Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit van 27 september 2010, houdende een onderlinge regeling met betrekking tot de overname door de Staat der Nederlanden van door het land de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten aangegane geldleningen (Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 juni 2010, nr. 2010-0000343112, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën en in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;

Overwegende dat de regeringen van Nederland en de Nederlandse Antillen, met instemming van de eilandgebieden Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zijn overeengekomen om te bewerkstelligen dat bij de start van de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk sprake is van een gezonde financiële positie van de eilanden;

Dat is overeengekomen dat Nederland in dat kader de verplichting op zich neemt om de per 31 december 2005 bestaande schulden van de Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten, met inbegrip van de herfinanciering van die schulden en de financiering van de rente op die schulden, tot het niveau van de voor het jaar 2005 geldende rentelastnorm te saneren;

Dat die verplichting is vastgelegd in artikel 31, derde lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

Dat door de Politieke Stuurgroep Staatkundige Veranderingen op 26 november 2008 nadere afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de sanering van genoemde schulden;

Dat daarbij met het oog op de positie van de betrokken crediteuren is besloten dat Nederland bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhoudingen de resterende hoofdsom van de te saneren schulden overneemt;

Dat, voor zover de waarde van de over te nemen schulden het door Nederland te saneren bedrag te boven gaat, Nederland een direct opeisbare vordering krijgt op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten, elk voor hun aandeel in de boven het saneringsbedrag overgenomen schulden;

Dat het om redenen van praktische uitvoerbaarheid wenselijk is om een wettelijke regeling tot stand te brengen op grond waarvan bedoelde schulden bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhoudingen van rechtswege onder algemene titel overgaan op de Staat der Nederlanden;

Dat het voorts wenselijk is om regels te stellen met betrekking tot de direct opeisbare vorderingen die Nederland in verband met de overgang van die schulden krijgt op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten;

Gelet op artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 30 juni 2010, nr. W04.10.0219/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 september 2010, nr. 2010-0000596718, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Financiën en in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

De door het land de Nederlandse Antillen, het eilandgebied Curaçao of het eilandgebied Sint Maarten aangegane geldleningen en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen gaan, voor zover die leningen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit nog niet of niet volledig zijn afgelost, met ingang van dat tijdstip over op de Staat der Nederlanden, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

Artikel 3

Na de overgang van de in artikel 2 bedoelde geldleningen blijft op die leningen het recht van de Nederlandse Antillen, zoals dat onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit luidde, van toepassing.

Artikel 4

  • 1 Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 63 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, is het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao bevoegd tot kennisneming van geschillen ter zake van de in artikel 2 bedoelde geldleningen, voor zover het betreft geldleningen die zijn aangegaan door het land de Nederlandse Antillen of het eilandgebied Curaçao, en is het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten bevoegd tot kennisneming van geschillen, voor zover het betreft geldleningen die zijn aangegaan door het eilandgebied Sint Maarten.

  • 2 Indien ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit het land de Nederlandse Antillen, het eilandgebied Curaçao of het eilandgebied Sint Maarten als partij betrokken is bij een geschil of rechtsgeding ter zake van een in artikel 2 bedoelde geldlening, treedt na de inwerkingtreding van dit besluit de Staat der Nederlanden als partij in de plaats van het land de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het eilandgebied Curaçao of het eilandgebied Sint Maarten.

  • 3 Ten aanzien van rechtsgedingen als bedoeld in het tweede lid, is de elfde afdeling van de tweede titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen, zoals die afdeling onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit luidde, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 1 In verband met de overgang van de in artikel 2 bedoelde geldleningen op de Staat der Nederlanden, verkrijgt de Staat der Nederlanden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit:

    • a. met betrekking tot de geldleningen, aangegaan door het land de Nederlandse Antillen:

      • 1°. een vordering op het land Curaçao, gelijk aan 74,3 procent van het bedrag van de na sanering resterende schuldenlast;

      • 2°. een vordering op het land Sint Maarten, gelijk aan 17,7 procent van het bedrag van de na sanering resterende schuldenlast;

    • b. met betrekking tot de geldleningen, aangegaan door het eilandgebied Curaçao of het eilandgebied Sint Maarten: een vordering op het land Curaçao, onderscheidenlijk het land Sint Maarten, gelijk aan het bedrag van de na sanering resterende schuldenlast.

  • 2 Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vorderingen wordt vermenigvuldigd met de op grond van artikel 8 vastgestelde correctiefactor.

Artikel 6

  • 1 De in artikel 5 bedoelde vorderingen luiden in Nederlands-Antilliaanse guldens.

  • 2 Voor zover de geldleningen die ingevolge artikel 2 op de Staat der Nederlanden overgaan, in euro luiden, wordt van die leningen de tegenwaarde in Nederlands-Antilliaanse guldens bepaald, overeenkomstig de op 31 december 2005 geldende wisselkoers van EUR 1 = NAf. 2,1011.

Artikel 7

  • 1 De na sanering resterende schuldenlast, bedoeld in artikel 5, eerste lid, is het bedrag waarmee de totale nominale waarde van de door de desbetreffende entiteit aangegane geldleningen die ingevolge artikel 2 overgaan op de Staat der Nederlanden, het bedrag waarvoor de Staat der Nederlanden de sanering van de door de collectieve sector van die entiteit aangegane geldleningen op zich neemt, te boven gaat.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde bedrag waarvoor de Staat der Nederlanden de sanering van de door de collectieve sector van de desbetreffende entiteit aangegane geldleningen op zich neemt, bedraagt:

    • a. voor het land de Nederlandse Antillen: NAf. 1.539.348.403;

    • b. voor het eilandgebied Curaçao: NAf. 1.894.555.638;

    • c. voor het eilandgebied Sint Maarten: nihil.

  • 3 Alvorens de in het eerste lid bedoelde na sanering resterende schuldenlast te berekenen worden op de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, de reeds voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit door de Staat der Nederlanden betaalde aflossingen van geldleningen, aangegaan door de collectieve sector van de desbetreffende entiteit, in mindering gebracht.

  • 4 Het derde lid geldt niet voor aflossingen van in geldleningen omgezette betalingsachterstanden.

Artikel 8

  • 1 De correctiefactor, bedoeld in artikel 5, tweede lid, is gelijk aan het volgende quotiënt: de contante waarde van alle door de betrokken entiteit in Nederlands-Antilliaanse guldens aangegane geldleningen die ingevolge artikel 2 overgaan op de Staat der Nederlanden, gedeeld door de nominale waarde van die leningen.

  • 2 De contante waarde van de in het eerste lid bedoelde geldleningen is de som van alle uit die leningen voortvloeiende, per kalenderjaar contant gemaakte rente- en aflossingsverplichtingen. Als discontovoet worden de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit geldende renten, behorende bij in euro uitgegeven Nederlandse staatsleningen met vergelijkbare resterende looptijden, genomen.

Artikel 9

  • 1 Over het ingevolge artikel 5 door het land Curaçao, onderscheidenlijk het land Sint Maarten, verschuldigde bedrag is met ingang van de tweede werkdag na de dag waarop dit besluit in werking treedt, rente verschuldigd, gelijk aan de wettelijk rente, bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van Nederland.

  • 2 Betaling van de ingevolge artikel 5 verschuldigde bedragen, vermeerderd met de in voorkomend geval op grond van het eerste lid verschuldigde rente, geschiedt uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop dit besluit in werking treedt, tenzij de landen Nederland en Curaçao, onderscheidenlijk Nederland en Sint Maarten, in onderling overleg anders overeenkomen.

Artikel 10

  • 1 Indien op of na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit de Nederlands-Antilliaanse gulden als munteenheid van Curaçao wordt vervangen door een andere munteenheid, komen de in artikel 2 bedoelde geldleningen, voor zover het geldleningen betreft die zijn aangegaan door het land de Nederlandse Antillen of het eilandgebied Curaçao, en de in artikel 5 bedoelde vorderingen op het land Curaçao, voor zover die vorderingen nog niet zijn betaald, te luiden in de nieuwe munteenheid van Curaçao.

  • 2 Indien op of na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit de Nederlands-Antilliaanse gulden als munteenheid van Sint Maarten wordt vervangen door een andere munteenheid, komen de in artikel 2 bedoelde geldleningen, voor zover het geldleningen betreft die zijn aangegaan door het eilandgebied Sint Maarten, en de in artikel 5 bedoelde vorderingen op het land Sint Maarten, voor zover die vorderingen nog niet zijn betaald, te luiden in de nieuwe munteenheid van Sint Maarten.

  • 3 Indien voor de toepassing van het eerste of tweede lid een omrekening van bedragen in Nederlands-Antilliaanse guldens naar bedragen in de nieuwe munteenheid nodig is, geschiedt die omrekening overeenkomstig de voor een ieder geldende omrekenregels die met het oog op de invoering van de nieuwe munteenheid door de wetgever van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten, zijn vastgesteld.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 september 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven