-
a. bij het laden of lossen moet aan de luikopeningen toezicht worden gehouden door personen,
die met het verrichten van zulk werk vertrouwd zijn, tenzij de kranen zoodanig zijn
ingericht en behandeld worden, dat de kraandrijver een voldoend vrij gezicht op den
last en het ruim heeft;
-
b. de bediening der hijschwerktuigen moeten geschieden door werklieden die daarmee uitsluitend
zijn belast; deze moeten geoefend en bekwaam zijn en de landstaal voldoende machtig
zijn;
-
c. één persoon mag niet meer dan één hijschwerktuig tegelijk bedienen;
-
d. het stuwen of verwerken van goederen moet onder deskundig toezicht geschieden en maatregelen
moeten genomen worden, dat de opgestapelde goederen niet kunnen omvallen;
-
e. op één ruim mogen niet meer ploegen zijn gesteld dan, in verband met veilig werken,
toelaatbaar is.
-
f. de opstelling der ploegen en hijschwerktuigen moet zoodanig zijn, dat zooveel mogelijk
voorkomen wordt, dat de opgeheschen lasten boven de werklieden blijven hangen of moeten
passeeren;
-
g. er mogen geen werkwijzen worden gevolgd of gereedschappen worden gebezigd, die uiteraard
voor de te verwerken voorwerpen niet geschikt zijn en daardoor voor de werklieden
gevaar kunnen doen ontstaan;
-
h. de lasten moeten goed zijn samengesteld en aangeslagen;
-
i. manden of bakken mogen niet tot boven den rand worden volgeschept, zoodat bij het
ophijschen of neerlaten gevaar ontstaat, dat deelen der ingeschepte goederen er uit
vallen;
-
k. indien schilden en merkels bij het laden en lossen niet volledig uit de luikopeningen
worden verwijderd, moeten zij zoodanig worden vastgezet, dat geen gevaar voor uitlichten
kan ontstaan;
-
l. de stroppen of lengen, waarmede een last wordt opgeheschen moeten voldoende zijn dichtgeslagen;
-
m. bij het ophijschen van verschillende lange ijzeren voorwerpen in één hijsch, moeten
deze tegen uitschieten uit den hijsch worden geborgd;
-
n. in de ruimen of uit hijschluiken mogen geen voorwerpen worden uitgeworpen;
-
o. dekken, vloeren, bordessen, trappen en loopplanken mogen door regen of andere oorzaken
geen gevaar voor uitglijden opleveren;
-
p. goederen moeten op doelmatige wijze zijn of worden opgestapeld;
-
q. de verlichting moet in verband met den arbeid, die plaats heeft, voldoende zijn en
zij mag niet door de voortdurende afscheiding van roet of walm hinderlijk op de ademhalingsorganen
werken;
-
r. er mag gedurende het laden en lossen geen herstellingsarbeid aan het schip verricht
worden, die zooveel geraas maakt, dat daardoor het mondeling verkeer tusschen de personen,
die stuwadoorsarbeid verrichten, belemmerd wordt.