criteria getoetst. Indien de
aanvragen daarop voldoende scoren worden zij vervolgens beoordeeld op de algemeen
geldende beoordelingscriteria.
Aanvragen die het best aan de beoordelingscriteria voldoen komen het eerst voor subsidieverstrekking
in aanmerking.
Aanvragen die onvoldoende scoren op de beoordelingscriteria worden afgewezen
Indien na toetsing blijkt dat met alle voldoende scorende aanvragen een hoger bedrag
is gemoeid dan het subsidieplafond toelaat, zal een nadere toets plaatsvinden op basis
van een onderlinge vergelijking en binnen het raam van een evenwichtige spreiding
als bedoeld in artikel 8 lid 3 sub d van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.
8. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Voor alle aanvragen gelden de onderstaande drempelcriteria. Per categorie van aanvragen
zijn er specifieke aanvullende drempelcriteria. Deze zijn omschreven in de hoofdstukken
II, III en IV. van deze beleidsregels.
-
1. De aanvrager is een in Nederland gevestigde organisatie met rechtspersoonlijkheid
naar Nederlands recht.
-
2. De aanvraag is gericht op de uitvoering van een project of programma.
-
3. De activiteiten starten op of na de indiening van de subsidieaanvraag en uiterlijk
binnen zes maanden na datum van subsidieverlening.
-
4. Projecten hebben een maximale looptijd van een jaar; programma’s hebben een maximale
looptijd van vier jaar en kunnen zich maximaal uitstrekken tot 30 juni 2015.
-
5. Voor een aanvraag met identieke doelstelling(en), activiteiten en beoogde resultaten
en een identieke doelgroep kan niet meer dan twee keer subsidie worden toegekend.
-
6. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd zijn niet strijdig met volkenrechtelijke
verplichtingen of buitenlandse politieke belangen van de Nederlandse regering.
-
7. De aanvraag betreft geen initiatieven die mede zijn gericht op godsdienstige bekering
(proselitisme).
-
8. De aanvraag is niet primair gericht op studie of wetenschappelijk of beleidsinhoudelijk
onderzoek.
-
9. De aanvraag betreft geen omroepprogramma in de zin van het Besluit van de Minister
van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris
voor Europese Zaken van 18 november 2009, tot vaststelling van een beleidsregel met
het oog op het onthouden van financiële bijdragen aan de vervaardiging, de verwerving
of uitzending van omroepprogramma’s.
-
10. Het project of programma wordt niet met winstoogmerk uitgevoerd.
-
11. Voor de aanvraag worden geen andere subsidie(s) aangevraagd en/of ontvangen ten laste
van onderdelen van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
SBOS wordt namens de minister van Buitenlandse Zaken uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers
NV in samenwerking met het Nederlands Jeugdinstituut en stichting Wilde Ganzen. Subsidie
wordt niet verstrekt aan aanvragers die blijkens de aanvraag voor dezelfde of daarmee
samenhangende activiteiten medefinanciering zoeken of ontvangen van een van de partijen
die belast zijn met de uitvoering van SBOS. Indien niettemin blijkt dat de hiervoor
bedoelde medefinanciering heeft plaatsgevonden, kan de SBOS-subsidieverlening worden
ingetrokken en wordt reeds uitgekeerde SBOS-subsidie teruggevorderd.
Dubbelfinanciering van activiteiten is niet toegestaan. Indien blijkt dat medefinanciering
door derden heeft plaatsgevonden zonder dat daarvan in de aanvraag melding is gemaakt,
zal de SBOS-subsidie worden teruggevorderd.
9. Beoordelingscriteria
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Voor alle aanvragen gelden de volgende beoordelingscriteria:
-
1. De mate waarin de samenstelling van de doelgroep aansluit bij de SBOS-doelstellingen;
-
2. De omvang van het beoogde effect van het project of programma in relatie tot de SBOS-doelstellingen;
-
3. De intensiteit van het beoogde effect van het project of programma in relatie tot
de SBOS-doelstellingen;
-
4. De kwaliteit van de aanpak, bestaande uit:
-
a. realiteitsgehalte van de doelstelling en van het ontwerp van het project of programma;
-
b. originaliteit (gekozen thematiek/gebruik van communicatiemiddelen);
-
c. volledigheid van de risicoanalyse;
-
d. samenwerking: prioriteit wordt gegeven aan activiteiten waarbij sprake is van samenwerking
met niet-traditionele partners;
-
e. verhouding aangevraagd subsidiebedrag en effecten. De subsidie is kosteneffectief.
-
5. De evalueerbaarheid van het project, met name de beschikbaarheid en controleerbaarheid
van outcome indicatoren (SMART). Het betreft de wijze waarop, het moment waarop en de gegevens
aan de hand waarvan zal worden geëvalueerd in welke mate de beoogde doelstellingen
zijn bereikt.
-
6. Het percentage eigen bijdrage;
-
7. De capaciteit van de aanvrager:
V. Subsidieverlening
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Het verstrekken van subsidies lager dan € 25.000 vindt plaats in de vorm van een vast
bedrag dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.
Indien een subsidie lager dan € 25.000 wordt verstrekt wordt direct een beschikking
tot subsidievaststelling afgegeven.
Het verstrekken van subsidies van € 25.000 tot € 125.000 vindt plaats in de vorm van
een vast bedrag dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de
aanvraag.
Het verstrekken van subsidies groter van € 125.000 vindt plaats in de vorm van een
percentage van de projectkosten tot een bij de verlening van de subsidie vastgesteld
maximum bedrag.
De in deze paragraaf bedoelde beschikkingen worden gegeven binnen 2 maanden na sluiting
van de indieningtermijn van de subsidieaanvragen.
In de beschikkingen worden de resultaatindicatoren benoemd waarover de projectuitvoerder
moet rapporteren ten behoeve van de evaluatie van het project.
In geval van een samenwerkingsverband geldt dat subsidieverlening slechts kan worden
verleend aan één van de partijen in het samenwerkingsverband die over rechtspersoonlijkheid
naar Nederlands recht beschikt en in Nederland is gevestigd, onverminderd artikel 4 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op deze subsidieontvanger rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen,
onverschillig welke van de partijen in het samenwerkingsverband feitelijk is belast
met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.
VI. Monitoring
[Regeling vervallen per 31-12-2014]
Bij een subsidieverstrekking van € 25.000 tot € 125.000 is de ontvanger verplicht
om:
-
1. onverwijld melding te doen,zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet
tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;
-
2. aan te tonen, op door de subsidieverstrekker van tevoren – in de beschikking of regeling
– aangegeven wijze, dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht
en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
-
3. indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt
meer dan 12 maanden bedraagt een tussentijds voortgangsverslag per periode van 12 maanden
te overleggen.
Bij subsidieverstrekking van € 125.000 of meer is de ontvanger verplicht om:
-
1. onverwijld melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of dat niet,
niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden
voldaan;
-
2. indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt
meer dan 12 maanden bedraagt - een tussentijds voortgangsverslag per periode van 12
maanden te overleggen.
Aan iedere subsidie is de verplichting verbonden om aan het eind van de uitvoering
van het project op verzoek een evaluatierapport in te dienen waarin wordt teruggegrepen
op de oorspronkelijke doelstellingen van het project (inclusief indicatoren), ten
behoeve van de evaluatie van het subsidieprogramma.
Het ministerie behoudt zich het recht voor om steekproefsgewijze controles uit te
voeren naar de naleving van de subsidieverplichtingen.