Besluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen BES

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen BES

§ 2. De bewaarder

Artikel 2

  • 2 De bewaring van een inbeslaggenomen voorwerp door de bewaarder vindt plaats bij de griffie van het gerecht, bedoeld in het eerste lid.

§ 3. Inbewaringneming

Artikel 3

  • 1 Een inbeslaggenomen voorwerp wordt zoveel mogelijk gesloten en verzegeld in een omslag waarop een mededeling van de dag van inbeslagneming en een vermelding van degene bij wie het is inbeslaggenomen, met een korte opgave van de inhoud, wordt gesteld en ondertekend. Indien het voorwerp niet geschikt is om in een omslag te worden gesloten, wordt daaraan een strook gehecht, waarop gelijke mededeling en vermelding met een korte aanduiding van het voorwerp wordt gesteld en ondertekend. Kan aan een of ander niet worden voldaan, dan wordt het voorwerp zoveel mogelijk gewaarmerkt.

  • 2 Aan degene bij wie het voorwerp is inbeslaggenomen, wordt zoveel mogelijk een bewijs van inbeslagneming verstrekt.

  • 3 Aan degene bij wie het voorwerp is inbeslaggenomen, wordt ten overstaan van een officier of hulpofficier van justitie gevraagd of hij met betrekking tot het voorwerp een verklaring van afstand wil doen.

Artikel 4

Een lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen wordt toegevoegd aan het strafdossier.

Artikel 5

De bewaarder houdt een register bij, waarin hij aantekening houdt van:

  • a. de naam en hoedanigheid van degene die het inbeslaggenomen voorwerp heeft afgegeven;

  • b. de datum van ontvangst van het voorwerp, de aard en herkomst van het voorwerp, alsmede de reden van inbeslagneming;

  • c. de plaats waar het voorwerp is opgeslagen;

  • d. de datum van afgifte van het voorwerp;

  • e. de naam en hoedanigheid van degene, aan wie de bewaarder het voorwerp afgeeft.

Artikel 6

De bewaarder geeft een voorwerp niet af dan tegen een door de ontvanger ondertekend bewijs waarin de datum van afgifte, de aard van het voorwerp en de naam en de hoedanigheid van de ontvanger zijn vermeld.

§ 4. Opslag

Artikel 7

De officier van justitie neemt zo spoedig mogelijk een beslissing inzake de teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp, op grond van artikel 144, de machtiging, bedoeld in artikel 142, tweede lid, en de vordering, bedoeld in artikel 142, derde lid, van het wetboek.

Artikel 8

  • 1 De bewaarder draagt er zorg voor dat een inbeslaggenomen voorwerp zodanig wordt opgeslagen, dat het steeds met het minst mogelijke oponthoud voor het onderzoek ter beschikking kan worden gesteld.

  • 2 De bewaarder of de ambtenaar die het voorwerp onder zich heeft, neemt de nodige maatregelen tegen beschadiging, waardevermindering en ontvreemding van het voorwerp en het ontstaan van gevaar voor personen en goederen door dit voorwerp.

  • 3 Bij gevaar van besmetting door een voorwerp worden, in opdracht van de gezaghebber, zo spoedig mogelijk maatregelen genomen.

Artikel 9

  • 1 Indien een inbeslaggenomen voorwerp om bijzondere redenen niet kan worden opgeslagen bij de bewaarder is deze bevoegd, na overleg met het openbaar ministerie, het voorwerp op een andere geschikte plaats in bewaring te geven. De bewaarder kan aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het voorwerp wordt bewaard.

  • 2 Gelden en geldswaarden worden zo spoedig mogelijk gestort in de consignatiekas dan wel op een daartoe bestemde rekening van de Staat.

  • 3 In geval van opslag van voorwerpen in een ruimte in beheer bij een ander dan de bewaarder, doch niet zijnde een overheidsinstelling, kan de officier van justitie voor de bewaring een vergoeding toekennen.

Artikel 10

  • 1 Onder de voorwerpen bedoeld in artikel 142, tweede lid van het wetboek, die niet geschikt zijn voor opslag of waarvan opslag hoogst ongewenst wordt geacht, zijn in ieder geval begrepen:

    • a. middelen als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Opiumwet 1960 BES;

    • b. autowrakken;

    • c. gevaarlijke stoffen, preparaten en afvalstoffen;

    • d. voor bederf vatbare dode dieren en gedeelten van dode dieren;

    • e. aan bederf onderhevige voedingsmiddelen en dranken;

    • f. geneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen;

    • g. vuurwerk en andere snel ontvlambare stoffen;

  • 2 Onder de voorwerpen, bedoeld in artikel 142, derde lid, van het wetboek, die niet geschikt zijn voor opslag gedurende langere tijd, of wanneer dit hoogst ongewenst wordt geacht, zijn in ieder geval begrepen:

    • a. voorwerpen waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde;

    • b. voorwerpen die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald.

Artikel 11

Ten aanzien van inbeslaggenomen levende dieren overlegt de bewaarder zo spoedig mogelijk met het openbaar ministerie over hetzij een passende wijze van bewaring, hetzij een machtiging tot prijsgave of vervreemding om niet of om baat.

Artikel 12

  • 1 De bewaring, het onderhoud en de teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp of de opbrengst daarvan geschiedt zonder kosten voor degene bij wie het voorwerp werd inbeslaggenomen en voor degene aan wie het moet worden teruggegeven.

  • 2 Niettemin mogen de werkelijke kosten van opslag en onderhoud aan de rechthebbende in rekening worden gebracht vanaf de tiende dag na die, waarop de last tot teruggave werd gegeven, doch alleen voor de periode waarin buiten de schuld van de bewaarder niet aan die last kon worden voldaan.

  • 3 In het geval van artikel 145, derde lid van het wetboek houdt de bewaarder het voorwerp ter beschikking van de rechthebbende, totdat deze daarop aanspraak maakt, doch niet langer dan zes maanden nadat de last tot teruggave is gegeven dan wel het geven van zodanige last niet mogelijk bleek, onderscheidenlijk sedert de inbeslagneming drie jaren zijn verstreken.

  • 4 Tijdens het beslag afgescheiden natuurlijke vruchten van het inbeslaggenomen voorwerp, alsmede tijdens het beslag opeisbaar geworden burgerlijke vruchten, worden aan de rechthebbende afgegeven tegen betaling van de noodzakelijke kosten gemaakt voor het ontstaan en behoud van die vruchten.

§ 5. Vervreemding, vernietiging, prijsgave en bestemming tot een ander doel dan het onderzoek

Artikel 13

  • 1 De opsporingsambtenaar die een inbeslaggenomen voorwerp als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder zich heeft, stelt zich onverwijld in verbinding met het openbaar ministerie, met het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot vernietiging, vervreemding, prijsgave of bestemming tot een ander doel dan het onderzoek.

  • 2 Indien het betreft een voorwerp dat mogelijk besmettingsgevaar oplevert verzoekt de bewaarder of de opsporingsambtenaar die het voorwerp onder zich heeft, terstond machtiging tot onverwijlde vernietiging, indien de gezaghebber van mening is, dat zulks ter wering van het gevaar van besmetting is vereist.

  • 3 Indien machtiging tot vernietiging of vervreemding is verleend aan de opsporingsambtenaar die het voorwerp onder zich heeft, stelt deze het voorwerp onverwijld ter beschikking van de bewaarder.

Artikel 14

  • 1 Alvorens aan een verkregen machtiging tot het vervreemden, vernietigen, prijsgeven of bestemmen tot een ander doel dan het onderzoek uitvoering wordt gegeven, wordt de prijs geschat, die het betrokken voorwerp bij verkoop redelijkerwijs zou moeten opbrengen.

  • 2 De schatting geschiedt door of namens de bewaarder of, na overleg met de bewaarder, door de opsporingsambtenaar, aan wie de machtiging is verleend en die de voorwerpen in afwachting van hun vervoer naar de bewaarder onder zich heeft.

  • 3 Indien aannemelijk is dat de waarde van het voorwerp meer bedraagt dan USD 1.117 of indien de specifieke aard van het voorwerp daartoe aanleiding geeft, vraagt de in het tweede lid bedoelde persoon daartoe het oordeel van ten minste een persoon die geacht kan worden goed op de hoogte te zijn van de marktprijzen van dergelijke voorwerpen.

  • 4 De geschatte prijs en het oordeel van de in het derde lid bedoelde deskundige worden in een rapport aan de officier van justitie vermeld.

Artikel 15

  • 1 Aan een machtiging tot het vernietigen of prijsgeven van een voorwerp wordt zo spoedig mogelijk gevolg gegeven op de voor het betrokken voorwerp geschikte wijze, met dien verstande dat de vernietiging van een voorwerp dat mogelijk besmettingsgevaar oplevert geschiedt met inachtneming van de aanwijzingen van de gezaghebber.

  • 2 Middelen als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Opiumwet 1960 BES worden pas vernietigd nadat daarvan monster is genomen. De vernietiging van deze middelen geschiedt onder toezicht van een officier of hulpofficier van justitie.

  • 3 De vernietiging is voltooid wanneer aan het voorwerp voorgoed zijn kenmerkende eigenschappen zijn ontnomen.

  • 4 Met hetgeen na de vernietiging verkoopwaarde heeft, wordt gehandeld als met voorwerpen waarvoor machtiging tot vervreemding is verleend.

  • 5 De datum en de wijze van uitvoering van de in dit artikel genoemde maatregelen, worden vermeld in een rapport aan de officier van justitie.

Artikel 16

  • 1 Een voorwerp ten aanzien waarvan een beslissing tot onttrekking aan het verkeer of een beslissing tot verbeurdverklaring is genomen, wordt, nadat de termijn voor beklag, bedoeld in artikel 151 van het wetboek, is verstreken zonder dat beklag is gedaan, dan wel op zodanig beklag onherroepelijk afwijzend is beslist, door de bewaarder overgedragen aan het openbaar ministerie of een daardoor aangewezen instelling.

  • 2 Ten aanzien van een voorwerp waarmee krachtens het wetboek mag worden gehandeld als met een verbeurdverklaard voorwerp, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

  • 1 Een voorwerp ten aanzien waarvan een machtiging tot vervreemding is verleend, wordt door de bewaarder overgedragen aan een door hem met de veiling te belasten deurwaarder, tenzij de vervreemding om niet geschiedt.

  • 2 De opbrengst van het voorwerp wordt gestort op een daartoe bestemde rekening van de Staat.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 18

De voorwerpen die voor het tijdstip van transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in bewaring zijn gegeven bij de vervanger van de bewaarder op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, worden op het moment van transitie geacht in bewaring te zijn gegeven bij de griffier van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Naar boven