Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Voor subsidieverlening op grond van artikel 4.9 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van internationale maatschappelijke organisaties op
het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV/aids
in het kader van het Fonds Keuzes en Kansen gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Voor subsidieverlening in het kader van het Fonds Keuzes en Kansen geldt voor de periode
1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 een subsidieplafond van € 40 miljoen.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Fonds Keuzes en Kansen voor activiteiten
in het tijdvak vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 kunnen worden ingediend
vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 2 augustus 2010.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig
de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen
aan de maatstaven, de aanvragen die het beste voldoen aan die maatstaven het eerst
voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding
als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin het geplaatst wordt en vervalt met ingang van 1 januari 2015.
Bijlage
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
I. Achtergrond
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Ter uitvoering van de beleidsnotitie ‘HIV/aids en seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten in het buitenlands beleid, Keuzes en Kansen’wil de minister van Buitenlandse Zaken subsidies verstrekken aan internationale maatschappelijke
organisaties die met betrekking tot een aantal Nederlandse prioritaire thema’s op
het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV/aids
een strategische meerwaarde hebben. Dit betreft vooral het behalen van de doelstellingen
van het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling
(1994), de zogeheten Cairo agendaen doelen voor universele toegang tot HIV/aids preventie, behandeling, zorg en ondersteuning.
Het Nederlandse beleid op het gebied van SRGR en HIV/aids is onlosmakelijk verbonden
met twee te onderscheiden perspectieven: mensenrechten en preventie. Met de rechtenbenadering
wordt aandacht gevraagd voor gender, discriminatie en ongelijke toegang tot preventie,
behandeling en zorg, waardoor mensen de mogelijkheid wordt ontnomen op te komen voor
hun recht op gezondheid. Nederland richt zich op die onderwerpen en die groepen die
in veel landen nog steeds verwaarloosd worden als gevolg van genderongelijkheid, stigma
en discriminatie. Het gaat om onderdelen van de Cairo agenda die onder vuur liggen,
zoals het recht van jongeren op volledige informatie over seksualiteit en toegang
tot voorbehoedsmiddelen en het recht van vrouwen en meisjes om gevrijwaard te zijn
van seksueel geweld en ongewenste zwangerschap. Naast aandacht voor jongeren en vrouwen,
is het Nederlandse beleid in het bijzonder gericht op gemarginaliseerde groepen die
in grotere mate worden geconfronteerd met seksuele en reproductieve gezondheidsrisico’s,
waaronder HIV en andere seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Het gaat om drugsgebruikers,
sekswerkers, gevangenen, vluchtelingen, mannen die seks hebben met mannen en andere
seksuele minderheden. Ook in fragiele staten is de problematiek ten aanzien van SRGR
en HIV/aids vaak nijpend en de aanpak moeizaam.
Om de doelen van het Nederlandse buitenlandbeleid uit te voeren wordt geïnvesteerd
in beleidsvorming, versterking van het maatschappelijk middenveld en capaciteitsopbouw
en wordt ingezet op dienstverlening, lobby en pleitbezorging, zowel op nationaal als
op internationaal niveau. De Nederlandse inzet bestaat voornamelijk uit:
-
– Leveren van een bijdrage aan internationale pleitbezorging en beleidsvorming door
deelname aan besturen van internationale organisaties, werkgroepen, internationale
beleidsdialoog, politieke dialoog;
-
– Inzetten van Aidsambassadeur en Mensenrechtenambassadeur;
-
– Samenwerking met multilaterale organisaties zoals: UNFPA, UNAIDS, UNICEF, UNDP, UNODC,
UNIFEM, WHO en Wereldbank;
-
– Bilaterale samenwerking op de terreinen gezondheid, onderwijs, gender en mensenrechten;
-
– Samenwerking op het gebied van SRGR en HIV/aids met Nederlandse en internationale
maatschappelijke organisaties, onderzoeksinstellingen en private ondernemingen;
-
– Verstrekken van financiële bijdragen aan gouvernementele en maatschappelijke organisaties
op het gebied van SRGR en HIV/aids.
II. Fonds Keuzes en Kansen
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Voor de periode 2011–2014 bestaat de mogelijkheid om een financiële bijdrage te verstrekken
aan een beperkt aantal internationale maatschappelijke organisaties wier activiteiten
een aantoonbare toegevoegde waarde hebben met betrekking tot Nederlandse prioritaire
thema’s. In totaal is hiervoor voor de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december
2014 € 40 miljoen beschikbaar. Een subsidie uit het Fonds Keuzes en Kansen (hierna
aan te duiden als ‘Fonds’) zal niet meer bedragen dan 25% van de jaarlijkse totale
inkomsten van de aanvragende organisatie.
III. Doelstellingen Fonds
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Met het verstrekken van subsidie aan internationale maatschappelijke organisaties
worden de volgende doelstellingen nagestreefd:
-
A. Internationaal draagvlak vergroten voor en uitvoering geven aan voor Nederland prioritaire
thema’s op het gebied van SRGR en HIV/aids.
-
B. Bevorderen van integrale benadering van SRGR en HIV/aids in beleid, programmering
en uitvoering.
-
C. Vergroten van toegang tot preventie en gezondheidsfaciliteiten voor vrouwen, jongeren
en gemarginaliseerde groepen.
-
D. Empowerment van vrouwen, jongeren en gemarginaliseerde groepen.
In aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 geldt gelet op het voorgaande daarom voor subsidieverstrekking in het kader van het
Fonds het volgende.
IV. Subsidieverlening in het kader van het Fonds
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
A. Internationale maatschappelijke organisaties:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Onder internationale maatschappelijke organisaties wordt in het kader van deze beleidsregels
verstaan: niet-Nederlandse maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk die werkzaam
zijn in en/of voor ontwikkelingslanden. De organisatie bezit rechtspersoonlijkheid, is niet in Nederland, noch naar Nederlands
recht opgericht en niet statutair in Nederland gevestigd (het hoofdkantoor dient dus
elders dan in Nederland te zijn gevestigd).
B. Organisaties die niet voor subsidieverlening in aanmerking komen:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. Volkenrechtelijke organisaties;
-
2. (Lokale) overheidsorganisaties;
-
3. Lokale maatschappelijke organisaties;
-
4. Organisaties die op het moment van de aanvraag rechtstreeks een subsidie ten laste
van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, ten behoeve
van activiteiten die zullen plaatsvinden in de periode tussen 1 januari 2011 en 31 december
2014.
C. Prioritaire thema’s:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Om voor subsidieverlening in het kader van het Fonds in aanmerking te komen dienen
activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoofdzaak betrekking te hebben op
één van de volgende prioritaire thema’s:
-
1. Adolescenten, jongeren en seksualiteit:
-
a. Bieden van een breed pakket van informatie en educatie op het gebied van seksualiteit,
relaties en vaardigheden voor adolescenten en jongeren, waaronder bescherming en bevordering
van hun rechten en van gendergelijkheid.
-
b. Inzetten op toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsfaciliteiten, waaronder
condoomverstrekking en preventie van HIV en andere soa’s.
-
c. Verlenen van een breed pakket van seksuele en reproductieve gezondheidszorg.
-
2. Alle facetten van geboorteregeling in de context van SRGR:
-
a. Inzetten op lobby, pleitbezorging en/of dienstverlening voor seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten, waaronder geboorteregeling en seksuele oriëntatie.
-
b. Inzetten op soa en HIV preventie en toegang tot behandeling als geïntegreerd onderdeel
van programma’s voor seksuele en reproductieve gezondheid en geboorteregeling.
-
c. Leveren van diensten op het gebied van informatievoorziening, voorzieningen voor de
gezondheid van vrouwen en moeders en het verstrekken van producten ten behoeve van
seksuele en reproductieve gezondheid.
-
3. Veilige abortus:
-
a. Bieden van informatie en voorzieningen voor veilige abortus, inclusief nazorg.
-
b. Inzetten op preventie van ongewenste zwangerschappen, met name geboorteregeling en
counseling.
-
c. Inzetten op decriminaliseren en legaliseren van abortus.
-
4. Harm reduction:
-
a. Bieden van een breed pakket van maatregelen voor harm reduction ten behoeve van mensen
die drugs gebruiken en hun intieme partners en kinderen.
-
b. Ontwikkelen van harm reduction strategieën en programma’s in samenwerking met vertegenwoordigers
van de doelgroepen (drugsgebruikers, hun partners, sekswerkers, gevangenen, kinderen
die op straat leven en werken).
-
c. Inzetten op capaciteitsopbouw, lobby en pleitbezorging ter bescherming en bevordering
van de rechten van gemarginaliseerde groepen.
V. Verdeling middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Om voor subsidie in het kader van het Fonds in aanmerking te komen zal allereerst
aan een aantal drempelcriteria moeten worden voldaan (zie hierna de paragrafen VI
en VII) en zal in voldoende mate moeten worden voldaan aan de beoordelingscriteria
(opgenomen in de paragrafen VIII en IX).
Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende
zijn beoordeeld volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze
aanvragen plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen volgens
de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd.
Daarbij wordt ernaar gestreefd de subsidiegelden zodanig te verdelen over de aanvragen,
dat in elk van de bij paragraaf IV.C genoemde thema’s wordt voorzien. Het streven
is ook om per thema één organisatie te financieren.
Indien de kwaliteit van alle aanvragen die betrekking hebben op een zelfde thema als
onvoldoende wordt beoordeeld volgens de in deze beleidsregel neergelegde maatstaven,
vindt verdeling van de subsidiegelden plaats over de aanvragen die betrekking hebben
op de overige thema’s, voor zover zij wel in voldoende mate aan de criteria voldoen.
In dat geval is het mogelijk dat op één of meerdere thema’s meerdere organisaties
in aanmerking komen voor een subsidie uit het Fonds.
De kwaliteit van de aanvragen tezamen in relatie tot de met de subsidieverlening te
behalen doelen kan er in het licht van artikel 8 Subsidiebesluit BZ toe leiden dat de beschikbare financiële middelen niet evenredig worden verdeeld
over de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie in het kader van het Fonds.
In aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden gelet op het voorgaande de volgende criteria.
VI. Drempelcriteria ten aanzien van de aanvragende organisaties:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. De organisatie bezit rechtspersoonlijkheid, is niet in Nederland noch naar Nederlands
recht opgericht, is niet statutair in Nederland gevestigd en is een maatschappelijke
organisatie zonder winstoogmerk werkzaam in of voor ontwikkelingslanden.
-
2. De organisatie opereert op ten minste twee van de hierna genoemde terreinen: beleidsontwikkeling,
lobby, pleitbezorging, technische assistentie, dienstverlening en onderzoek.
-
3. De organisatie ondersteunt maatschappelijke organisaties en/of overheidsinstanties
in ontwikkelingslanden en heeft tot doel lokale capaciteit te bevorderen.
-
4. De organisatie heeft een gezond financieel beleid en beheer en doelmatige inzet van
middelen, conform internationale standaarden.
Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meer van deze criteria, wordt deze aanvraag
afgewezen.
VII. Drempelcriteria ten aanzien van de aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben betrekking op één van de in
paragraaf IV. C genoemde thema’s: (1) adolescenten, jongeren en seksualiteit, (2)
alle facetten van geboorteregeling in de context van SRGR, (3) veilige abortus of
(4) harm reduction.
-
2. Het voorstel heeft betrekking op meer dan één land.
-
3. De subsidieaanvraag betreft geen activiteiten die proselitisme (mede) beogen.
-
4. Een aanvraag voor een subsidie in het kader van het Fonds heeft betrekking op activiteiten
die zullen plaatsvinden in het tijdvak vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december
2014.
-
5. Een subsidieaanvraag bedraagt ten minste € 1 miljoen per jaar en ten hoogste € 3 miljoen
per jaar.
-
6. Een subsidieaanvraag uit het Fonds bedraagt niet meer dan 25% van de jaarlijkse inkomsten
van de aanvragende organisatie. Indien een subsidieaanvraag wordt ingediend door de
penvoerder van een samenwerkingsverband en de activiteiten van de aanvraag in hoofdzaak
betrekking hebben op het thema harm reduction, bedraagt de subsidieaanvraag niet meer
dan 25% van de jaarlijkse inkomsten van de penvoerder en de in het samenwerkingsverband
deelnemende organisaties tezamen.
Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meer van deze criteria, wordt deze aanvraag
afgewezen.
VIII. Beoordelingscriteria voor de aanvragende organisatie:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. De organisatie onderschrijft de Nederlandse beleidsprioriteiten en heeft qua visie,
doelen en programmering een strategische meerwaarde voor het bereiken van vooruitgang
ten aanzien van de in de in paragraaf IV.C genoemde prioritaire thema’s.
-
2. De organisatie is een toonaangevende internationale speler met betrekking tot één
van de in paragraaf IV.C van deze beleidsregels genoemde thema’s, bijvoorbeeld aantoonbare
inbreng in internationale beleidsdiscussies.
-
3. De organisatie biedt een internationaal platform om mensenrechten en specifieke heikele
onderwerpen op het gebied van SRGR, incl. HIV/aids, ter discussie te stellen. Voorbeelden
van dergelijke onderwerpen zijn het recht op veilige abortus, geboorteregeling, toegang
tot volledige informatie over seksualiteit voor jongeren, toegang tot informatie over
HIV/aids, behandeling en zorg voor sekswerkers, mannen die seks hebben met mannen
en injecterende drugsgebruikers.
-
4. De organisatie heeft in relatie tot de thema’s genoemd in paragraaf IV.C relevante
samenwerkingsrelaties, zowel in de landen waarin de organisatie actief is als regionaal
en internationaal, zo mogelijk ook met overheidsinstanties, bedrijven en/of kennisinstellingen.
-
5. De organisatie is actief op plaatsen en op terreinen waarop Nederlandse NGO’s niet
of niet voldoende actief (kunnen) zijn dan wel levert een uniek ‘product’ of hanteert
een unieke werkwijze.
-
6. De organisatie werkt actief aan capaciteitsontwikkeling van maatschappelijke organisaties
in de landen waarin de organisatie actief is en beoogt hun verzelfstandiging.
-
7. De organisatie draagt aantoonbaar bij aan vernieuwing op het betreffende thema.
-
8. De wijze waarop de organisatie gestalte geeft aan de bewaking van voortgang en kwaliteit
van beleid en programma’s: lerende organisatie.
Betrokken wordt het track record van de organisatie inzake de hierboven genoemde punten.
IX. Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van de aanvraag:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. De mate waarin het hoofdaccent van de voorgenomen activiteiten bijdraagt aan één van
de in paragraaf IV.C van deze beleidsregels genoemde prioritaire thema’s.
-
2. De mate waarin de beoogde resultaten specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch
en tijdgebonden (SMART) zijn omschreven en aantoonbaar effectief zijn.
-
3. De kwaliteit van de strategische analyse; deze bevat een probleemanalyse en dient
aandacht te besteden aan de internationale context (bijvoorbeeld de landenkeuze),
de betrokken actoren, de uitvoeringscapaciteit en de operationele doelstellingen.
-
4. De doelgerichtheid en doelmatigheid van de inzet van de middelen voor de activiteiten
waarvoor subsidie wordt gevraagd.
-
5. De wijze waarop resultaten worden gedocumenteerd en beschikbaar worden gesteld.
-
6. De mate waarin en de wijze waarop de voorgenomen werkzaamheden innovatief zijn.
-
7. De wijze waarop en de mate waarin de activiteiten duurzaamheid bevorderen.
X. Procedure en informatie
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Fonds dienen uiterlijk op 2 augustus
2010 schriftelijk te zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling/Afdeling
Gezondheid en Aids, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag, Nederland. Bij voorkeur wordt
de aanvraag ook op Cd-rom ingediend. De minister zal besluiten over de ingediende
aanvragen uiterlijk op 1 november 2010. Het subsidieverleningtijdvak van verleende
subsidies gaat in met ingang van 1 januari 2011.
Voor informatie over dit subsidiekader kan contact worden opgenomen met de Directie
Sociale Ontwikkeling, Afdeling Gezondheid en Aids, dso-ga@minbuza.nl, telefoon +31(0)70 348 4665.
XI. Bij de aanvraag te voegen stukken:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. Oprichtingsakte en statuten;
-
2. Jaarverslagen en jaarrekeningen over de jaren 2007 tot en met 2009;
-
3. Laatste accountantsverklaring en management letter
-
4. Organisatiebegroting 2007 tot en met 2010;
-
5. Organisatieschema;
-
6. Activiteitenplan met daarin een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering
en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten
en verwachte effecten voor de eerstvolgende 12 maanden van de periode waarin de activiteiten
worden uitgevoerd;
-
7. Een gedetailleerde en sluitende begroting behorend bij het activiteitenplan genoemd
onder punt 6;
-
8. Liquiditeitsprognose per jaar voor de gehele activiteitenperiode en een overzicht
van financiële bijdragen van andere donoren;
-
9. Meerjarenplan (overzicht van werkzaamheden, doelstellingen, resultaten en verwachte
effecten), voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft uitgezonderd de periode
waarop het activiteitenplan reeds ziet;
-
10. Financiële raming, voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft uitgezonderd
de periode waarop de begroting behorend bij het activiteitenplan reeds betrekking
heeft;
-
11. Indien beschikbaar de certificering van het kwaliteitsmanagementsysteem, bijvoorbeeld
ISO.
Voor de voorwaarden waaraan een activiteitenplan, de begroting en een liquiditeitsprognose
moeten voldoen, wordt verwezen naar de artikelen 25 tot en met 27 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.