Hoofdstuk IV. De op te brengen middelen
De middelen tot dekking van de ingevolge deze landsverordening uit te keren pensioenen
en uitkeringen als bedoeld in artikel 20 en van de aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden kosten, alsmede de
middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een bij landsbesluit, houdende
algemene maatregelen, te bepalen reserve, worden gevonden door het heffen van premies
van de verzekerden en uit overige inkomsten.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voorschriften vastgesteld
met betrekking tot de belegging van de gelden van het Ouderdomsfonds.
-
1 De premie wordt, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, geheven naar
de maatstaf van het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen en vastgesteld
in een percentage van dat inkomen. Ten aanzien van degene, die slechts een gedeelte
van een kalenderjaar verzekerd is geweest, treedt dit gedeelte voor het kalenderjaar
in de plaats.
-
2 Onder inkomen wordt verstaan: het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening
op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9), vermeerderd met de krachtens laatstgenoemde
landsverordening als persoonlijke last in aftrek toegelaten premies algemene ouderdomsverzekering
en algemene weduwen- en wezenverzekering en verminderd met de ingevolge deze landsverordening
en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194)
uitgekeerde pensioenen en gedane uitkeringen.
-
3 Indien het inkomen meer bedraagt dan NAF 49.745,83 per jaar, wordt over dat meerdere
geen premie geheven. Het bedrag van NAF 49.745,83 wordt naar tijdsruimte evenredig
verlaagd ten aanzien van degene, die niet het gehele jaar verzekerd is geweest.
-
4 Van verzekerden, die niet of niet het gehele kalenderjaar in dienstbetrekking werkzaam
zijn en wier inkomen minder bedraagt dan NAF. 5.923,74 per jaar, wordt de premie,
voor zover deze niet bij wijze van inhouding is geheven, niet geheven.
-
5 Van verzekerden die niet of niet het gehele kalenderjaar in dienstbetrekking werkzaam
zijn en wier inkomen niet minder dan NAF. 5.923,74 doch wel minder dan NAF 46.086,11
per jaar bedraagt, wordt premie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze niet bij
wijze van inhouding is geheven overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene
maatregelen te stellen regels slechts voor een deel geheven.
-
6 Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen met betrekking tot het eerste
tot en met vierde lid nadere regels worden vastgesteld en kunnen de bedragen, genoemd
in het derde tot en met vijfde lid, ingeval van aanpassing van het pensioenbedrag
als bedoeld in artikel 7, tweede lid, op overeenkomstige wijze worden aangepast.
-
1 Het in artikel 26, eerste lid, bedoelde premiepercentage bedraagt 13%, welk percentage kan worden aangepast bij
landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gehoord het bestuur van de Bank.
-
2 Als regel wordt het premiepercentage telkens voor een periode van vijf jaren vastgesteld,
en wel zodanig, dat het totaal van de over de eerstvolgende periode te ontvangen premies
voldoende zal zijn om daaruit de uitgaven van het Ouderdomsfonds over dat tijdvak
te voldoen, alsmede om de in artikel 23 bedoelde reserve te vormen en in stand te houden.
De Minister van Financiën is bevoegd, met inachtneming van het vastgestelde premiepercentage,
de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies te doen berekenen volgens
tabellen. Bij het opstellen van deze tabellen en voor de toepassing daarvan bepaalt
de Minister van Financiën de door hem nodig geachte afrondingen.
-
1 Tenzij bij of krachtens deze landsverordening anders is bepaald, geschiedt de heffing
van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, onder verrekening van
eventueel krachtens het tweede lid geheven premies, bij wege van aanslag en met overeenkomstige
toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regelen, met
dien verstande, dat aan de verzekerde, die niet wordt aangeslagen in de inkomstenbelasting,
niettemin een aanslag wordt opgelegd voor de door hem verschuldigde premies.
-
2 De premie van de verzekerden, die in dienstbetrekking werkzaam zijn, wordt geheven
bij wege van inhouding door de werkgever. Indien de ingevolge artikel 26 lid 1 in totaal over een jaar verschuldigde premie door inhouding is geheven, blijft het
bepaalde in het vorige lid buiten toepassing.
-
3 Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2,3,4, en 5, 4, leden 2 en 4, 21, lid 1, 21a,
21b, 21c en 21d van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254)
is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze landsverordening
verschuldigde premies, met dien verstande dat in de plaats van «inhoudingsplichtige(n)«
telkens gelezen wordt «werkgever(s)».
-
4 Invordering van de premie, de administratieve boete en al hetgeen de Bank verder uit
hoofde van deze landsverordening te vorderen heeft, heeft plaats volgens de regels,
welke van toepassing zijn op de invordering van de directe belastingen, met dien verstande
dat de Bank in plaats van de Ontvanger met de invordering is belast.
-
1 De werkgever is verplicht de premie, die hij over een tijdvak van een maand of korter
heeft ingehouden of had moeten inhouden binnen 15 dagen na het einde van die maand,
op aangifte af te dragen. Indien de inhouding over een tijdvak van langer dan een
maand geschiedt, is de werkgever verplicht de premie, binnen vijftien dagen na het
einde van dat tijdvak, op aangifte af te dragen.
-
5 Ook in de gevallen, dat geen premie behoeft te worden ingehouden, moet aangifte op
de in de vorige leden aangegeven tijden ingediend worden. Personen, die stellen geen
werkgever te zijn, moeten niettemin de hen verstrekte aangifte-formulieren binnen
vijftien dagen na het einde van de maand, waarin de aangifte-formulieren hen zijn
verstrekt, indienen.
-
1 Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven tijd is afgedragen
kan de te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name
van de werkgever, worden ingevorderd. De werkgever is gerechtigd het nageheven bedrag
te verhalen op zijn werknemer voor zover het betrekking heeft op van de werknemer
ten onrechte niet ingehouden premie.
-
1 Indien een verzekerde nalatig is gebleven de over een bepaald jaar verschuldigde premie
geheel of gedeeltelijk te betalen, houdt de Bank, indien zij besluit, dat van een
schuldig nalaten sprake is, daarvan aantekening. Hiervan wordt de verzekerde in kennis
gesteld.
-
2 In de gevallen, waarin aantekening is gesteld als bedoeld in het eerste lid, kunnen
de verzekerden alsnog gedurende vijf jaren na de kennisgeving van de aantekening de
verschuldigde premies geheel of gedeeltelijk betalen. Voor zover de verschuldigde
premies alsnog zijn betaald, wordt de aantekening als bedoeld in het eerste lid doorgehaald
en de verzekerde voor de betreffende periode niet geacht schuldig nalatig te zijn
geweest.
-
3 Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen terzake van het bepaalde in
de vorige leden, nadere regelen worden vastgesteld.
-
1 Verzekerden en gewezen verzekerden, beneden een bij landsbesluit, houdende algemene
maatregelen, te bepalen leeftijd, welke niet hoger mag worden gesteld 60 jaar, zijn
in de gevallen, onder de voorwaarden en overeenkomstig het tarief, bij landsbesluit,
houdende algemene maatregelen, te bepalen, tot premiebetaling bevoegd over tijdvakken,
gelegen na het bereiken van de leeftijd van vijftien jaar, waarover zij niet verzekerd
zijn of geweest zijn.
-
2 Degene, die van zijn bevoegdheid bedoeld in het eerste lid gebruik maakt, wordt over
de tijd, waarover de premie is betaald, als verzekerde beschouwd.
Hoofdstuk VI. Bezwaar en beroep
-
2 Een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid vermeldt de dagtekening van de beslissing,
de gronden, waarop deze berust, alsmede bij wie beroep kan worden ingesteld.
Tegen een beschikking waarvan ingevolge artikel 37 schriftelijk kennis is gegeven staat, behoudens indien het betreft een beslissing
ingevolge artikel 19, derde lid, voorzover de daar bedoelde uitkering op billijkheidsgronden is toegekend of een
beslissing ingevolge artikel 20, derde lid, dan wel een beslissing ingevolge artikel 22c, eerste lid, juncto artikel 13, tweede lid, of artikel 19, derde lid, voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop
deze is gegeven, beroep open bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.
-
1 Voor zover bij of krachtens deze landsverordening niet anders is bepaald zijn, naar
gelang de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies en boeten bij wege
van aanslag, dan wel bij wijze van inhouding worden geheven, de voor de heffing van
de inkomstenbelasting geldende regelen inzake de rechtsmiddelen van overeenkomstige
toepassing.
-
2 De Inspecteur doet op een bezwaarschrift eerst uitspraak nadat is komen vast te staan,
dat geen feiten en omstandigheden in geding zijn, welke tevens van belang zijn voor
de heffing van inkomstenbelasting, dan wel voor zover zulks wel het geval is, de beslissing
daaromtrent voor de heffing van die belasting onherroepelijk is geworden.
-
3 Met betrekking tot een navorderingsaanslag, welke geheel of gedeeltelijk berust op
feiten, welke mede tot het opleggen van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting
ten laste van belanghebbende aanleiding hebben gegeven, neemt de termijn voor het
instellen van beroep eerst een aanvang op de datum, waarop laatstbedoelde navorderingsaanslag
onherroepelijk is komen vast te staan.
-
4 Tegen hetgeen omtrent de toepassing van artikel 2 dezer Landsverordening, alsmede omtrent het zuiver inkomen in de zin van de landsverordening
op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9) voor de heffing van die belasting
onherroepelijk is komen vast te staan, is beroep niet toegelaten.
Hoofdstuk VIII. Strafbepalingen
-
1 Hij, die niet voldoet aan de verplichting, opgelegd in de artikel 34, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste
zes honderd gulden.
-
2 De werkgever die niet voldoet aan de verplichting, opgelegd in artikel 58, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van
ten hoogste f 1.000. Deze straf kan worden opgelegd voor elk geval, waarin een werkgever
voor een zijner werknemers de in dit lid bedoelde verplichting niet nakomt.
Hij, die op grond van bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde bepalingen
gehouden inlichtingen of gegevens te verstrekken, een aangifte of mededeling te doen
of een verklaring af te leggen en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel
opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Hij, die op andere wijze dan door het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift,
dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk een opgave doet in
strijd met de waarheid, zulks met het oogmerk om aldus een uitkering of een hogere
uitkering ingevolge deze landsverordening te verkrijgen, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste twee jaren.
Overtredingen van bepalingen van een krachtens deze landsverordening vastgesteld landsbesluit,
houdende algemene maatregelen, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin
van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand
of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
-
1 Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn,
naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Een
zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in De Curacaosche Courant.
De in de artikelen 44, derde lid, 45, 46 en 51 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven, de in de artikelen 44, eerste en
tweede lid, en 47 bedoelde strafbare feiten als overtredingen beschouwd.
Hoofdstuk IX. Slotbepalingen
Hetgeen overigens nog ter uitvoering van deze landsverordening nodig is, wordt bij
landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld.
Indien in de pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever vóór het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel 55 bepalingen zijn opgenomen, krachtens welke op het uit te keren pensioen een wettelijk
ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht, dient bij de
toepassing van deze bepalingen in acht te worden genomen:
-
1. dat het uit te keren of reeds toegekende pensioen met niet meer wordt verminderd dan
met het deel van het Ouderdomspensioen, dat evenredig is aan het gedeelte van.de ingevolge
deze landsverordening verschuldigde premie, dat de werkgever of het pensioenfonds
voor zijn rekening neemt.
-
2. dat, behoudens in door de minister aan te wijzen gevallen, een verhoging van het ouderdomspensioen
ingevolge deze landsverordening, welke plaats vindt na de datum van beëindiging van
de actieve deelneming aan de pensioenregeling, niet op het pensioen in mindering wordt
gebracht.
-
3. dat niet in mindering mag worden gebracht 2% van het ouderdomspensioen voor elk jaar,
dat de pensioengerechtigde na zijn pensionering de volle premie voor eigen rekening
heeft betaald.
-
4. dat niet in mindering mag worden gebracht 2% van het ouderdomspensioen van de weduwe
van de pensioengerechtigde voor elk jaar, dat de pensioengerechtigde na zijn pensionering
de volle premie voor eigen rekening heeft betaald.
-
5. dat het uit te keren reeds toegekende pensioen, indien dat wegens het niet-bereiken
van het voor een volledig pensioen benodigde aantal dienst- of deelnemersjaren niet
volledig is, met niet meer wordt verminderd dan met het deel van het voor vermindering
in aanmerking komende gedeelte van het ouderdomspensioen ingevolge deze landsverordening,
dat evenredig is aan het deel, dat het door de werkgever of het pensioenfonds uit
te keren pensioen uitmaakt van het volledig pensioen.
-
6. dat indien een ouderdomspensioen uit meer dan één vervulde dienstbetrekking wordt
genoten en op grond van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel meerdere werkgevers
en (of) meerdere pensioenfondsen een korting op het door hen uit te keren ouderdomspensioen
kunnen toepassen, het totale voor vermindering in aanmerking komende gedeelte van
het ingevolge deze landsverordening toegekende ouderdomspensioen over deze werkgevers
en (of) pensioenfondsen dient te worden verdeeld in verhouding tot het aantal dienst
of deelnemersjaren van de pensioengerechtigde bij elk dezer werkgevers en (of) pensioenfondsen.
-
7. dat niet in mindering mogen worden gebracht aanpassingen van de pensioenbedragen ingevolge
het bepaalde in artikel 7, lid 6.
-
1 Wijzigingen in de pensioenregeling van een pensioenfonds of werkgever, waarbij:
-
a. bepalingen worden opgenomen krachtens welke het ouderdomspensioen ingevolge deze landsverordening
geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht op het door het fonds of de werkgever
in uitzicht gestelde of reeds toegekende pensioen dan wel
-
b. bepalingen, als bedoeld in artikel 54, worden herzien dan wel hieraan een nadere inhoud wordt gegeven;
-
c. de pensioenregeling, geldend voor de reeds in dienst zijnde werknemers, wordt aangepast
aan de voorzieningen ingevolge deze landsverordening,
behoeven de goedkeuring van de Minister.
-
2 Indien in een Pensioenregeling, bepalingen worden opgenomen als bedoeld in lid 1 onder
a, dient bij de toepassing van deze bepalingen in acht te worden genomen, dat, behoudens
in door de minister aan te wijzen gevallen, een verhoging van het ouderdomspensioen
ingevolge deze landsverordening, welke plaats vindt na beëindiging van de actieve
deelneming aan de Pensioenregeling niet op het pensioen in mindering wordt gebracht.
Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 54 en 55 kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regelen worden vastgesteld.
De wijzigingen, als bedoeld in artikel 55, waarvoor de goedkeuring van de Minister is verkregen, zijn bindend voor al degenen,
die onder de betreffende pensioenregeling zijn gepensioneerd, dan wel uitzicht hebben
op een pensioen.
Werkgevers, die personen in dienst hebben, die krachtens deze landsverordening verzekerd
zijn, betalen aan deze werknemers ter compensering van de door hem verschuldigde premie
een toeslag op het loon.
Deze toeslag bedraagt tenminste 7% van het loon waarover premie krachtens deze landsverordening
verschuldigd is
Wanneer het Ouderdomsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van
de uitkeringen en kosten, welke op grond van het tweede lid van artikel 24 ten laste van dit fonds komen, verstrekt het Land renteloze voorschotten aan het
fonds onder door de Minister en de Minister van Financiën te stellen voorwaarden.
Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte en overgelegde stukken, verzoekschriften
en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.
Deze landsverordening kan worden aangehaald als «Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering».
De artikelen van deze landsverordening treden in werking op een bij landsbesluit te
bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan
worden gesteld, met dien verstande, dat artikel 55 in werking treedt met ingang van de dag na die der afkondiging van deze landsverordening.