Mediawet BES

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 04-07-2013 t/m 31-12-2022

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    Commissariaat: Commissariaat voor de Media, genoemd in artikel 7.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;

    omroepdienst: dienst die betrekking heeft op het verzorgen van programma-aanbod dat op basis van een chronologisch schema dat is vastgesteld door de verzorger die redactioneel verantwoordelijk is voor het programma-aanbod door middel van uitzending langs radio-elektronische weg wordt verspreid voor gelijktijdige ontvangst door het algemene publiek of een deel daarvan;

    omroepinstelling: privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke persoon die een omroepdienst verzorgt;

    Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    politieke partij: vereniging waarvan de aanduiding op grond van artikel G 1, G 3, Q 6, Y 10 of Ya 48 van de Kieswet is geregistreerd in het register van aanduidingen voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer, het Europees Parlement of de eilandsraad;

    programma: elektronisch product met beeld- of geluidsinhoud dat duidelijk afgebakend is en als zodanig herkenbaar onder een afzonderlijke titel via een omroepdienst wordt verspreid;

    programma-aanbod: geheel van programma’s inclusief elektronische producten met beeld- of geluidsinhoud tussen de programma’s, dat wordt verspreid via een omroepdienst;

    radio-omroep: omroepdienst die betrekking heeft op radioprogramma-aanbod;

    radioprogramma: programma met uitsluitend geluidsinhoud;

    reclameboodschap: uiting in welke vorm dan ook waarmee onmiskenbaar wordt beoogd het publiek te bewegen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienst, dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten te bevorderen;

    sluikreclame: het anders dan op grond van deze wet als reclameboodschap vermelden of tonen van namen, (beeld)merken, producten, diensten of activiteiten van personen, bedrijven of instellingen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd of mede wordt beoogd reclame te maken, met dien verstande dat het oogmerk in elk geval aanwezig is als de vertoning of vermelding tegen betaling of soortgelijke vergoeding geschiedt;

    sponsoren: het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming of een natuurlijke persoon die zich gewoonlijk niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele producties, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van programma-aanbod, teneinde verspreiding daarvan te bevorderen of mogelijk te maken;

    teletekst: televisieprogramma dat uitsluitend bestaat uit stilstaande tekstbeelden die door de kijker in een door hem bepaalde volgorde en op een door hem bepaald tijdstip kunnen worden geraadpleegd;

    televisieomroep: omroepdienst die betrekking heeft op televisieprogramma-aanbod;

    televisieprogramma: programma met beeldinhoud, al dan niet mede met geluidsinhoud.

  • 2 Onder reclameboodschap als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstaan het oproepen tot steun aan of het gunstig stemmen ten aanzien van instellingen met een wetenschappelijk, cultureel, godsdienstig, levensbeschouwelijk, politiek of liefdadig karakter, voor zover dat geen betrekking heeft op het kopen van een bepaald product of het gebruiken van een bepaalde dienst die in de handel verkrijgbaar is.

§ 2. Toestemming

Artikel 2

Het verzorgen van een omroepdienst in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba is alleen toegestaan met toestemming van het Commissariaat.

Artikel 3

  • 1 Een toestemming als bedoeld in artikel 2 wordt op aanvraag verleend en geldt voor tien jaar.

  • 3 Een toestemming is niet overdraagbaar en vervalt van rechtswege na afloop van de toestemmingsperiode.

  • 4 In de toestemming wordt aangegeven op welk openbaar lichaam of openbare lichamen deze betrekking heeft en of deze betrekking heeft op radio-omroep of televisieomroep. Op grond van een toestemming voor televisie-omroep is het tevens toegestaan teletekst te verzorgen.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de indiening van en de besluitvorming op een aanvraag.

Artikel 4

  • 1 Het Commissariaat kan een aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, afwijzen indien:

    • a. de gegevens die door de aanvrager bij de aanvraag zijn ingediend onjuist of onvolledig zijn; of

    • b. redelijkerwijs te verwachten is dat de aanvrager zich niet zal houden aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2 Het Commissariaat kan een toestemming intrekken indien de omroepinstelling:

    • a. daarom verzoekt;

    • b. bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens blijkt te hebben verstrekt; of

    • c. overigens niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.

§ 3. Voorschriften voor verspreiden programma’s

Artikel 5

  • 1 Een omroepinstelling bepaalt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze wet, vorm en inhoud van het door haar verzorgde programma-aanbod en is daar verantwoordelijk voor.

  • 2 Een omroepinstelling brengt in overeenstemming met de werknemers die zijn belast met de verzorging en samenstelling van het programma-aanbod een redactiestatuut tot stand waarin de journalistieke rechten en plichten van deze werknemers zijn geregeld.

Artikel 6

Een omroepinstelling verspreidt geen programma-aanbod dat de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstige schade kan toebrengen.

Artikel 7

  • 1 De door een omroepinstelling verzorgde reclameboodschappen zijn als zodanig herkenbaar en door akoestische, visuele of ruimtelijke middelen duidelijk onderscheiden van de overige inhoud van het programma-aanbod.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 Het programma-aanbod bestaat voor ten hoogste twaalf minuten per uur uit reclameboodschappen.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot beperking van reclameboodschappen voor:

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het opnemen van reclameboodschappen in programma’s.

Artikel 8

  • 1 Programma-aanbod wordt alleen gesponsord als in het redactiestatuut, bedoeld in artikel 5, tweede lid, waarborgen zijn opgenomen voor de redactionele onafhankelijkheid van de werknemers die belast zijn met de verzorging en samenstelling van het programma-aanbod ten opzichte van de sponsors.

  • 2 Programma-aanbod bestaande uit nieuws, actualiteiten of politieke informatie wordt niet gesponsord.

  • 3 Bij gesponsord programma-aanbod wordt ter informatie van het publiek duidelijk vermeld dat en door wie het is gesponsord.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot sponsorvermelding bij gesponsord programma-aanbod.

§ 4. Ter beschikking stellen van zendtijd

Artikel 9

  • 1 Een omroepinstelling stelt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 13,zendtijd ter beschikking.

Artikel 10

  • 1 Het Commissariaat wijst jaarlijks op aanvraag van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, een aantal uren zendtijd op de omroepdiensten toe ten behoeve van overheidsvoorlichting. Het Commissariaat wijst de dagen en tijdstippen aan waarop de toegewezen uren beschikbaar worden gesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het totaal aan ter beschikking te stellen uren per omroepdienst en de indiening van en de besluitvorming op een aanvraag.

  • 3 De toegewezen uren zijn beschikbaar voor Onze Ministers voor gebruik door overheidsinstellingen of personen die door hen zijn aangewezen. De gebruiker van de toegewezen uren betaalt een bij ministeriële regeling te regelen redelijke vergoeding aan de omroepinstelling die de uren zendtijd ter beschikking stelt.

  • 4 De toegewezen uren worden geheel gebruikt en alleen voor overheidsvoorlichting.

Artikel 11

  • 1 Het Commissariaat wijst jaarlijks op aanvraag een aantal uren zendtijd op de omroepdiensten toe aan een politieke partij die bij de laatst gehouden verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer der Staten-Generaal of een eilandsraad één of meer zetels heeft verworven.

  • 2 Het Commissariaat wijst een aantal uren op de omroepdiensten toe aan:

    • a. politieke partijen die deelnemen aan de verkiezing van leden van de eilandsraad van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • b. politieke partijen die in alle kieskringen aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal deelnemen; en

    • c. politieke partijen die in Nederland aan de verkiezing van de leden van het Europese Parlement deelnemen.

  • 3 Het Commissariaat wijst de dagen en tijdstippen aan waarop de toegewezen uren, bedoeld in het eerste en tweede lid, beschikbaar worden gesteld. De uren, bedoeld in het tweede lid, zijn beschikbaar in een door het Commissariaat te bepalen periode die onmiddellijk voorafgaat aan de dag die in Nederland respectievelijk het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba voor de desbetreffende verkiezing is vastgesteld.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het totaal aan ter beschikking te stellen uren per omroepdienst en de indiening van en de besluitvorming op een aanvraag.

  • 5 Een politieke partij gebruikt haar zendtijd geheel en alleen voor programma-aanbod op politiek terrein.

Artikel 12

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het Commissariaat op aanvraag zendtijd op de omroepdiensten kan toewijzen aan ideële maatschappelijke organisaties, waaronder kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag.

Artikel 13

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden, op voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, na overleg met Onze Minister, regels gesteld op grond waarvan in geval van buitengewone omstandigheden zendtijd en de daarbij behorende faciliteiten zoals studio’s ter beschikking worden gesteld aan de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen autoriteiten of personen.

  • 2 Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is bevoegd in de algemene noodtoestand, na overleg met Onze Minister, regels te stellen over de inhoud van radio- en televisieprogramma’s en het toezicht daarop, waarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 14 en 15.

§ 5. Toezicht en handhaving

Artikel 14

Een omroepinstelling, een politieke partij en de overheid bewaren opnamen van het door hen verzorgde programma-aanbod gedurende een maand na de uitzending en stellen deze desgevraagd al dan niet in kopie binnen 24 uur ter beschikking aan het Commissariaat.

Artikel 15

  • 1 Het Commissariaat is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2 Bij overtreding van artikel 2 en de artikelen 5 tot en met 14 kan het Commissariaat aan de overtreder per overtreding een bestuurlijke geldboete opleggen van de vierde categorie.

Artikel 16

  • 1 Met het toezicht op de naleving zijn belast de leden van het Commissariaat en de bij besluit van het Commissariaat aangewezen medewerkers van het Commissariaat. Onze Minister kan daarnaast bij besluit andere personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht ten behoeve van de bestuursrechtelijke handhaving door het Commissariaat. Van een besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 2 De leden van het Commissariaat en de krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van hun taak, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vorderen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan kopieën te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; en

    • d. alle plaatsen te betreden, met uitzondering van woningen, tenzij de bewoner hiertoe uitdrukkelijk toestemming heeft verleend, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3 Zo nodig wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onder d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4 Een ieder is verplicht aan de leden van het Commissariaat en de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18

  • 1 Een vergunning die is verleend op grond van artikel 2 van de Televisie-landsverordening of op grond van de Mediawet BES zoals die wet op 10 oktober 2010 is komen te luiden, wordt met ingang van dat tijdstip aangemerkt als een toestemming op grond van deze wet en geldt tot het einde van de periode die bij de vergunningverlening is bepaald.

  • 2 Een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie machtiging is verleend als bedoeld in artikel 15 van de Landsverordening op de telecommunicatie-voorzieningen, op grond van welke machtiging deze radioprogramma’s verspreidt, wordt met ingang van 10 oktober 2010 geacht toestemming verleend te zijn op grond van deze wet tot het einde van de periode die bij verlening van de machtiging is bepaald met een maximum van tien jaar vanaf 10 oktober 2010.

  • 3 Op lopende bezwaar- en beroepsprocedures die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel zijn ingesteld en gericht zijn tegen besluiten die zijn genomen op grond van de Televisie-landsverordening of op grond van de Mediawet BES zoals die wet op 10 oktober 2010 luidde, blijven de bepalingen van de Televisie-landsverordening van toepassing.

Artikel 18a

Artikel 7, tweede lid, dat niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking is getreden, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Naar boven